Oliebron in brand - Oogstdankfeest in Duitschland
DE FREGATVOGEL
75s,e Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Twee Je Blad
FEUILLETON.
DE AMERIKA ANSCHE DETECTIVE JOHNSON
stelde een onderzoek in het geboortehuis van Haupt-
mann. den verdachte in de Lindbergh-affaire, te Ka-
menz in. Johnson (in Jicht costuum) verlaat het huis.
IN EEN OLIEBRON TE NIENHAGEN (DUITSCHLAND)
vond een hevige gasontploffing plaats. De bron vloog in brand.
Vier arbeiders kwamen in de vlammen om.
DE EX-WERELDKAMPIOEN WIELRENNEN
JACQUES VAN EGMOND is te Tilburg in het
huwelijk getreden met mej. v. Sohoven.
HET OOGSTDANK/F EEST op den Bückenberg bij Hameln.
Uit alle deelen van het land waren boeren en boerinnen in hun
typische kleederdraoht naar het feest gekomen.
door George Owen Baxter.
I naar den Amerikaanschen roman
bewerkt door J. M. p.
18)
Hij hield een revolver losjes in zijn vin
gers en Geraldi hief de zijne op voor het
doodelijke schot. Toch aarzelde hij; hij
kon In het honderdste deel van een
secunde handelen, terwijl Renney min
stens dubbel zooveel tijd noodig zou heb
ben; een genoegzaam verschil voor Geraldi
om zeker van zijn zaak te zijn.
Asprey had zich omgewend, maar zonder
haast. Hij keek naar de revolver en naar
den man, die haar hanteerde.
„Ben je voor mij gekomen, hè?" vroeg
hij ernstig.
Renney schudde zijn linker wijsvinger in
triomf tegen den reus.
„Ik heb zelfs nog geen broodkruimel of
een glas water van je aangeraakt, Asprey;
ik neb niets aangenomen. Je kunt mij
niets voor de voeten werpen".
„Behalve dat je daar als een lafbek een
revolver op mij richt".
„Je hebt zelf zooeven mijn vak voor mij
uitgekozen!" zeide Renney, de schouders
ophalend. Hoe stak hij zijn hoofd naar
voeren als een roofvogel! En wat een gloed
van satanische vreugde was er in zijn
oogen!
„Bij God", mompelde de groote man,
meer verwonderd dan verschrikt, „ik ge
loof werkelijk, dat je trotsch bent op dit
karwei!"
„Dat ben ik", gaf Renney dadelijk toe.
„Ik heb menigen gladden streek in mijn
leven uitgehaald, maar dit is de gladste!"
„Vertel eens waarom", vroeg de ander
nieuwsgierig, „want het komt mij voor,
dat dit een van de eenvoudigste moorden
zal zijn, die ooit zijn bedreven. Ik was ge
wapend, toen ik je aan de deur ontmoette,
maar hing de revolver op, nadat je binnen
gekomen was. Wat maakt het dan zoo
moeilijk?"
„Jij niet, Asprey", snauwde Renny, „Jij
bent een idioot geweest en daarom zul je
sterven. Maar er was een ander. Ik ben
handige en snelle lui ontloopen, maar hij
was de handigste en de snelste; vervloekt,
er was een oogenblik, dat ik dacht, dat-ie
mij verslagen had!"
„Hierheen komend?"
„Ja, hij was de man, dien je dochter
zond".
„Zond zij iemand?"
„O, ja, zij zond hem en zij deed een
goede keus, maar ik rekende met hem af,
zooals ik ook met jou zal afrekenen. Ik
schoot hem van het dak van een trein en
de gieren zijn nu bezig met de overblijf
selen tusschen de rotsen van den Chan-
ning pas".
„Wel, God behoede zijn ziel", zeide de
reus langzaam. „Maar wist mijn dochter,
dat ik in gevaar verkeerde?"
„Zij wist het of raadde het, ik weet het
niet. Vrouwen kunnen veel raden. Asprey,
je hebt nog een secunde te leven, heb je
nog iets te zeggen?"
„Waarom?" zeide de ander nadenkend.
„Ik geloof niet, dat er iets te zeggen is; je
kunt je werk doen, vriend", en hij bleef
zonder vrees staan, den dood in de oogen
ziende, zooals die afgeteekend stond in de
grijns op Renney's gelaat.
„Verduiveld, als ik het niet bijna beroerd
vind om het te doen", zeide deze. „Het
spijt me bijna voor jou, Asprey, je komt
mij voor een flinke kerel te zijn, maar jS
bent niet de eerste man, dien. ik naar de
hel zend. Adieu, Asprey!" En hij hief de
revolver op.
HOOFDSTUK XVI.
Geraldi's vinger trilde aan den trekker,
maar toen wachtte hij die laatste fractie
van een secunde.
„Een oogenblik nog", zeide Asprey, de
hand opheffend.
„Goed", antwoordde Renney. „Gaan je
zenuwen kapot, vriend?"
Geraldi kon Renney's handelwijze wel
begrijpen, want deze leefde niet alleen om
te dooden, maar ook om te zien, hoe zijn
slachtoffers den dood zagen naderen. Het
was om de angst op hun gezichten te
lezen en de verschrikkingen van hun zie
len, dat deze verdorven man zijn mis
daden beging.
