De Douglasboüen Rotterdam - Oliebrand te Campana i DE FREGATVOGEL jjs ip.FioDuc '.MNaÉMi 75ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE NIEUWE DOUGLAS-MACHINE VAN DE K.L.M. TIJDENS EEN PROEF VLUCHT. De machine boven de Maasbruggen te Rotterdam. VOOR HET GROOTE PARK IN LOS ANGELES vervaardigde de Ame- KUSTWACHTOEFENINGEN TUSSCHEN HOEK VAN HOLLAND EN NOORD- FOKVEEDAG TE ASSEN. Een vreemds rikaamsche beeldhouwer Henry Lion dit beeld „De kracht van het water". WIJK. De commandant der Marine, schout bij nacht Kruis, slaat op den vuur- doelverdediger- toren te Scheveningen de verrichtingen der schepen gade. door George Owen Baxter, naar den Amerikaanschen roman bewerkt door J. M. P. 8) Kort daarna verontschuldigde hij zich; de fregatvogel moest het zich maar ge makkelijk maken en er waren boeken genoeg om te lezen. Neef Edgar had andere dingen te doen en Geraldi moest dien avond blijven eten. Daarmede ging hij de kamer uit en de fregatvogel legde zich op de sofa onder het venster, met de handen onder het hoofd, en trachtte de zaak te reconstrueeren. Dit was een huishouding, waar ruim geld scheen te zijn; de juweelen van me vrouw Asprey en de japon van haar doch ter zeiden genoeg op dit punt, maar het kwam hem vreemd voor. dat menschen van vermogen in zulk een kleine wester- sche plaats zouden wonen naast een rumoerig, lawaaiig hotel. Dat was echter niet het eenige vreemde. Mevrouw Asprey kon men slechts voor een nerveuze en nogal domme vrouw houden, maar neef Edgar was heel bijzonder en het meisje ook. En daarbij kon het slechts verwon dering baren, dat het meisje bij de aller eerste ontmoeting hem had voorgesteld een gevaarlijk spoor te volgen, terwijl neef Edgar onmiddellijk daarop tienduizend dollars offreerde voor een moord! Hoe glad hij ook mocht zijn, het was nonsens om te denken, dat de dikke man voor een vriend sprak; dit was zijn eigen werk, dat uit zijn eigen zak zou betaald worden. Ja, het was een interessante familie! De fregatvogel glimlachte grimmig. Er was echter geen tijd te verliezen; hij nam een spel kaarten uit zijn zak en be gon aan een kleine tafel gezeten, zich in de nieuwste trucs te oefenen, want nie mand kon weten, in welk gezelschap hij zou moeten werken. Het zou kunnen zijn met beduimelde, aan de hoeken gerafelde kaarten in een houthakkerskamp. of met een spel minia- tuurkaarten, zooals deze, in een spoor wagon en de fregatvogel geloofde er in om op alle mogelijkheden in dezen oorlog voorbereid te zijn, en dit was een oogen- blik van vrede. De namiddag verliep; hij hoorde vroo- lijke stemmen en uit het venster kijkende, zag hij, dat mevrouw Asprey en haar dochter op het tennisveld achter het huis aan het spelen waren. Mevrouw Asprey hijgde en zwoegde en gaf korte wanhopige gilletjes en haar dochter speelde links, doch was niettegenstaande dat niet in staat slecht genoeg te spelen voor haar moeder. Werkelijk, het was een bijzonder vreem de familie! HOOFDSTUK VHI. Na het diner kwam neef Edgar weer op het onderwerp van den middag terug. Zij dronken hun koffie en rookten een sigaret en toen zij opstonden legde neef Edgar een hand op Geraldi's arm. „Ik heb mijn armen vriend weer gespro ken vanmiddag", zeide hij. „Hij is rade loos. Arme kerel! Een werkelijk fijn mensch, een intelligent, welopgevoed en beschaafd mensch, en toch loopt hij ge vaar om door de kuiperijen van een schurk en een gek ten gronde te worden gericht. De misdadiger is dubbel gewapend door zijn verachting voor de wet, Geraldi! Maar laat mij nog eens herhalen de prijs van tienduizend dollar zou nog verhoogd kun nen worden! Een beetje verhoogen?" Geraldi keek hem aan. „U zoudt mij een voorschot toevertrouwen?" „Juist, juist! Laten wij zeggen van vijf duizend dollar!" „U gelooft dus, dat er iets eerlijks in mij schuilt?" „Mijn waarde jonge man!" „Geloof mij dan", zeide Geraldi, „die eerlijke trek in mij belet mij ook om iemand voor welken prijs