kite Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Donderdag 6 September 1934
Derde Blad
No. 22841
BINNENLAND.
CORRESPONDENTIE.
VRACEN RUBRIEK.
it
yERHOOGING UITKEERING
OUD-GEPENSIONEERDE
MILITAIREN.
Ipï REGEER ING HEEFT BEZWAAR
TEGEN 15*/. VERHOOGING VAN
ALLE OUDE PENSIOENEN.
t laagst gepensioneerden zullen worden
geholpen.
Verschenen ls de memorie van antwoord
den minister van Defensie aan de
■de Kamer Inzake het wetsontwerp
Idjziging van het achtste hoodstuk der
isbegrooting voor 1934 (verhooging der
tleeringen aan oud-gepensioneerde mi-
van zee- en landmacht.
J'Hieraan wordt ontleend, dat de regee-
i;M ten zeerste betreurt, dat het wetsont-
|wrp tot beschikbaarstelling van f. 40.000
,j verhooging van genoemde uitkeeringen
I verscheidene leden zeer groote teleur-
ng heeft gewekt als in het voorloopig
tot uiting ls gekomen. Wel heeft
_ötljds bij een Kamerdebat de regeering
Iniet weersproken het betoog, dat de voor-
gegolden hebbende pensioenregelin-
j voor de militairen over het algemeen
i voor de belanghebbenden ongunstiger
sloenbedragen leidden, dan zij zouden
en ontvangen aan de band der bepa-
gen. welke voor de burgerambtenaren
len en is harerzijds ook niet ontkend
op gemiddelde 15% geschatte nadee-
verschil, maar zij moet beslist tegen-
eken dat eenige toezegging, in welken
i ook, zou zijn gedaan tot opheffing
j dat verschil over de geheele lijn.
Tegen deze opheffing heeft de regeering
bedenking, dat een verhooging met
8>/i van alle oude militaire pensioenen
ïfcomit op een correctie van reeds jaren
iden buiten werking gestelde wetten,
rat uit wetgevings-oogpunt stellig niet
elaatbaar is. Bovendien zou die alge-
ene verhooging van 16% ten goede ko-
aan tal van gepensionmeerden, wier
ncieele omstandigheden zulk 'n bonus
's Rijks schatkist in het geheel niet
leren. Vooral nu kan de regeering zulk
i maatregel niet voor haar verantwoor-
nemen.
De regeering wil doen wat zij kan om
1 de ergste nooden te voorzien van de
gepensionneerde militairen en on-
hen verstaat zij die. welke aan pen-
plus bijslag en eventueel andere in-
isten tezamen nog niet zooveel ont-
igen, als de norm bedraagt, welke voor
geldt ingevolge het Kon. besluit van
2 Juli 1930. Zij is daartoe voornemens om,
idat de vereischte gelden te harer be-
likking zullen zijn gesteld, een wijziging
dat besluit te bevorderen, in dien zin,
1 de oud-gepensionneerde militairen van
en landmacht (behoudens overschrij-
j van de voor hen geldende norm) aan
pensioen plus de 40% verhooging inge-
de wet van 29 Mei 1920 en den bij-
op dat pensioen uit de midde-
van de stichting tezamen zullen mo-
genieten 320% (inplaats van zooals
280%) van het hun oorspronkelijk
erleende pensioen, hetgeen dan voor be-
ighebbenden een resultaat heeft, alsof
i oorspronkelijk pensioen met 15% was
Brhoogd.
Niet juist is de veronderstelling, als zou
door de regeering voorgenomen maat-
;el slechts voor 1934 gelden. Wordt dat
ontwerp wet, dan zal op de begroo-
ing van defensie telkenjare een post tot
leiijk doel worden uitgetrokken.
Bij de behandeling van dit wetsontwerp
i bezwaarlijk de vraag worden beant-
roord, of in de positie van die oud-gepen-
ionneerden. die bijv. den leeftijd van 65
hebben bereikt, niet nog eenige ver
betering kan worden gebracht door bii 't
iepalen van den bijslag geen rekening
er te houden met gezinsinkomsten en
de genoten ouderdomsrente.
