Spreekwoord raden.
Hoe de reuzin Oonagh den
reus Cucullin te slim af was
(Een oud Iersch verhaal).
In Ierland leefde lang geleden een heel
eterke man, Fin M'Coul heette hij. En het
gebeurde, terwijl hij en zijn mannen een
geweldig werk ondernomen hadden n.l. een
(bruk over de zee naar Schotland, dat Fin,
die erg veel van zijn vrouw Oonagh hield,
het in zijn hoofd haalde naar huis te gaan
om eens te kijken hoe de arme vrouw het
maakte tijdens zijn afwezigheid. Hij trok
dus een den uit den grond, schaafde er
wortels en takken af, maakte er een wan
delstok van en ging op weg.
Oonagh, en Fin ook, natuurlijk, woonde
op het uiterste puntje van den heuvel van
Knockmany, waartegenover een andere
berg ligt, Cullamore.
In dien tijd leefde er nog een reus. Cu
cullin genaamd sommigen zeiden dat hij
een Ier was, en anderen een Schot
maar Ier of Schot, in elk geval was hij
geweldig sterk. Geen andere reus uit dien
tijd was tegen hem opgewassen en wan
neer hij goed boos was, stampte hij op den
grond dat de aarde er van schudde en
beefde. Hij was wijd en zijd berucht om
zijn kracht en geen mensch had eenigen
schijn van kans in een gevecht met hem
te overwinnen. Met één slag van zijn vuist
sloeg hij een bliksemstraal plat als een
pannekoek en borg hem dan in zijn zak
om zijn vijanden te laten zien als ze soms
van plan waren met hem te vechten. Alle
reuzen in Ierland had hij al overwonnen,
behalve Fin M.Coul, en hij zwoer dat hij
niet zou rusten, niet daags en niet 's nachts
niet 's zomers en niet 's winters, eer hij
Fin M'Coul bevochten zou hebben. Nu zat
de zaak eigenlijk zóó, (met alle eerbied
gezegd) dat Fin gehoord had dat Cucullin
van plan was, naar Causeway (waar Fin
aan het werk was) te komen om eens te
probeeren wie van de twee nu wel het
sterkst was. En toen voelde Fin plotseling
een groote en warme aanhankelijkheid
voor zijn vrouw, die arme vrouw, die toch
maar een moeilijk en eenzaam leven had,
tewij-l hij weg was. Zooals gezegd trok hij
feen den uit den grond, sneed er een wan
delstok van en ging op weg om zijn lieve
Oonagh op den top van Knockmany op
te zoeken.
Inderdaad was iedereen verbaasd waar
om Fin zoo'n winderige plaats als woning
uitgezocht had en zelfs gingen sommigen
zoo ver dat ze hem dat meedeelden. „Hoe
kom je erbij. Fin M'Coul". zeiden ze, „dadr
je huis te zetten, waar je nooit zonder
wind bent, daags niet en 's nachts niet,
niet in den winter en niet in den zomer,
en waar je bovendien geen water hebt?"
„Wel", zei Fin, „ik hou ervan een wijd
uitzicht te hebben, en zeg zelf, buren, waar
heb ik een beter uitzicht dan op Knock
many? En wat dat water betreft, zoo gauw
de Causeway brug klaar is, graaf ik de
bron verder uit. waar ik al aan bezig ben".
Nu was dat allemaal wel waar, maar de
eigenlijke reden waarom hij op Knock
many was gaan wonen, was, dat hij er zoo
goed kon zien of Cucullin op weg was naar
zijn, Fins huis. En inderdaad had hij daar
voor moeilijk een betere plaats kunnen
vinden in het schoone en woeste gewest
Ulster.
„od Gzegen je", zei Fin verheugd terwijl
hij zijn hoofd om de deur stak.
„Goeie hemel Fin, ben jij daar, welkom
bij je eigen Oonagh!" en hierop volgde een
klapzoen, dat de golven van het meer
onderaan den heuvel om zoo te zeggen
omkrulden van genoegen toen ze 't
hoorden.
Fin bracht twee of drie gelukkige dagen
met Oonagh 6amen door, en hij voelde
zich volkomen op zijn gemak, afgezien van
de vrees voor Cucullin. Maar die werd toch
steeds erger en zijn vrouw moest wel mer
ken dat er iets aan haperde. En ze kwam
er aehter ook.
„Die Cucullin zit me in den weg", zei hij,
„wanneer die kerel boos wordt en begint
te stampen, valt een heele stad in elkaar
en het is algemeen bekend, dat hij een
bliksemstraal kan opvangen want hij heeft
er altijd een in den vorm van een panne-
koek in z'n zak, bij wijze van waarschu
wing".
En terwijl hij dat zei, stak hij zijn duim
in z'n mond, want dat deed hij altijd als
hij iets voorspellen wou of iets te weten
komen wat in zijn afwezigheid gebeurde.
Zijn vrouw vroeg waarom hij dat deed.
„HIJ komt" zei Fin, „ik zie hem beneden
Pungannon",
„Wie dan, lieve.?."
