De jaarbeurs te Utrecht - Terugkomst Haagsche athleten uit Turijn
DE FREGATVOGEL
758le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
DE NATIONALE KOLFWEDSTRIJDEN te Berkhout bij
Hoorn. Een attractie 'der wedstrijden, een miniatuur kolf-
baantje, waarop druk gespeeld werd.
DE AANKOMST VAN TWEE DER VIER HAAGSCHE ATHLETEN die aan de
athletiekkampioenschappen te Turijn hebben deelgenomen, in de residentie. Op de
schouders van sportvrienden. Links Feenstra,, rechts Osendarp.
DE WERKZAAMHEDEN AAN DE NIEUWE SPOORBRUG TE
ZWOLLE. Het monteeren van een der bogen.
door George Owen Baxter.
naar den Amerlkaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
1)
HOOFDSTUK I.
De waard stond ln de deur; hij had zich
niet den tijd gegund om te kloppen, maar
had den deurknop zachtjes omgedraaid,
zoodat de wind de deur wijd open woei. Hij
zag zijn gast in zijn hemdsmouwen aan de
kale tafel zitten, tusschen het ledikant en
het raam; hij zag, dat het hemd van zij
was, maar zoo versleten, dat een der elle
bogen er doorheen stak, terwijl James
Geraldi, beter bekend als Slanke Jim, zich
oefende met een spel kaarten.
Niettegenstaande zijn booze bui was de
waard geboeid door de handigheid van den
jongeling; in zijn vingers werden de twee
ënvijftig kaarten tot een vloeibare een
heid, Het wasschen veroorzaakte slechts
een zacht fluisterend geluid, zoo handig en
vlug schudde hij de kaarten. Toen deelde
hij de kaarten uit, onderwijl zacht mompe
lend: Jij verliest ik verlies hij wint.
Hij nam de kaarten weer op en waschte ze
met dezelfde geluidlooze gratie.
De waard had echter genoeg gezien. „Jij
verliest, jong, zei hij ruw.
Slanke Jim bewoog hoofd noch handen,
maar klemde z'n voeten kalm achter de
Voorpooten van zijn stoel, zoodat hij ge
reed was om, in geval van nood, naar elke
richting te kunnen opspringen. Daarna
wendde hij langzaam het hoofd om en
keek zijn gastheer met een beminnelijken
glimlach aan.
Slanke Jim was een knappe jonge man
met blauwe oogen, ravenzwart haar en
hagelwitte tanden. Hij bezat de loome,
katachtige schoonheid van een zwarten
luipaard, die slaperig door de tralies van
zijn kooi kijkt; maar veronderstel eens, dat
de tralies zouden worden weggenomen
wat dan?
De waard dacht hieraan ook, toen de
rustige, tevreden blik Van zijn gast op hem
gericht werd, maar aan den anderen kant
had hij ook eenig vertrouwen op breede
schouders en dood gewicht, zelfs wanneer
een groot gedeelte van dat gewicht gecon
centreerd was in de maagstreek. Daarbij
was er in geval van nood een hard voor
werp in zijn rechter heupzak welke spe
ciaal was gemaakt om een blauwstalen
Coltrevolver met langen loop te bevatten.
Hij waagde zich dus de kamer in, maar
slechts een enkelen stap,
„Ga zitten, meneer Chalmers", zeide Jim
„neem een stoel en laat ons samen wat
kaarten".
„Ik heb gezien, hoe je met de kaarten
omgaat", zeide de groote man, „en ik heb
bemerkt, dat je het geweten hebt van een
valk of van een hongerigen prairiewolf.
Maar ik zou wel eens willen weten waarom
je. als je zulke dingen kunt doen. niet rijk
bent, inplaats van mij drie weken huur
schuldig te zijn?"
„Dat zal ik u zeggen", zeide Gerald) met
een zucht en met een fluweelen stem. „Ik
heb de meeste jaren van mijn leven ver
knoeid".
„Zoo, en hoe dan, jong?"
„Met werken", zei Jim, en hij zuchtte
weer.
„Met werken? Is dat dan werken, jong-
mensch?"
„O", zeide de ander, „maar dit is een
nieuwe ontdekking van mij. Dit is een ta
lent, waarvan ik nooit gedacht heb ge
bruik te maken, totdat ik in uwe char
mante stad kwam, meneer Chalmers".
„Je hebt drie weken tijd gehad om deze
charmante stad af te werken", bromde
Chalmers, „maar ik heb nog geen geld op
tafel gezien",
„Dat komt, omdat er iets hapert aan
deze elegante oude stad", zeide Slanke
Jim.
„En dat is?"
„Er is hier geen wild", zeide Geraldi.
„Iedereen hier heeft Salomo tot grootva
der".
Meneer Chalmers lachte, maar keek
Geraldi eens van terzijde aan.
„Betalen of de kast in", zeide hij.
„Goed", zuchtte Geraldi. „Vanmiddag
zal ik betalen".