Met klem spreekt de regeering tegen,
kt het wetsontwerp 'n uitvloeisel zou zijn
een, in zekeren zin, met vooropgezet
iel toegepaste vermindering van de uit
dringen aan de mobilisatie-slachtoffers,
atstgenoemde uitkeeringen zijn in be-
alde gevallen, niet over de geheele lijn.
ninderd, omdat de daling van den
««standaard, vooral op het platteland,
lit noodzakelijk maakte. De desbetreffen-
'i begrootingspost is niet tegelijkertijd
irlaagd. zoodat op dien post een over-
riiot ontstond. De regeering stond nu
het alternatief, den begrootingspost
o kwestie en tevens het eindcijfer der de-
siebegirooting met f. 40.000 te verlagen
een nieuw artikel voor te stellen ten
kte van de oud-gepensionneerde militai-
i en daarop deze f. 40.000 uit te trekken.
J koos dit laatste.
Dat de mobilisatie-slachtoffers in niet
Binder moeilijke omstandigheden zouden
«keeren dan de oud-gepensionneerde
ilitairen, die van het. voornemen der re-
Kring zullen profiteeren. kan bezwaar
lik worden toegegeven.
Bat betreft den wensch inzake steun-
srieening aan gepasporteerden met min-
fer dan tien jaren werkelijken. maar meer
&n tien jaren voor pensioen geldigen
ist, de regeering is het eens met de
&n. volgens wie het hier een materie
Kngaat, aan den inhoud van dit wets-
Etwerp volkomen vreemd.
Ir. J. W. v. d. VEGT t
Op 66-jarigen leeftijd is te 's-Graven-
«8e overleden ir. J. W. v. d. Vegt, oud-
feteur der Rott. Electr. Tramweg-Mij.
I De thans ontslapene verwierf in 1891 te
Kift het diploma van civiel ingenieur. In
l&i werd hij opzichter van den Ned. Zul-
«Kpoorweg te Heerlen, in 1893 adjunct-
Rfflleur bij de Staatsspoor. In 1897 werd
4 v d. Vegt benoemd tot chef van ex
citatie der Rotterdamsche Tramweg-
luatschappij. Toen het stadsgedeelte van
h'ram in Rotterdam geëlectrificeerd werd
|C 1904 werd de heer v. d. Vegt directeur
r'toen opgerichte R.E.T.M.
I.« zijn heengaan als directeur bleef hij
commissaris, welke functie hij ook be
idde in andere tramwegmaatschappijen
Jt begrafenis van het stoffelijk over
ig' zal plaats hebben Zaterdag half één
I'? Je begraafplaats Oud-Kralingen te
l'iïtogen.
DE BEGRAFENIS VAN
J. H. A. SCHAPER.
EEN INDRUKWEKKENDE ROUWSTOET
TROK OP NAAR DE BEGRAAFPLAATS
ESSERVELD.
Op de begraafplaats Esserveld te Gro
ningen heeft gistermiddag onder enorme
belangstelling de teraardebestelling plaats
gehad van 't stoffelijk overschot van wij
len den heer J. H. A. Schaper, sociaal
democratisch lid der Tweede Kamer, mede
oprichter der sociaal-democratische arbei
derspartij in Nederland.
Voor het huis van dr. Schaper, zoon van
den overledene, aan den Radesingel, van
waar de uitvaart plaats had, stelde zich
tegen twee uur de lange, naar schatting
duizend personen omvattende stoet op.
Voorop ging het muziekcorps „Door het
Volk. voor het Volk", daar achter twintig
groepen gewestelijke afgevaardigden, de
afdeellng Groningen van de S.D.AP., ver
schillende afgevaardigden van plaatselijke
vakvereenigingen, A.J.C. enz. Hierop volg
de de lijkwagen, waaraan was gehecht een
groot krans met roode linten. Daarna
twaalf volgwagens, waarin familieleden en
vrienden, en vervolgens de leden van de
A.J.C.die een lange rij kransen droegen.
