Kikkervreugd. HIJ WOU DE PLUIM GRAAG ZIEN. HET REGENKEEPJE PRIJSRAADSELS. OPLOSSINGEN. Zeven kleine kikkers Kwaken in de sloot. Zeven kleine kikkers Dansen poot aan poot. Wie verstaat hun liedje: Kwaak-kwak-kwaak-kwak-kwaak? 'k Tel de woorden, tot ik In de war geraak. (Nadruk verboden) Zeven kleine kikkers Lachen kleuters uit, Kwaken: kikkertaaltje Leer je nimmer, guitl 't Lied lijkt soms eentonig, Maar dat is het niet! 'k Luister daarom altijd Naar 't gekwaak in 't riet. CARLA HOOG. In het dorpje, waar Hansje met z'n ouders en zijn zusje Lucie woont, Is een liefdadigheidsavond gehouden en voor het kleine plaatsje is dat een gebeurtenis van belang geweest! Lucie heeft met haar vriendinnen het gezellig avondje bezocht! Den volgenden dag, het is gelukkig een Zondag, Taakt ze er bijna niet over uitge praat! In kleuren en geuren wordt alles nog eens aan vader en moeder verteld: ,,'t Was dol!"-besluit Lucie eindelijk haar verhaal, „een dolgezellige avond en de burgemeester heeft zoo mooi gespro ken, Pafs! Iedereen die had meegewerkt, werd eens extra bedankt! Mijnheer van Waveren natuurlijk in de allereerste plaats! Die is wat je noemt echt gehul digd, hoor!" „Zoo zoo!" zegt Vader met een glimlach, „dus dien hebben ze een flinke pluim op den hoed gezet! Nou, hij heeft het ook dubbel en dwars verdiend!" „Dat heeft hij zeker!" beaamt moeder en Lucie knikt! Hansje, die bij Lucie's verhaal met zijn blokkendoos heeft zitten spelen, heeft bü de laatste woorden van zijn zusje even verwonderd opgezien! Een oogenblikje la ter staat de kleine kerel voor het raam en tuurt onafgebroken naar het huis aan den anderen kant van de straat, waar de be wuste mijnheer Van Waveren woont! Als moeder hem na een tijdje voor het eten aan tafel roept, komt hij een beetje onwillig en nauwelijks is de maaltijd op, of hij staat al weer voor het raam! „Wat voer je toch uit, mannetje?" vraagt moeder, die het ten slotte wel wat vreemd gaat vinden. „Wat zie je daar toch?" „Niets, moeder!" zegt Hans, „ik wacht alleen maar, of mijnheer van den over kant ook zijn huis uitkomt!" „Mijnheer van Waveren!" vraagt moe der verbaasd. „Wat wil je daar dan mee, baasje? Moet je dien spreken soms?" „Neen, mams! Niet spreken!" zegt Hansje een beetje ongeduldig, „maar zien! Ik wou zijn hoed zoo graag eens zien!" „Zijn hoed?" Moeders gezicht is een en al vraag. „Waarom Hanseman?" „Nou", verklaart Hansje, met een blik naar zijn vader, „Paps heeft toch gezegd, dat hij op zijn hoed een pluim gekregen heeft! Nou, en die pluim wou ik zoo graag eens zien!" R. W. l (Nadruk verboden). door O. E. DE TTM.E HOGERWAARD. Marietje kreeg een regenkeepje, Wat is Marietje nu toch blij! Van alle kind'ren op de school, heusch! Heeft geen zoo'n mooie keep als zij. Marietje kijkt nu eiken morgen, Of 't regent. Steeds weer is het mis En schijnt de zon Hoe is 't toch moog'lijk, Dat het maar steeds geen regen is! Zoo zegt Marietje en kijkt ernstig, Ze slaakt zelfs van verdriet een zucht, Marietje, eenmaal zal de regen Wel stroomen uit de grijze lucht. Dan mag je 't nieuwe keepje aan, hoor! Maar zeg me later eerlijk, kind, Of je na heel veel natte dagen Den regen nog zoo prettig vindt! (Nadruk verboden). PRIJSRAADSELS VOOR GROOTEREN EN KLEINEREN, DE GROOTEREN MOETEN 4 GOEDE OPLOSSINGEN ZENDEN, DE KLEINEREN 3. NAAM EN LEEFTIJD ER BIJ SCHRIJVEN EN TIJDIG INZENDEN. I. Mijn geheel bestaat uit 4 lettergrepen, mijn 3 eerste lettergrepen worden in mijn geheel gevonden en zijn iets dat 's winters zeer veel wordt gebruikt; mijn eerste vindt men in of aan elk huls. Mijn geheel is iets dat aan vele menschen het leven kost. H. Knip 4 papiertjes zooals hier geteekend zijn en leg ze zoo naast elkaar tot ze een Z vormen. Het moet dus een drukletter Z vormen. Jullie mogen het voor mij teekenen, of de 4 papiertjes voor mij opplakken, als ik maar goed kan zien, hoe je van die 4 fi guurtjes de letter Z hebt gemaakt m. Zet op de plaats der 4 1 I 2 cijfers 'n lettergreep van 2 of 3 letters en wel zóó 3 4 dat 3 2 heel zoute vloei- I stof wordt, 3 4 een scherpe, heete specerij, 1 2 een deel van je voet, 4 1 lekkere vruchten 3 1 een groente. Welke zijn die 4 lettergrepen die je in dit figuurtje moet plaatsen en welke zijn de 5 woorden die je er van kunt maken. IV. Begraven steden. De kinderen lagen te slapen (stad in België). Zij hebben dikwijls twist met de buren (stadje in Friesland). Karei en Bernard zijn gaan fietsen (stad tn Zwitserland). De dikke damp trok op (stad in Noord- Holland) V. "k Stijg opwaarts en 'k verlicht, 'k Ben nuttig, maar ook te vreezen; Ontneem mij 't hoofd, "k ben dan Een jong dier, zacht van wezen. OPLOSSINGEN DER RAADSELS DIT HEI VORIG NUMMER. 1. Kees, Trees, wees. 2. Wildervank, ladder, wier, Karei, vin. 3. 2 kilo. 4. Lentekoningin lente, koning, in. 5. Een vlieger. 6. Automobiel. 7. De wintervorst die het water tot ijs maakt. 8. Koopmans van Boekeren, boek, Ans, van, kers, koopman.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 14