Asprey glimlachte: zijn moed evenaarde
dien van neef Edgar".
„Ik denk, dat mijn zenuwen zich nog al
goed houden tot dusver", zeide hij, „maar
ik zou je een paar vragen willen stellen in
het algemeen Je kunt toch vrij antwoor
den. is het niet?"
„Zeker", zeide Renney, terwijl hij de
schouders optrok. „Ik heb altijd gedacht,
dat niets zoo interessant is als te zien hoe
een man de hel kan zien open gaan; ik
had nog nooit zulk een goede gelegenheid
als nu".
Hij wipte zijn kruk achterover en zette
zich met de hielen in een naad van den
vloer schrap; intusschen nam hij Asprey
met hongerige oogen op. En toch gingen
zijn blikken nu en dan onzeker heen en
weer; hij was ongerust. Aanvallen van
zenuwachtigheid bekropen hem en maak
ten hem beverig en bijna hulpeloos door
een overmaat van opgekropte zenuw
kracht. Hij viel Asprey in de rede, voordat
deze zijn vragen had kunnen uitspreken.
„Doe je praatjes vlug, hè! Maak 't kort".
„Moet je zoo gauw weer terug?" vroeg
Asprey, kalm als een rots.
„Weet niet je kunt het nooit weten.
Hij was als een slang vlug en zeker
in alles wat hij deed", verklaarde de
moordenaar.
„Wie was dat?"
„Over wie heb ik je verteld?" schreeuw
de Renney ln een plotelinge zenuwuitbar
sting. „Ik heb je over hem gesproken, is
het niet? Over die glibberige slang, dien
gladden duivel, Geraldi!"
„Je zeide, dat je hem van den top van
een spoorwagen hebt geschoten. Dat moet
toch nogal finaal een einde aan hem heb
ben gemaakt!"
„Misschien denk je dat", merkte Renney
op. „Ik dacht het zelf ook, maar vanaf het
begin twijfelde ik; ik doodde hem, Ik
schoot een kogel pal door zijn hersens, ik
wierp hem van dien trein af met een vaart
van vijftig mijl per uur. En er was een
geheele afgrond om naar beneden te val
len. Er zijn genoeg redenen om aan te
nemen, dat-ie dood is en toch voel ik niet,
dat-ie dood is. Hij is niet dood en begra
ven! Ik voel hem nog achter in mijn
hoofd
Geraldi was getroffen door wat de
moordenaar zeide; nooit tevoren had hij
een duidelijker bewijs gezien van tele
pathie. Ontwijfelbaar was Renney iets
meer dan een armzalige bruut; hij was
hoog ontwikkeld en gevoelig een scherp
verstand een electrische geest van
voorvoelen. Asprey van zijn kant merkte
het ook op.
„Je bent te scherp om ooit gelukkig te
zijn", zeide deze. „Is dat niet waar, vriend?
Je hebt mij je naam nog niet genoemd".
De ander grinnikte langzaam; het was
niet de lach met de witte tanden van
Geraldi; zijn glimlach begon aan de
mondhoeken, die omkrulden en een voor
een een rij gele tanden lieten zien, als een
waakhond, die nijdig wordt op een in
dringer.
„Ik ben Renney".
„Zoo ben jij Renney", zeide Asprey. „Dat
verklaart alles, geloof ik En jij bent dus
Renney! Ik dacht, dat Renney een groo-
ter man was".
Zoo dacht je dat? Wel, dat is hij niet,
hij' is van mijn grootte. Ik ben het zelf. En
ik zal je wat zeggen", voegde de moorde
naar er giftig aan toe, „al was ik maar
half zoo groot, dan zou ik nog groot ge
noeg zijn!"
„Natuurlijk zou je dat", antwoordde
Asprey. „Alles wat je te doen hebt is een
revolver te kunnen aftrekken. Zelfs een
kind heeft daar kracht genoeg voor!"
„Is dat alles, wat Ik te doen heb?"
smaalde de misdadiger. „Wel, ik ben ten
minste mans genoeg voor het werk, dat ik
te doen heb".
„Maar vertel mij eens, Renney, heb je
altijd dit soort van werk gedaan?"
„Vraag het aan je neef", antwoordde
Renney somber. „Hij kent mijn leven. Als
je hem ontmoet om den hoek" weer
met een sinisteren glimlach „vraag het
hem en hij zal het je vertellen".
(Wordt vervolgd).
TIEN JAAR LUCHTVERKEER HOLLAND—INDIë.
Gisteren was het tien jaar geleden, dat de eerste vlucht
naar Indiè plaats vond. Op het vliegveld Schiphol werd
om de plaquette, waarop dit feit vermeld staat, een
krans gehangen.
DE HEER L. J. A. KEMPER directeur HET NIEUWE VOLKENBONDSPALEIS TE
van Restaurant Royal in den Haag en Pavil- GENèVE - dat zijn voltooiing nadert,
joen Meerrust te Warmond, is gisteren
overleden.
AATlifHtFi'ij
ENT HET
l OftfoBrn 18a^
F vu i
JgkMsrit UOST IkDll 8