De stoet werd gesloten door verschillende
sociaal-democratische vereenigingen, die
hun vaandels met rouw hadden omfloerst
of daaraan een zwart lint hadden beves
tigd.
In den stoet liepen of reden mede de
leden van het Partijbestuur, de heeren
Vorrink, Woudenberg, ds. W. Banning,
Ribbius Peletier, de bestuursleden van het
N.V.V. E. Kupers. C. v d. Lende, L. Danz
en A. v. d. Walle. de Tweede Kamerleden
mr. dr. G. v. d. Bergh. Ir. Albarda, P.
Hiemstra. W. v. d. Sluys, J. v d Heyde, ir.
Cramer. W. H. Vliegen, ter Laan, Faber,
W. Drop, W. van Braambeek, dr. J. v. d'.
Tempel en W. Drees; de Eerste Kamer
leden de Zeeuw en Ossendorp, de direc
teur van de Arbeiderspers H. IJ. van der
Veen en vertegenwoordigers van het in
stituut voor Arbeidersontwikkeling; de
oud-partij-voorzitters prof. mr. Bonger en
J. Oudegeest en het Amsterdamsch Soci
aal-Democratisch gemeenteraadslid Pot
huis
Een bericht van verhindering en brie
ven vau rouwbeklag waren ingekomen van
minister-president dr. H. Colijn en den
voorzitter van de Tweede Kamer jhT. mr.
Ruys de Beerenbrouck.
Langs den weg. die moest worden afge
legd stonden de menschen vier rijen dik
geschaard.
Op Esserveld, waar de stoet eerst na
vieren aankwam, spraken de heeren W. H.
Vliegen, namens het partijbestuur der
S.D.AP., ir. J. W. Albarda, namens de
Kamerfractie E. Kupers, namens het
N.V.V.Tuin. namens het gewest Gronin
gen dei- S.D.AP., Brok, namens het ge
west Drente en voorts nog de burgemees
ter van Hoogezand. Bartels. en de wet
houder van Veendam, Spiekman.
Dr. Schaper, een zoon van den over
ledene, dankte voor de belangstelling.
Het zangkoor van de Stem des Volks" te
Groningen zong, voordat de kist in het
graf werd neergelegd een strijdlied.
Op de begraafplaats waren o.m nog aan
wezig de Tweede Kamerleden Duys, F. E.
H. Ebels en dr. Bierema. alsmede de secre
taris van de gemeente Groningen en twee
Groningsche wethouders.
DE VERLAGING VAN DE PENSIOENEN
VAN HET SPOORWERPERSONEEL.
Het voorstel aan den minister voorgelegd.
Onze spoorwegmedewerker schrijft;
Zooals wij reeds gemeld hebben, heeft
de Directie der Ned. Spoorwegen een
schrijven gezonden aan de Commissie van
Bijstand van het spoorweg pensioenfonds,
dat zij voornemens is de reeds toegeken
de en nog toe te kennen pensioenen een
verlaging te doen ondergaan op den voet
van de salarisverlagingen voor. het spoor
wegpersoneel. De Commissie van Bijstand
van het Spoorweg-pensioenfonds heeft aan
de directie der Ned. Spoorwegen bericht
gezonden dat zij tegenover de door de
Directie voorgestelde wijziging der Pen
sioenwet (1925) voor het Spoorwegperso
neel, een korting op de loopende pensioe
nen een afwijzend standpunt moet inne
men. In een bijgevoegd schrijven aan de
Directie zegt de Commissie van Bijstand
dat de meening van de Directie dat de
pensioenen de conjuctuur-veranderingen
moeten volgen, door de commissie niet
wordt gedeeld. Het zou voor de belangheb
benden tot gevolg hebben, een groote mate
van onzekerheid omtrent hunne toekom
stige aanspraken en voor het fonds een
even groote mate van onzekerheid omtrent
hun toekomstige verplichtigen. Voor wat
betreft het beroep der Directie op het
tekort in het Spoorwegpensioenfonds
merkt de Commissie in haar schrijven op:
„dat voor dit tekort niet de Spoorweg
ambtenaren," doch de spoorweg-maat
schappijen (H.S.M.-S.S.) en de Staat aan
sprakelijk zijn en moeten worden gehouden
en dat juist daarom het tekort in het
spoorwegpensioenfonds geen motief kan
zijn voor de door de Directie voorgestelde
maatregelen. Aan het zeer dringend ver
zoek der Commissie, om de voorstellen
inzake verlaging der pensioenen terug te
nemen heeft echter de Directie niet vol
daan. De Directie heeft aan de Commissie
van Bijstand het navolgend schrijven ge
zonden: Wij berichten U. dat wij, na
overweging van het door U aangevoerde,
ons desbetreffend voorstel met toelich
tend schrijven aan Uwe Commissie, als
mede het van Uwe Commissie ter zake
ontvangen antwoord, in afschrift aan den
Minister van Waterstaat hebben overlegd".
