aS3aES33E33
BETER ZOO
75ïte Jaargang
Vrijdag 5 October 1934
No. 40
RAADSELS.
Wat '11 regen! Met stralen valt het water
uit de lucht en de goten kunnen het water
niet verzwelgen.
,,'t Begint nog harder!" juicht Bob, die
voor de ramen naar het neerplassende
water zit te kijken. „Kijk eens, er stroomt
een beek langs de stoep."
„Ik laat er straks mijn bootje in varen"
beweert Jaap en gaat vast naar de speel
goedkast om het oranje vaartuigje op te
zoeken, dat hij den vorigen zomer uit
Scheveningen heeft meegebracht.
„Als 't ophoudt, ga ik meteen naar bui
ten, hoor", zegt hij beslist.
't Lijkt, of de regen minder wordt, maar
op eens begint 't met vernieuwde kracht.
Niemand waagt zich op straat. Wie er in
was, schuilt in een portiek of onder een
zonnescherm.
,,'t Was noodig voor de tuinen en het
land, hé", zegt Bob wijs.
„Ja, hard noodig. Maar 't gaat nu wel
een beetje te forsch. De bloesems en het
jonge blad slaan door die slagregens van
de boomen af", beweert moeder.
„Dat 's jammer", vond Jaap. „Maar nu
vi k °P* Sa naar buiten."
Met zijn boot in de hand loopt hij naar
het stroomende water bij den stoeprand.
Bob volgt hem. Maar nauwelijks is jon
gen buiten de deur, of hij hoort een ang
stig gepiep. Hij kijkt en zie, daar ügt een
klein vogeltje bij den muur, kletsnat. Bob
raapt het vlug op, loopt er mee naar
moeder en laat 't stumperdje zien.
„Die is door den wind en den regen uit
het nest gevallen", denkt moeder.
„Hebt u een kooitje?"
•f ^elneen, maar dat is ook niet noodig
t Beestje moet eerst drogen en dan zullen
we eens zien, of 't al vliegen kan. Was de
kachel nu nog maar aan!"
„Ik weet wat", zegt Bob op eens. Hij
loopt naar de theetafel en komt aandra
gen met de warme theemuts, die hij van
den theepot heeft gehaald. „Is dat niet
een lekker warm nestje?"
Dat is het zeker. Al gauw ligt het bib
berende dier je in het warme holletje en
heeft het naar zijn zin.
„Kom je?" roept Jaap aan de voordeur.
Ja, Bob komt. Maar niet om naar het
varende bootje te kijken. Hij onderzoekt,
of er soms nog meer jonge vogels uit de
nesten gevallen zijn. Hij vindt er nog
twee. En een paar buurjongens laten even
later zien, dat ze een jongen spreeuw
hebben.
„Geef mij 'm", dringt Bob aan. En hij
vertelt, wat hij er mee gaat doen. Alle
natte vogels komen in de warme muts. De
bui drijft heelemaal weg en na een half
uurtje schijnt de zon weer.
Bob wil zijn nest met jonge vogels eens
even aan zijn vriendjes laten zien en
loopt voorzichtig met de theemuts naar de
voordeur.
„Floep!' daar vliegt meteen de spreeuw
weg, nu hij de buitenlucht ruikt en de
zon ziet. Recht op de dakgoot af.
Bob gaat op 't stoepje zitten met de
muts op zijn knieën.
„Hup!" daar gaat er weer een. Bob ziet,
dat alle veeren nu droog zijn en de eene
vogel na de andere vertrekt. Vóór de laat
ste weggaat, zegt deze „Piep, piep!"
Bob lacht. Want hij meent, dat dit be-
teekent: „Dank je wel, hoor!"
J. H. BRINKGREVE—ENTROP.
(Nadruk verboden.)
RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE
KIEZEN, DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3.
I.
Ingezonden door Mientje Stikvoort.
Op welken dag is geen nacht gevolgd?
II.
Ingezonden door Liesje Thors.
Welk dier kan op het omgekeerde van
zijn naam gaan zitten?
m.
Ingezonden door Lilly v. d. Leeuw
Welke kippen kakelen nooit?
IV.
Ingezonden door Netty van Baak.
Mijn geheel is een bekende figuur uit
de geschiedenis en bestaat uit 8 letters.
1, 2, 3 is iets waar men uit kan drinken en
als men het omkeert, kan men er in ko
ken. 3, 4 is een groote rivier in Italië. 5 6,
7 is een jongensnaam en 8 is een mede
klinker.
V.
Ingezonden door Marïnus Lagas.
Mijn geheel van 4 letters dat op de beide
kruisjeslijnen staat is een groote stad in
Zwitserland.
x x x x de gevraagde stad,
x een getal,
x staat op een schip
x een medeklinker.
VI.
Ingezonden door Marius v. d. Anker,
Welke letters zijn er toch
In een letterzetterij
Al is deze ook nog zoo groot,
Niet aanwezig, zeg dat mij.
vn.
Ingezonden door Hennie de PEcluse.
Welke plaats in Gelderland kan je hier-»
uit maken?
Lamerglesdem.
—O