„Geen denken aan, jong. je zult het
verduiveld vlug doen en nu dadelijk".
Voor een oogenblik week de slaperige
uitdrukking uit Geraldi's blik. Hij hief het
hoofd een weinig op en er kwam even een
valsche glinstering in zijn oogen, toen hij
naar den grooten, zwaren man opkeek.
„U moet niet te hard zijn", zeide hij. „U
moet bedenken dat ik langen tijd pech ge
had heb, den ergsten tegenslag, weet u?"
„Gelukkig voor het wild, hè?" grijnsde
de waard.
„Ik kon het kleine grut gemakkelijk vin
den", zeide Jim, „maar ik wil geen stekel
baarsjes vangen en ook geen sufferds. Het
zijn de door de wol geverfde spelers, die ik
zoek, meneer Chalmers".
„Je wilt dus de valsche spelers tot je
slachtoffers maken, hè?" vroeg Chalmers.
„Ik ben een fregatvogel, om het zoo uit
te drukken",'zeide Geraldi.
„En wat voor den duivel is dat?" vroeg
de waard, belangstellend tegen wil en
dank.
„Een fregatvogel", zeide zijn gast, „is een
vogel, die niet veel omvang heeft, zooals u
ziet", en hij strekte zich uit en wuifde met
de hand, als om te beduiden, dat zijn hon
derdzestig of zeventig pond lenige spie
ren niets te beteekenen hadden, „erg
weinig omvang, maar hoofdzakelijk vleu
gels, snavel en klauwen. Dit dier is steeds
in de lucht".
„Ik denk, dat jij ook niet vaak op het
nest zit", merkte Chalmers op.
„Het strijkt nooit op het water neer en
toch leeft het van aas, net als ik".
„Hoe vangt het de visch dan?" vroeg de
waard belangstellend.
„U moet niet vergeten, dat in het ge
deelte van de wereld, waar deze vogel thuis
hoort, er verscheidene zeevogels zijn, die
van visschen leven. Zij vangen de visschen
en stijgen langzaam er mede op. dan komt
de fregatvogel uit een wolk naar beneden
geschoten en slaat zijn klauwen in hun
oogen. Zij laten hun prooi vallen, de fre
gatvogel duikt dan omlaag door de lucht
en vangt de visch weer op, misschien een
handbreed boven het water. En zoo krijgt
hij zijn diner te pakken".
Meneer Chalmers krabde zijn kin. „Heb
je zooveel dunk van jezelf?" vroeg hij.
Jlm glimlachte gul, hoewel zijn oogen
even slaperig bleven als tevoren.
„Ik neem mijn kansen waar", zeide hij.
„En verslijt intusschen je hemd, hé?"
„Oefening baart perfectie", besloot da
fregatvogel.
„Zeg, jongmensch", zeide Chalmers, „er
wordt elk oogenblik een troep afzetters
hier verwacht, die van de mijnen komen,
waar zij de mijnwerkers hun maandloon
hebben afgetroggeld. Wat zou Je met deze
lui kunnen beginnen?"
„Ik kwam speciaal hierheen om ze te
ontmoeten", zeide de fregatvogel.
„Er is geen enkele gemeene streek met
kaarten, die ze niet kennen en als ze je in
de gaten kregen, zouden zij dien glimlach
van je gezicht schieten, jong".
„In alle dingen schuilt gevaar", ant
woordde Geraldi. „Een speldeprik kan
bloedvergiftiging veroorzaken, of een bak
steen kan naar beneden vallen, of zelfs
kun je stikken in een hap brood".
Chalmers lachte binnensmonds.
„Verduiveld, als mij dat niet doet terug
verlangen naar den ouden tijd", zeide hij,
„omdat ik hier en daar wel wat beleefd
heb. In mijn tijd heb ik ook met de gok
kers meegedaan, dat wil ik wel bekennen,
maar ik heb mijzelf toen gevestigd. Kogels
en de strop bedierven te veel goede her
senen, dat zag ik wel in; ik streek hier
neer en vestigde mij. En nu, Slanke Jim,
wil ik dat geld hebben".
„Werkelijk", zeide Geraldi, terwijl hij
ODStond om de zaak beter te kunnen be
pleiten en zijn bewegingen waren won
derlijk gracieus en langzaam ,.ik zou u
dubbel kunnen betalen zoodra de vloed
van de heuvels neerstrijkt".
(Wordt vervolgd).
De najaarsbeurs 1934 te Utrecht.
Stand op de koloniale af deeling van een Suriijaamsche
sinaasappelplantage.
SCHIJNGEVECHTEN VAN DE RIJKS-
WEER voor Hitler op den ,,dag van
de Rijksweer" te Neurenberg. De be
storming van een huis.
DE HONGAAR KOVACS die te
Turijn de 110 M. hordenloop won met
zijn verloofde, die Hongaarsch kam
pioene hordenloopen is.