van
Inaugureele rede
prof. dr. H. A. Kramers.
75ste Jaargang
VRIJDAG 28 SEPTEMBER 1934
No. 22860
STADSNIEUWS.
Over: Natuurkunde en Natuurkundigen.
Het voornaamste Nieuws
van heden.
LEIDSCH
DAGBLAD
DAGBLAD VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
PRIJS DER ADVERTENTIEN
30 Cts. per regel voor advertentiën uit Lelden en plaatsen
waar agentschappen van ons Blad gevestigd zijn. Voor alle
andere advertentiën 35 Cts. per regel. Kleine advertentiën
uitsluitend bij vooruitbetaling Woensdags en Zaterdags 50 Cts.
bij een maximum aantal woorden van 30.
Incasso volgens postrecht. Voor eventueele opzending van
brieven 10 Cts. porto te betalen. Bewijsnummer 5 Cts.
Bureau Noordeindsplein Telefoonnummers voor
Directie en Administratie 2500 Redactie 1507.
Postcheque- en Girodienst No. 57055 - Postbus No. 54.
PRIJS DEZER COURANT:]
Voor Leiden per 3 maanden 1.2.35; per week .".v.t. 0.18
Buiten Lelden, waar agenten gevestigd zijn, per wéék O.isl
Franco per post f. 2.35 portokosten.
Dit nummer bestaat uit ZES bladen
EERSTE BLAD.
ERNSTIGE ONTPLOFFING IN
EEN VUURWERKFABRIEK.
EEN DOODE EN EEN ZWAARGEWONDE.
Derde arbeider door een toeval aan den
dood ontsnapt.
Hedenmorgen omstreeks kwart voor
negen heeft op het terrein van de vuur
werkfabriek der firma A. J. Kat aan den
Haarlemmerweg een hevige explosie
plaats gehad, waarbij de 44-jarige mees
terknecht J. A. van Wezel den dood vond,
terwijl de 22-jarige vuurwerkmaker F. van
Houten in hoogst zorgelijken toestand
naar het Diaconessenhuis moest worden
overgebracht. Gelukkig Is er echter nog
kans op herstel.
Hoe het ongeval zich precies heeft toe
gedragen zal wel onopgelost blijven, want
de twee slachtoffers bevonden zich te
zamen ln één vertrek, toen de ontploffing
plaats greep, terwijl een derde arbeider
juist even te voren het aangrenzende ver
trek had verlaten en zich had begeven
naar een derde afgescheiden ruimte van
dezelfde loods.
Deze loods, gemerkt No. 5. is ingericht
volgens de voorschriften, welke daaraan
zijn gesteld, d.w.z. een gedeelte van den
wand ls met het oog op explosiegevaar,
weggenomen, terwijl de dakbedekking be
staat uit asphaltpapier.
De wanden zijn geheel van hout opge
trokken en de loods door twee houten
schotten in drie afzonderlijke vertrekken
verdeeld. Alles is er dus op berekend, dat
bij een eventueele explosie de luchtdruk
gemakkelijk een uitweg kan vinden.
Van Wezel en Van Houten waren in
het voorste, open gedeelte bezig met het
vullen met z.g.n. zwartsel van vuurpijlen
en sterren voor het aanstaande 3 October
feest. Dit werk staat niet als het gevaar
lijkste bekend; het „stampen" levert meer
explosiegevaar op. Gewoonlijk bepaalde
Van Wezel, die reeds meer dan 25 jaar bij
de firma in dienst is, zich tot het houden
van toezicht, doch met het oog op de
komende feestelijkheden had hij gister
avond met Van Houten afgesproken dezen
te zullen helpen. De een zou dan de buizen
vullen en de ander zou ze dichtplakken.
Wat daarbij gebeurd is, kan niemand zeg
gen. De vuurwerkmaker, die zich in het
achterste deel van de loods bevond, ver
klaarde een explosie te hebben gehoord.
Hij snelde onmiddellijk naar buiten en
op hetzelfde oogenblik volgde een tweede,
veel krachtiger ontploffing, welke de voor
zijde en het dak van de loods geheel uit
elkaar sloeg.
Ook het houten schot, dat de eerste
afdeeling van de tweede scheidde, werd
totaal weggerukt.
Tijd om te vluchten hebben de beide
mannen niet gehad. Van W. werd midden
in het vertrek op den grond gevonden;
Van Houten lag bij de deuropening en
leefde nog.