M. H. HOFSTEDE VAN SON. t
De consul der Nederlanden te Luik, de
heer M. H. Hofstede van Son, is over
leden.
De waarneming van het consulaat is op
gedragen aan den heer V. Pisart.
DE TERTIAIRE WEGEN.
DE POSTVLUCHTEN.
De „Snip" is gisteren uit Athene te Am
sterdam gearriveerd.
Het Rapport der
Tertiaire-Wegencommissie.
Krachtens de Wegenbelasting van 1928
wordt de opbrengst van de Wegen- en
Rijwielbelasting gestort in 't Wegenfonds
en benut voor de verbetering en het on
derhoud van de voornaamste wegen van
ons wegennet. Dit zijn de primaire wegen,
waaronder te verstaan de wegen van het
Rijkswegenplan en de secundaire wegen,
waartoe gerekend kunnen worden de we
gen van de Provinciale wegenplannen.
Ons land telt buiten de bebouwde
kommen, ongeveer 25.000 K.M. verharde
wegen; hiervan zijn 3300 K.M. primaire
wegen en 4400 K.M secundaire wegen;
voor de overige 17300 K.M. wegen worden
dus geen gelden uit het Wegenfonds be
schikbaar gesteld. Althans voorloopig niet.
Herhaaldelijk gingen stemmen op. ook
in de Tweede Kamer, om voor de tertiaire
wegen een deel der Wegen- en Rijwielbe-
iasting-gelden te bestemmen, hetgeen
tenslotte voor de Vereeniging „Het Ne-
derlandsche Wegencongres" aanleiding
was in haar jaarvergadering van Decem
ber 1932 een Commissie te benoemen ter
bestudeering van de financiering der ver
betering van de tertiaire wegen.
Voorzitter van de Commissie was ir. J.
J. Stieltjes, president van het „Nederland-
sche Wegencongres"; als secretaris trad
op de heer H. W. O. de Bruyn, directeur
van den A.N.W.B., directie Wegen en Ver
keer; terwijl verder verschillende Rijks-
en Provinciale autoriteiten op Waterstaats
gebied en vertegenwoordigers van ver
schillende belanghebbende groepen en
vereenigingen in de Commissie zitting
namen.
Het rapport van deze Commissie is
thans verschenen.
Uit de gegevens eener enquête onder de
gemeenten en waterschappen, waartoe de
welwillende medewerking werd verkregen
van de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten en de Unie van Waterschaps
bonden, werd in overleg met Provinciale
Waterstaats-autoriteiten door de Commis
sie samengesteld een schematisch tertiair
wegenplan ter bepaling van de lengte van
het tertiaire wegennet. Op deze wijze ver
kreeg de Commissie de volgende gegevens:
Voor Groningen 450 K.M.
Fiesland 500
Drenthe 400
Overijssel 550
Gelderland 700
Utrecht 300
Noord-Holland 650
Zuid-Holland 700
Zeeland 350
Noord-Brabant 750
Limburg 500
Aan Rijkswegen 150
Totaal6000 K.M.