(Nadruk verboden).
Welk spreekwoord stelt dit plaatje voor er
„Die ellendeling van een Cucullin" zei
Fin,"en ik weet niet hoe ik me daaruit
red. Als ik wegloop, zal jk bespot worden,
en ik weet zeker dat ik hem vroeger of
later tegenkom, dat zegt mijn duim me".
„Wanneer zal hij hier zijn?"
„Morgen, zoo tegen tweeën" zei Fin
grommend.
„Wel, m'n hartelap, wees niet bezorgd",
zei Oonagh, „reken maar op mij, misschien
help ik je wel beter uit de knel dan je zelf
zou kunnen, al heb je nog zoo'n knappe
duim!"
Toen maakte ze een groot vuur met veel
rook op den top van den heuvel en floot
driemaal, en daardoor wist Cucullin dat
hij op Cullamore verwacht werd, want op
deze manier gaven de Ieren in lang ver
vlogen tijden aan alle vreemdelingen en
reizigers het teeken dat ze welkom waren
in hun huis. Ondertusschen was Fin uiterst
teneergeslagen en wist niet wat hij doen
moest of hoe hij zich had te gedragen.
Cucullin was een onaangename klant om
te ontmoeten en de gedachte aan de „Pan
nekoek" stemde hem niet vroolijk. Wat had
hij al was hij nog zoo sterk, te vertellen
tegenover iemand die als hij boos was de
heele aarde deed beven en schudden en
die bliksemstralen plat als pannekoeken
sloeg? Fin wist niet wat hij daartegen be
ginnen moest.
„Oonagh", zei hij, „kun jij me niet hier
uit redden? Je bent toch anders zoo slim!
Zal ik gevild worden als een konijn, en zal
mijn naam tot spot worden van mijn hee-
len stam, ik, die de dapperste ben van
allen? Hoe kan ik vechten met iemand, die
een pannekoek in zijn zak heeft, die
eens
„Kom kom, Fin" antwoordde Oonagh,
„ik moet me heusch over je schamen! Be
kijk de zaak nuchter, wil je? En als hij
hier een panekoek wil, kan hij er een krij
gen, met of zonder bliksemstraal. Ver
trouw maar op Oonagh, ik zal dat heer
schap zoo fijn trakteeren als hem nog
nooit overkomen is. Laat het allemaal
maar aan mij over en doe maar precies
wat ik je vraag".
Deze toespraak kwikte Fin zichtbaar op,
want hij had tenslotte een groot vertrou
wen in z'n vrouw die hem al menigmaal
jiit raoeilijkhedej! geholpen had. Oonagh
haalde de negen verschillend gekleu
wollen draden te voorschijn, zooals al
wanneer ze een gewichtige zaak tot
goed einde wou brengen. Ze vlocht ze
drie vlechten, in elk drie kleuren, en bi
de eene om haar rechter arm, de twe
om haar borst ter hoogte van haar hi
en de derde om haar rechter enkel, w
dan wist ze dat wat ze ondernam zou
lukken.
Toen ze hiermee klaar was, leende ze
haar buren een en twintig ijzeren b;
platen, die ze door het deeg van een
twintig brooden mengde, in elk brood
en deze bakte ze als gewoonlijk en zette
in de kast toen ze klaar waren. Toen n
ze een groote kom versche melk die ze d
stremmen om er daarna kaas van te r
ken. Daarna ging ze tevreden zitten en
wachten was nu op Cucullins komst,
volgenden dag om twee uur, want dat 1
Fin voorspeld toen hij op z'n duim zoog.
Nu was er een merkwaardige overei
komst tusschen Fin en z'n vijand Cucul
n.l. dat Fin een voorspellende duim had
Cucullin's kracht alleen in z'n recht
middelvinger zat, want wanneer hij die
verliezen, zou hij met al z'n drukte
meer zijn dan een gewoon mensch.
Eindelijk kwam Cucullin den volgent Sc
dag door het dal aangestapt en Oona t
zag dat het tijd was om haar maatrege
te treffen. Ze haalde de wieg te voorsch
en liet Fin er in liggen en stopte hem
der de dekens. Je moet nu doorgaan v<
ons kind, zei ze „blijf dus zoet liggen
geef geen kik, ik zal je wel beduiden v
je doen moet".
Zoo tegen tweeën, net zooals hij
wacht werd, stapte Cucullin binnen.
„Goeien middag", zei hij, „woont hier
groote Fin M'Coul?"
„Zoo is het, brave man, „antwoord
Oonagh, „wil je niet gaan zitten?" „Da
je vrouw", zei hij en ging zitten, „Jij lx
zeker zijn vrouw?" „Ja" zei zij „en ik 1
gee nreden om me daarover te schame:
„Nee" zei de ander, „Hij is bekend
de sterkste en dapperste man van Ierlai
maar niettemin is er iemand, en die is n
héél ver af, die er buitengewoon naar vi
langt een potje met hem te vechten. Is
thuis?"
.(Wordt yeryolgdlij:
pi
ie
kc
ja
i ni
i ia
m