De Eerste Hulpdienst vervoerde hem
naar het Diaconessenhuis.
Van Wezel moet door de hevige explosie
nagenoeg op slag zijn gedood. Er ontstond
een begin van brand, dat door de brand
weer met eenige emmers water spoedig
was gebluscht.
Het slachtoffer was gehuwd en vader
van vier kinderen. Hij was, zooals gezegd,
reeds 25 jaar in dienst bij de firma Kat
en voordien werkzaam in een vuurwerk
fabriek te Utrecht, welke eveneens door
een ontploffing werd vernield. Reeds
meermalen is hij op het nippertje aan
den dood ontsnapt; thans is ook hij ge
vallen als een slachtoffer van zijn ge
vaarlijk beroep.
Van Houten is ongehuwd.
De politie stelt een uitgebreid onder
zoek in.
De commissaris en wnd.-commissaris,
de heeren Meyer en Eskens waren op het
terrein aanwezig.
Het tragische ongeval verwekte in de
omgeving van den Haarlemmerweg heel
wat opschudding; overal zag men groepjes
menschen staan, die de treurige gebeur
tenis bespraken.
De directeur, de heer Kat, was door het
droevige ongeval geheel overstuur en
kreeg een bezwijming, toen hij met het
lijk werd geconfronteerd.
Wij herinneren eraan, dat dit niet het
eerste drama is, dat zich in dit bedrijf
afspeelt. Nog slechts eenige jaren geleden
is bij een explosie een 42-jarige arbeider
eveneens in de vlammen omgekomen.
Het gevaar, dat het beroep in zich sluit,
wordt door wettelijke voorschriften nu
eenmaal niet opgeheven....
HANDELSREGISTER
KAMER VAN KOOPHANDEL.
Wijzigingen:
A. Burggraaff. Badstraat 3, Katwijk aan
Zee. Rijwielhandel en reparatie-inrichting,
autoverhuurinrichting. Uittredend mede
eigenaar: C. J. Burggraaff, Katwijk a/Zee.
Firma Gebroeders Bisdom. Anna van
Burenlaan 7, Oegstgeest. Fabrieeeren en
handeldrijven in linnen, halflinnen en
katoenen goederen. K. P. J. Bisdom (H.V.)
Opheffingen:
Maison „Gaillard", Stationsweg 14, Lei
den. Dameskapsalon.
Meubelmagazijn „De Burcht", Burgsteeg
12, Leiden.
De totaal uit elkaar geslagen loods, waarin de explosie plaats vond en waarbij eeh
persoon werd gedood en een levensgevaarlijk gewond,
Prof. dr. H. A' Kramers, nieuw benoemd
hoogleeraar aan de Universiteit alhier in
de faculteit der wis- en natuurkunde, die
onderwijs zal geven in de natuurkunde en
de mechanica, heeft hedenmiddag dit
ambt aanvaard met het uitspreken eener
inaugureele oratie over „Natuurkunde en
Natuurkundigen".
Spr. heeft bij de keuze van zijn onder
werp niet zoozeer gedacht aan de zeer
algemeene vraag van welke aard de band!
wel kan zijn, die de persoonlijkheid van
de man van wetenschap aan zijn vak bindt,
maar meer aan de bijzondere vraag, in
hoeverre die persoonlijkheid zich kan af
spiegelen en zich afspiegelt in zijn weten
schappelijk oeuvre.
In de oude tijd, ik denk aan een twee-,
driehonderd jaar geleden, had de moderne
zakelijkheid op het gebied van weten
schappelijke stijl nog geen ingang gevon
den. Een Kepler, een Galilei verfraaiden
hun werken met een homerische aanhef,
met uitgezochte volzinnen, waarin zij hun
opvattingen met die van tegenstanders of
voorgangers vergeleken, en argumenten
ad hominem waren aan hun betoog niet
vreemd. Een analoog verschijnsel trof men
aan bij de bouw der instrumenten, die voor
physische proefnemingen gebruikt werden,
ver in de 19e eeuw waren deze gewoonlijk
voorzien van allerlei bijzonderheden en
ornamenten, die het oog behaagden; van
hooge kunstzin getuigden vaak de uitge
sneden of gegoten voeten van kijkers en
microscopen, om maar een enkel voorbeeld
te noemen. Men voelde het als vanzelf
sprekend, dat de physische apparaten,
evenals stadhuizen en paleizen, niet alleen
doelmatig maar ook mooi moesten zijn, en
een zelfde neiging kon men bij de auteurs
van wetenschappelijke werken bespeuren.