Door de Commissie is nagegaan welke
kosten de verbetering der tertiaire wegen
met zich zou brengen, waarbij voorop werd
gesteld, dat deze wegen na de verbetering
het karakter van een „tertitairen weg"
moeten behouden. Zij heeft zich dus een
eenvoudige verbetering gedacht en aan
genomen, dat deze Wégen een verhardings
breedte zouden krijgen van 3.50 M. tot 5
M., in 't eerste geval met uitwijkplaatsen.
De Commissie komt tot de volgende sa
menvatting:
Voor aanleg Voor on-
en verbete- derhoud en
Voor de primaire ring: beheer
wegen (Rijkswe
genplan p. jaar. f 359.000.000 f. 2.965.000
Voor de secundai
re wegen (Prov.
wegenplan. p. j. f. 205.000.000 f. 2.662.000
Voor de tertiaire
wegen p. jf. 72.000.000 f. 1.200.000
Totaal f. 636.000.000 f. 6.827.000
Voor een bedrag van f 636.000.000, bere
kend vanaf 1 Januari '33 zouden dus het
Rijkswegenplan, de Provinciale wegenplan
nen en nog 6000 K.M. tertiaire wegen kun
nen worden verbeterd.
In verband met de moeilijkheden, die
de Commissie ondervond om andere mid
delen dan de bestaande Wegen- en Rij
wielbelasting te vinden voor de financie
ring van de tertiaire wegen, heefi zij na
gegaan of de opbrengst van deze beide
belastingen voldoende zou zijn, voor de
verbetering van het wegennet binnen re
delijken tijd. Zij neemt voor de beide be
lastingen samen aan een accres van plm.
f 800.000 per jaar en becijfert dan, dat in
een tijdvak van ruim 26 jaar de opbrengst
voldoende zal zijn voor aanleg en verbe
tering, zoomede onderhoud en beheer van
het geheele primaire, secundaire en ter
tiaire wegennet tot een uitgestrektheid
van 13700 K.M.
Ten slotte berekent zij de percentages
van de opbrengst der Wegen- en Rijwiel
belasting, welke het Rijk en de Provincies
zou toekomen, daarbij uitgaande van de
veronderstelling, dat de financiering van
de tertiaire wegenplannen zal geschieden
door de Provincies. Deze percentages zou
den zijn 55% voor het Kijk en 45% voor
de Provincies, waartij aan bepaald zou
moeten worden, dat van het aandeel der
gezamenlijke Provincies ten minste lO/45
gedeelte wordt toegewezen voor de finan
ciering der tertiaire wegenplannen.
De Commissie wijst op de ongunstige
omstandigheid, dat juist in de eerste ja
ren, als de opbrengst der belastingen het
laagst is, een intensieve verbetering der
wegen gewenscht is. Om dit doel te be
reiken zou dus in de eerste jaren het We
genfonds door middel van leeningen of
voorschotten moeten worden versterkt,
van welke leeningen of voorschotten de
de rente en aflossing zouden moeten wor
den bestreden uit het Wegenfonds.
HET CONGRES VAN DE KON. NED.
MIDDENSTANDSBOND.
DE MINISTERS STEENBERGHE EN OUD
OP DE ALMITENTO.
Gistermiddag hebben de minister van
Financiën, mr. Oud en van Economische
Zaken, mr. Steenberghe, een bezoek ge
bracht aan de Algemeene Middenstands-
tentoonstelling in het geboluw der R.A.l
te Amsterdam.
In een zijzaal van het groote restauran!
werden de ministers ontvangen door het
Uitvoerend Comité van de Almitento. wier
voorzitter, de heer Verbeek, den ministers
dank zegde voor hun komst.
De prae-adviseurs aan het woord.
In de middagvergadering van het mid-
denstandscongres waren de prae-advi
seurs aan het woord ter beantwoording
van de gemaakte opmerkingen.