dan ook te dooden!" Bij deze tweede weigering spreidde neef Edgar beide handen uit. „Mijn arme vriend!" zeide hij, „hoe wanhopig is hij!" „Kijk eens hier", zeide Geraldi nuchter, „als u een moordenaar noodig hebt, is het niet moeilijk er een te vinden. En dan in deze stad! Chalmers' hotel is er vol van!" .Ruziemakers en brute stommelingen", zeide neef Edgar met een stem. waarin wat van de gemoedelijkheid had plaats gemaakt voor een metalen klank. „Diek Renney is geen bruut en geen stommeling", zeide hij, „hij zou u wel lijken". „Renny? Renney? Is hij daar?" „Hij werd verwacht, geloof ik". „Ah", zeide neef Edgar. Hij deed geen poging om zijn voldoening te verbergen en Geraldi was er over verwonderd, dat de dikke man zoo weinig tact toonde, of hij zou werkelijk moeten optreden als agent van een ander persoon. Een vuil zaakje in elk geval, maar het was niet de eerste keer dat menschen zich aan Geraldi in hun ware gedaante vertoond hadden en den duivel van binnen hadden laten zien. Zij meenden dan, dat zij spraken tot een bloedeigen broeder in het vak en konden niet begrijpen, dat voor hem misdaad een kunst was. Zij gingen naar de bibliotheek, waar mevrouw Asprey met een handwerk bezig was en Louise met de kin op de hand ge steund in het vuur staarde. Neef Edgar liep wat heen en weer en verontschuldigde zich toen; hij zou binnen een paar minu ten terug zijn. Geraldi was benieuwd te weten of hij misschien naar het hotel van Chalmers gegaan was om Dick Renney te zoeken; hij had wel vreemder dingen mee gemaakt. Zij zouden een prachtig stel vormen, dacht Geraldi, de kalme, gladde neef Ed gar en Dick Renney, een en al vuur een echte fret in zijn bloeddorstigheid. Plotseling hief Louise Asprey het hoofd op en keek hem aan. Toen zag hij dat haar moeder over haar handwerk was ingeslapen; zij maakte een steelsch ge baar, waarop Geraldi onmiddellijk op stond en dichter bij de deur ging zitten. Spoedig daarop kwam zij bij hem zitten. Zij fluisterde niet. maar haar stem was verwonderlijk gedempt en zacht. „Het is bijna te gelukkig", zeide zij, „neef Edgar is weg en moeder slaapt. Ik moet nu met u spreken". „Bent u er zeker van dat uw moeder slaapt?" vroeg de fregatvogel. „Zij zou niet kunnen veinzen", zeide het meisje oprecht. „In de eerste plaats wenscht neef Edgar, dat u iets voor hem doet, is het niet'" „Ik heb geweigerd". „Ah ik wenschte, dat u hem eenvou dig aan het lijntje gehouden had. U kunt niet vertellen, wat het was?" .Rij heeft het in vertrouwen gezegd". Zij keek Geraldi verwonderd aan, ge troffen door den loyalen trek van on kreukbare eer in dezen beroepsmisdadiger. „Vanmiddag begon ik u iets te ver tellen." „Ja, zeide Geraldi, „en ik hoop de rest ook te hooren." „Het is nu gemakkelijk voor mij om te spreken, anders zou de geschiedenis u te buitensporig schijnen! Maar om te begin nen moet ik u zeggen, dat, hoewel mijn vader niet hier is, hij niet dood is. Ten minste, wij hebben er geen bewijs van, dat hij dood is en kort geleden kreeg ik een vermoeden, dat hij nog in leven is." Geraldi wachtte af zonder te antwoor den. „Ik moet heel openhartig met u spre ken, of anders in het geheel niet." Hij knikte. „Nu dan, de Asprey's hebben altijd een wilden trek in hun bloed gehad. Ik zeg u dit om het gedrag van mijn vader te ver klaren. Er bestond geen beter mensch; hij was flink in zaken ook en hij werd be paald rijk. Toen ging het slecht met eenige van zijn beleggingen, en wij wer den bijna arm. Vader maakte zich onge rust en de zorg deed dien wilden karak tertrek, waarover ik sprak, tot uiting ko men. Hij begon te spelen om zijn verlie zen goed te maken, eerlijk spelen natuur lijk, maar hoog en gewaagd. En dat spe len kostte hem natuurlijk nog meer geld; toen kreeg hij op een dag ruzie met een beroepsspeler. Ik denk, dat de man iets oneerlijks gedaan had met de kaarten. Mijn vader doodde hem!" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5