Van een leuze als mooi, wijl doelmatig; of
als deze: het zakelijke overbodige kan de
ware schoonheid niet verhoogen, was in
was in die tijd nog tenauwemood sprake.
Bij een dergelijke stand van zaken kan
het nauwelijks anders of men vindt in die
oude werken vaak iets van schrijvers per
soonlijkheid terug. Natuurlijk lang niet
genoeg om die persoonlijkheid werkelijk
nauwkeurig te vatten. Pas uit hun brieven
leert men de toegewijde, liefdevolle Kepler,
de egocentrische Tycho kennen. Maar hun
wetenschappelijke werken hebben reeds
iets eigens, en vooral als zij om praeda-
gogische redenen meer populaire geschrif
ten samenstellen, kan de lectuur daarvan
juist dat eigenaardige genot verschaffen,
dat het contact met een werkelijk groot
mensch met zich meebrengt. De „discorsi"
van Galilei zijn hiervan wellicht het
schoonste voorbeeld.
In de loop van de negentiende eeuw is
dit alles heel anders geworden. Men ging
zich toeleggen op een stijl, waarbij alle
menschelijke elementen van niet-intel-
lectueele aard, om van persoonlijke ele
menten maar niet eens te spreken, als uit
den booze werden beschouwd. Het spreekt
vanzelf, dat het ideaal van wetenschappe
lijke stijl, hetwelk tegenwoordig de ver
schillende auteurs meer of minder bewust
voorzweeft, daarmee nog slechts in nega
tieve zin en zeer gebrekkig is gekenmerkt.
Op zichzelf is het een studie waard om na
te gaan, van welke aard dat ideaal nu wel
precies is, en hoeveel verscheidenheid van
opvatting men in dezen nog kan aantref
fen; hoe er binnen het kader van de eisch,
dat bepaalde mededeelingen van louter
intellectueele aard in ae vorm van aan-
eengerijde grammaticale volzinnen of niet
volle zinnen en formules worden opge-
discht, zekere normen zijn ontstaan. Het
antwoord op de vraag, wat men er nu
eigenlijk mee bedoelt, als men oordeelt dat
een bepaald artikel „goed" of „slecht" is
geschreven, is in vele gevallen niet zoo
eenvoudig te geven, als men op het eerste
gezicht zou denken.
Maar hoeveel van de levende auteur
kan de lezer in een artikel van vaktech-
nischen aard terug vinden? Uiterst weinig
natuurlijk, en ik beaam dit, zonder ook
maar eenigszins mij daarover te beklagen,
of er een verwijt van te maken. Voor de
overgroote meerderheid der moderne vak
litteratuur geldt nu eenmaal, dat ze zeer
zakelijk en meer of minder onmenschelijk
is geschreven.
Het zou mij niet moeilijk vallen een
groot aantal voorbeelden op te noemen,
waar ik in wetenschappelijke artikelen of
boeken duidelijk iets van de persoon van
de schrijver meen te herkennen en aan te
voelen; tusschen de regels door, zou men
met een populaire doch ietwat misleidende
beeldspraak kunnen zeggen.
Tweeëerlei persoonlijke trekken van al
gemeen menschelijke aard komen niet zei
den in zuiver wetenschappelijk bedeelde
geschriften tot uiting: de geestdrift voor
het vak. en wat ik bij gebrek aan een beter
woord maar even de ijdelheld zal noemen.
Het hangt van de auteur en de omstandig
heden af of het de opzettelijke bedoeling
geweest is, dat de tekst ons deze trekken
suggereert. Vaak getuigt van die geest
drift een zekere ongewilde gloed in de be
woordingen, waarmee één of ander détail
beschreven wordt.
Prof. dr. H. A. Kramers.
En dan sprak ik over de menschelijke
ijdelheid.