Door prof. Veraart werd uitvoerig ver
dedigd, dat slechts publiekrechtelijke or
ganisatie van alle middenstandsbedrijven
.de afdoende oplossing in de economische
moeilijkheden kan brengen. Dit zal geen
der middenstanders zijn zelfstandigheid
ontnemen en voert niet tot staats-socia-
lisme. Spr. wekt op tot solidariteit onder
de middenstanders. Spr. heeft geen illu
sie, dat men daar vandaag toe zal beslui
ten. Niets zal uw vrijheid belemmeren,
herhaalt spr. als men de publiekrechter
lijke bedrijfsorganisatie aanvaardt.
Professor C. W de Vries is geen voor
stander van ongebreideld individualisme.
Spr. meent niet, dat elk individu, die het
eigenbelang behartigt, ook het algemeen
belang behartigt. Spr. heeft ook een vast
denkbeeld over de concurrentie. Er is een
nuttige menschelijke concurrentie in het
belang van de consumenten, maar er is
ook een moordende concurrentie, die alle
prijzen noodeloos verhoogt. Spr. meent,
dat de middenstandsorganisaties zelve
hierover geen onderscheid kunnen ma
ken. Spr. meent, dat het groote vraag
stuk van dezen dag niet is vrijheid of
dwang, maar eigen organisatie der groe
pen, gepaard met overheidsmaatregelen,
waar de groepen te kort schieten. Spr.
wenscht ook in dezen tijd de tegenwoor
dige samenwerking en ordening zooveel
mogelijk willen houden buiten de macht
van de centrale regeering.
Dr. E. J. Tobi wil ingrijpen in den chao-
tischen toestand van den middenstand.
Hij wil ordening. Daarnaast wil spr. het
goede in het bestaande systeem behouden.
Voorts zet spr. uiteen, dat daarbij een
steun van de regeering niet ongewenscht
is. Wat vestigingseischen betreft is spr.
van meening, dat dit geen crisisverschijn-
De heer L. de Groot is van meening,
dat uit den Middenstand zelf de hulp
moet komen, die velen van de Regeering
wenschen. Spr. waarschuwt tegen den
drang tot ingrijpen van de Regeering. Van
onderaf moeten grondslagen worden ge
legd voor een gezond bedrijfsleven, om
dan daarop sanctie van het bestuur te
vragen. Spr. verklaart zich tegenstander
van hetgeen van het geven van verorde
nende bevoegdheid van den middenstands
raad.
De heer F. L. van der Leeuw vindt het
een ramp, dat zooveel politici zich te veel
bemoeien met economische kwesties en
hun meening wenschen op te dringen aan
de massa. Spr. waarschuwt er tegen om
zich niet te begeven in een avonturenpoli-
tiek. Spr. is een voorstander van bevesti-
gingseischen, zooals vakbewaamheid en 't
kunnen dragen van een deel van het fi
nancieel risico. Regeling van beveiliging
naar behoefte is naar spr.'s meening niet
door te voeren, omdat men de consumen
ten niet in de hand heeft. Men dient,
zegt spr., op de basis van het bestaande
nieuwe toestanden op te bouwen.
Prof. dr. J. G. Ch. Volmer zegt in zijn
betoog, dat de oude leer staatsonthouding
heeft gepredikt. Productie en distributie
zijn niet anarchistisch zoolang in den kos-
tenden prijs een stevige rem voor de con
currenten is gelegen. Tegen inmenging van
het staatsgezag bestaat geen bezwaar. Spr.
noemt het geen nadeel, dat de staatsmo-
len langzaam maalt. Het kan goed zijn
om datgene wat snel een tijdelijke voor
ziening eischt aan andere organen op te
dragen. In dat opzicht kunnen publiek
rechtelijke bedrijfsorganisaties regelend
optreden. Door den inleider wordt sterk
aangedrongen op het aaneensluiten van
den middenstand. Daardoor kan hij de re
geering eensgezind voorlichten hetgeen de
middenstand noodig heeft.
Spr. -waarschuwt tegen het beperken
van te veel aan bedrijven. Ook de vrees
voor 't grootbedrijf lijkt spr. overdreven.