Uit een artikel, dat belangrijk nieuws
brengt, spreekt soms een gevoel van fiere
satisfactie, maar niet zelden voelt de lezer
tevens, dat de schrijver vervuld is van
deemoed en ontzag tegenover de raadsel
achtige natuur, die hem met holle sfinx-
oogen blijft aanstaren. Maar in andere
gevallen uit zich schrijvers satisfactie op
minder sympathieke wijze. Artikeltjes, die
zich uitsluitend met prioriteits-aanspraken
of met het aantoonen van fouten bij an
deren bezig houden, zijn in de physica niet
onbekend, en vormen een interessante bron
voor overwegingen, die met het vak niets
uitstaande hebben. Het is verre van mij,
om alle plaatsen waarin iemand zijn. aan
spraak op prioriteit laat gelden, zonder
meer aan een soort van menschelijke
zwakheid toe te schrijven.
Spr, meent, dat er een groote categorie
van beoefenaars der wetenschap bestaat,
die zich in de grond van de zaak
slechts noole bij het moderne ideaal van
wetenschappelijke stijl aansluiten. Ik be
doel hiermee, dat zij aan de ééne kant
volmondig beamen dat het „noodig" is, dat
men zich van die stijl bedient, dat echter
aan de andere kant hun persoonlijkheid
dermate vol-menschelijk is uitgegroeid, dat
die stijl huns ondanks een belemmering
beteekent. Zij belemmert hen namelijk om
op voldoening-gevende wijze getuigenis af
te leggen van hun geestelijke productie
kracht en een wetenschappelijke publicatie
is immers zoo'n getuigenis. Er zijn zonder
twijfel persoonlijkheden, die het verstaan
hun productiedrang geheel en al te subli-
meeren binnen het kader van de modem
zakelijke schrijf- en spreekstijl, een stijl
die ze beheerschen al hebben ze die geens
zins zelf geschapen.
Vergun mij thans eenigszins nader in te
gaan op een bijzonder aspect van het ver
band tusschen de persoonlijkheid van na
tuurkundigen en de natuurkunde zelf. Het
betreft de kwestie van wat ik de „vorm
geving" van een natuurkundige leer zou
willen noemen. Als inleiding moge een
kleine beschouwing vooraf gaan.
In een vak als de theoretische natuur
kunde ontmoet men soms situaties, waar
men zich genoopt voelt te onderscheiden
tusschen „inhoud" en „vorm", ten aanzien
van de resultaten en methoden, waarover
de wetenschap beschikking heeft verwor
ven. Daarbij denk ik niet aan een onder
scheid, dat men vanuit algemeen wijsgee-
rig standpunt steeds kan maken en dat
men met deze woorden zou kunnen for
muleeren; neen, ik heb hier het oog op
een kwestie die nauwer met de techniek
van het vak zelve samenhangt. Het is een
welbekend feit, dat de wijze waarop deze
of gene speciale natuurkundige theorie of
methode wordt geformuleerd, in de loop
van de tijd belangrijke wijzigingen kan
ondergaan, zonder dat die theorie of me
thode naar hun „inhoud" veranderen of
worden verrijkt. Bij die formuleering of
„vorm" denk ik bijvoorbeeld aan de wijze,
waarop de standaardwerken uit een ze
kere tijd, zij het handboeken of leerboe
ken, het bewuste gebied ter kennis van
de lezer brengen; welke namen er daar
aan de betrokken begrippen worden gege
ven en welke begrippen er als reeds bekend
worden verondersteld. Maar eveneens
denk ik aan de aard van de beeldspraak,
waarvan men zich in de vaklitteratuur
bedient, als er van zoo'n theorie of me
thode gebruik wordt gemaakt. Vooral als
er nog niet veel tijd is heengegaan, voor
BINNENLAND.
Inaugureele rede van prof. dr. H. Ai.
Kramers als Leidsch hoogleeraar. (Stads
nieuws, le Blad).
Ernstige ontploffing in een vuurwerk
fabriek te Leiden. Een doode en een zwaar
gewonde. (Stadsnieuws, le Blad).
Ernstig arbeidsongeval bij Loosdrecht;
twee dooden en één zwaar gewonde.
(Laatste Berichten, le Blad).
Radio-rede van minister Oud ter toe
lichting van de begrooting 1935. (4e Blad).
Neêrland's grootste bloemententoonstel
ling in wording. (6e Blad).
Het 25-jarig bestaan van de scheepvaart
inspectie: receptie te Den Haag. (Binnen
land, 3e Blad).
Begin October komt een aantal Diesel-
treinen weer in dienst. (Binnenl., 3e Blad).
BUITENLAND.
De Volkenbondszitting is gesloten. (Bui
tenland, le Blad).
De Saarkwestie in den Volkenbondsraad.
(Buitenland, le Blad).
Een nieuwe verklaring voor Oostenrijk's
onafhankelijkheid. (Buitenland, le Blad).
Roosevelt organiseert de nieuwe N. R. A.
(Tel. le Blad).
ze door haar oorspronkelijke schepper of
scheppers 't eerst ontwikkeld werden, - zeg
enkele jaren of enkele tientallen van ja
ren kan het voorkomen, dat die vorm
nog in het geheel niet vaststaat. Verschil
lende schrijvers behandelen dan dezelfde
zaken op zeer verschillende wijze, en wel
zóó, dat het voor henzelf en voor hun tijd-
genooten een uiterst brandende kwestie
kan zijn, welke formuleering de beste of
erger nog welke formuleering „juist"
en welke „onjuist" is. Oneenigheden, die
daaruit voortspruiten, zijn gewoonlijk een
onfeilbare aanwijzing voor het bestaan
van onopgeloste problemen, die met het
reeds begrepene in nauw verband staan. Is
er misschien pas na verloop van vele
jaren ook eenige klaarheid ten aanzien
van deze problemen gekomen, dan pas
kan er een formuleering komen, die alle
gemoederen bevredigt; er is 'n communis
opinio, een academische opvatting om
trent het betrokken gebied ontstaan.
De ontwikkeling en wijziging van da
vorm van een theorie bij vrijwel gelijk
blijvende Inhoud is ook in menig ander
opzicht interessant. Opvallend is, in hoe-
vele gevallen de vorm, die aan een theorie
of methode door haar schepper wordt ge
geven, het ln schoonheid en wetenschap
pelijke diepte wint van wat de tijdgenoo-
ten en de eerstvolgende generatie of gene
raties er van maken, en dat vaak niette
genstaande het feit, dat de schepper niet
zoo zelden nog in vooroordeelen van zijn
tijd gevangen zat, waaruit de volgende
generatie zich reeds bevrijd had. Dit ver
schijnsel komt natuurlijk zeer algemeen
voor; het geldt niet alleen voor de natuur
kunde maar voor alle wetenschappen; niet
alleen voor de wetenschappen, maar voor
ieder gebied, waarop de menschelijke geest
werkzaam is. De aanhangers en navolgers
van een leer vervlakken en dogmatiseeren
haar allicht; soms gaat dit gepaard met
een verafgoding van haar schepper, waar
op deze zelf allerminst gesteld zou zijn,
soms geschiedt het ln de meening, dat ze
haar nog wel zoo goed formuleeren als
haar geestelijke vader, en er zyn voor
beelden van dat deze dingen beide tege
lijk geschieden.
In de laatste tien jaren is er in de na
tuurkunde een kwestie van vormgeving
aan de orde, welke zoowel voor de ont
wikkeling der wetenschap zelve als voor
het onderwijs van het allergrootste belang
is. Dank zij de vereenigde krachten van
een aantal theoretische physici beschikken
wij thans over methoden, die ons in staat
stellen om op bevredigende wijze de eigen
schappen en de werkzaamheid der atomen
te verklaren. We mogen zeggen, dat we de
grondslagen kennen, waartoe verreweg het
meerendeel van alle ons bekende chemi
sche en physische verschijnselen terugge
voerd kunnen worden. Niet dat zulk een
terugvoeren in alle gevallen reeds gelukt
zou zijn! In de chemie zijn het slechts een
luttel aantal verschijnselen, waarvan we
het verloop werkelijk quantitief kunnen
voorspellen of verifieeren, en als we aan
de leek eens wilden uitleggen, welke resul
taten van physische proefnemingen we nu
wel en welke we niet uit die grondslagen
hebben kunnen voorspellen, ik ben er niet
zeker van, dat wij hem zouden imponee-
ren. Inderdaad, een onafzienbare taak ligt
hier nog vóór ons, maar toch voelen we er
ons zeker van, dat de in wezen zoo eenvou
dige grondslagen der moderne quantum-
theorie toereikend zijn: de moeilijkheden
zijn „alleen maar" van wiskundige aard,
zoo plegen wij ons uit te drukken. De si
tuatie is analoog aan die bij het probleem
der beweging van planeten en manen in
ons zonnestelsel. We zijn ervan overtuigd,