De bloei van een zaak ligt in den regel
aan den leider van de zaak.
Na het betoog van prof. Volmer zegt de
voorzitter, dat hij geen conclusies zal voor
stellen, maar vraagt machtiging voor het
bestuur om richtlijnen samen te stellen.
Deze richtlijnen zuilen dan gezonden wor
den aan verschillende vereenigingen. waar
zij in studie genomen kunnen worden.
In een volgend congres kunnen dan de
resultaten worden besproken en kan een
uitspraak volgen.
Aldus wordt besloten.
Het congres werd daarna met de gebrui
kelijke plichtplegingen gesloten.
UIT DE A.-R. PARTIJ.
Ontevredenheid met den gang van zaken.
Op initiatief van de A.-R. gemeente
raadsleden F. H. C. Jansen en J. H. van
Lonkhuyzen van Zeist, is een vergadering
gehouden van geestverwanten „om zich te
bezinnen op de verschillende vragen, die
zich in de huidige politieke constellatie
voordoen".
Na een rede van den heer Jansen en
nadat eenige vragen waren beantwoord,
besloot de vergadering in beginsel tot op
richting van een vereeniging en benoemde
zij een commissie, die tot opdracht kreeg
na te gaan, welke stappen gedaan kunnen
worden, waarna met algemeene stemmen
de volgende motie werd aangenomen:
De vergadering enz., gehoord de be
sprekingen,
van oordeel, dat de denkbeelden, die in
de A.-R. partij overheerschen, het haar
onmogelijk maken in de gezagscrisis, die
ook ons land doormaakt, het standpunt
in te nemen, dat naar den eisch der Hei
lige Schrift noodzakelijk is;
van oordeel, dat de A.-R. partij krach
tens haar uitgangspunten terug heeft te
keeren tot de overtuiging, dat de overheid
zich niet slechts zijdelings, maar ook
rechtstreeks heeft te bemoeien met de
geestelijke ontwikkeling des volks;
besluit contact te zoeken met alle geest
verwanten van welke kerkelijke formatie
ook, die deze overtuiging deelen. teneinde
gezamenlijk te trachten haar opnieuw
erkenning te verschaffen in het politieke
leven van ons volk.
RECLAME.
698»
Begin nog heden met
[)e IfalectcutclscheZiMifuiUa,
„Wat Mijnhardt maakt is goed.";
MILITAIRE MUTATIES.
Met ingang van 1 September zijn bevor
derd tot kapitein ter zee de Kapitein-lui
tenants ter zee R. P. van de Wetering bij
genaamd de Rooij en S. van Ramshorst.
Benoemd bij het wapen der artillerie bij
den staf van het wapen tot kapitein-maga
zijnmeester, de kapitein H. de Groot van
het regiment motorartillerie.
Met ingang van 1 November is benoemd
bij het wapen der infanterie tot luitenant-
generaal, generaal-majoor C. J. H. van der
Horst van den staf infanterie. Gouverneur
Koninklijke militaire academie;
tot generaal-majoor, de kolonel H. G.
Keppel Hesselink, commandant der Ve In
fanteriebrigade:
tot kolonel, de luitenant-kolonels H.
Heetjans, W. J. Arriëns en O. P. Bennewitz,
onderscheidenlijk van het 22e, het 3e en
het le regiment infanterie:
bij het wapen der artillerie tot luitenant-
generaal de generaal-majoor H. A. F. G.
van Ermel Scherer, commandant der Ille
divisie, tevens bevelhebber in de 3e mili
taire af deeling;
tot kolonel, de luitenant-kolonel R. H. A.
van den Wall Bake, commandant van het
korps der rijdende artillerie;
bij het wapen der Koninklijke Mare
chaussee tot kolonel de luitenant-kolonel
H. L. E. G. J. Werner, commandant le di-
sisie der Koninklijke Marechaussee.
Met ingang van 1 November op verzoek
eervol ontslagen uit den militairen dienst
ter zake van langdurigen dienst de luite
nant-generaals van der Horst, van Ermel
Scherer, allen voornoemd;
de kolonel R. J. Hoffman, commandant
der Ille Infanteriebrigade;
de kolonel G. L. M. Higly, commandant!
der lie Artilleriebrigade;
de kolonels Heetjans, Arriëns, Bennewitz
van den Wail Bake en Werner, allen voor
noemd
de luitenant-kolonels G. II. H. G. Bon-
homme van den staf der Ve Infanteriebri
gade; J. F. Wickman, commandant van het
10e regiment infanterie; M. F. J. Phaff,
commandant van het regiment Jagers; D.
A. W. van der Moer, commandant van het
regiment motorartillerie;
de majoor van de militaire administratie
H. Nijenhuis, van het 6e regiment infante
rie;
de kapitein, plaatselijk-adjudant J. Zel-
velder van den plaatselijken staf.
Met ingang van 1 November is benoemd
tot generaal-majoor, commandant der Hie
Divisie, de kolonel J. F. van der Vijver, van
den generalen staf, toegevoegd aan den
chef van den generalen staf;
bij het wapen der infanterie tot kolonel,
onderscheidenlijk commandant van de Ve
en van de me Infanteriebrigade, de lui
tenant-kolonels jhr. D. de Brauw en I. J.
Froger. resp. commandant van het regi
ment Grenadiers en van het 12e Regiment
infanterie^
bij het wapen der cavalerie, bij den staf
van dit wanen, tot Gouverneur der Ko
ninklijke militaire academie de luitenant
kolonel H C. G. Baron van Lawick, com
mandant van het regiment wielrijders met
eervolle ontheffing van het tegenwoordig
commando;
bij het wapen der artillerie, bij den staf
van het wapen tot generaal-majoor, de
kolonel J. H. Carstens, van dien staf in
specteur der artillerie
bij het reserve-personeel der landmacht
bij het wapen der artillerie tot reserve-lui
tenant-kolonel bij den staf der IVe Artille
riebrigade de eervol ontslagen luitenant-
kolonel der artillerie van der Moer voor
noemd;
is aan de luitenant-generaals van der
Horst, van Ermel Scherer, allen voornoemd
Hr. Ms. dank betuigd voor de veeljarige en
belangrijke diensten door hen aan den
lande bewezen;
is aan mr. F. J. D. C. Egter van Wisse-
kerke in verband met het bereiken der wet
telijke leeftijdsgrens met 1 Sept. eervol
ontslag verleend als kantonrechter-plaats-
vervanger in het kanton Brielle met dank.
STUCADOORS-PATROONSBOND.
Deze bond vergaderde gisteren te Zwolle
onder leiding van den heer J. A. de Moet.
Als plaats voor de volgende vergadering
werd Nijmegen aangewezen.
De aftredende bestuursleden werden
herkozen. Tot redacteur van het bonds
orgaan werd herbenoemd de heer D. N.
Verdoes. In het comité van redactie is be
noemd de heer L. Timmers uit Haarlem.
Het verslag van den penningmeester gaf
een sluitende begrooting voor het volgend
jaar. na bezuinigingsmaatregelen van
f. 4500.
Tot leden van de hoofdarbitragecom
missie zijn benoemd de heeren J. A. de
Moet uit Den Haag en W. Weber uit Haar
lem en als plaatsvervangend lid de heer
J. J. Donker uit Amsterdam.
Op voorstel van het hoofdbestuur is met
het oog op den financieelen toestand, be
sloten te bedanken voor het lidmaatschap
van den Kon. Ned. Middenstandsbond.
Om aan den wensch van enkele afdee-
lingen tegemoet te komen, zal de contri
butie verlaagd worden met f. 5 per lid en
per jaar.
J. C Over die kwestie werd reeds
enkele weken geleder, eer. ingezonden
stuk van u geplaatst Wij kunnen dat
thans niet opnieuw doen
Getrouw Lezer in deigCuj*c &aK.en
kunnen wij geen advies geven.