'E HAD DAT GEDACHT? Vaderlandsche Geschiedenis OPLOSSINGEN. r. door i C. E. DE LILLE HOGERWAARD. r et tranen in de oogen van boosheid en I. lde vuisten kwam Han uit den tuin de :en binnenstormen, waar Moeder druk was appelgelei te maken. I neder zag natuurlijk dadelijk, dat er aan haperde. Geheel het uiterlijk van jongsten zoon was daarvan het spre- I l bewijs. Wat het was, duurde echter tijd, vóór zij 't begreep, laar Han, wat is er gebeurd?" vroeg n er klonk angst in haar stem. t >eds stond Hans mond wijd open om v zijn verontwaardiging lucht te geven de jongen het op eens erbarmelijk be. ji uit te snikken. oeder liet hem eerst wat uithuilen, gal u toen een glas koud water om te be- ij en en zei rustig: óodra je tot kalmte gekomen bent, y mag je spreken, maar niet eerder'.'. oeders stem klonk zóó beslist, dat Han 1 niet waagde een woord te uiten, a in snikken echter geen gebrek! a een poosje zei Moeder: „Tel rustig honderd, Han!" an, die dezen raad wel eens meer van der kreeg en dan gewoonlijk bij dertig e'eertig al uitriep ,,'t Is over, Moeder!" e nu reeds een eind in de zeventig en e nóg maar steeds door. Wel zag hij er rlijk al veel kalmer uit. „Innerlijk zal ook wel opknappen," dacht Moeder, t lotseling drong het tot den jongen door, r tot honderd tellen toch wel heel veel Zoo ver had hij 't nooit laten komen c ip eens, juist toen hij bij vier-en-tach- t was, zei hij: t Is over, Moeder!" Joed Han," zei Moeder. „Ben je nu dus i staat mij het verhaal rustig te doen ocder maakte den zin niet af, maar i had begrepen, dat Moeder bedoelde: iet je soms nog verder tellen?" eftig schudde de jongen van neep. Hij ie niets liever dan Moeder deelgenoot ten van zijn verdriet en verontwaardi- rWeer drongen er tranen achter zijn en. Hij beet zich echter op de lippen ze weg te persen. loeder zag zijn strijd, klopte hem be ëdigend op den schouder en zei: P Vertel 't me maar, Hanneman!" t Is zoo vreeselijk!" was alles, wat Han .gen kon. Heb je 'n ongeluk gehad, iets gebro- misschien?" vroeg Moeder, die dacht i het aardige vaasje, dat zij, gevuld met ;rs, op het tafeltje in het priëel gezet lan schudde ontkennend het hoofd. Maar kerel, wat is er dan gebeurd? Mij i je het toch wel vertellen!" ging Moe voort. In op eens stootte Han er uit: Mijn tuintje Moeder, mijn tuintje!" 1 fu wist Moeder, in welke richting zij oorzaak van Hans' overstelpend verdriet ken moest. Zij sloeg haar arm om zijn 's en ging met hem naar het hoekje, ir de tuintjes van zijn broertje_Jaap en 1 n lagen. En nu zag zij het! Het tuintje zoo keurig door Han verzorgd werd welks bloemenschat dienzelfden morgen door haar bewonderd was, lag geheel rhoop; bloemen waren uitgetrokken, ngels gebroken. Op de plek, waar de ote, bijna bloeiende vetplant gestaan i, was een groote kuil, kortom: het was i ontzettende "verwoesting! loeder, die zelf dol op bloemen en nten was. kreeg er de tranen van in oogen. Hoe goed begreep zij, wat er het hart van haar jongste moest om it! in op eens snikte Han het weer uit, wijl hU stamelde: Ik-ik had juist zoo-zooveel bloemen ir uw verjaardag gekweekt en nnu crijg.t u v-volgende week n-niets!" Het spijt me voor jezelf het meest!" s alles wat Moeder zei. Maar het ble- de goede woorden te zijn. want op is sloeg Han zijn arm om Moeders hals fluisterde haar in het oor: ,U bent een schat. Moes!" Inderzoekend keek Moeder rond. Wie i Han dat verdriet aangedaan hebben? dat het ongeluk juist zijn tuintje ge iten had! Waarom niet dat van Jaap, n drie jaar ouder broertje, dat veel ader om bloemen gaf en op 't oogen- i een voetreis met Vader maakte. Plotseling zei Moeder: Ik geloof, dat ik weet, wie 't gedaan eft, Han!" „Wie don, Moeder" riep Han uit en tgend voegde hij er aam toe: Toet -toet! Jongens, maakt ruim baan, 'k Kom er met mijn auto aan! Moeder zegt, 't is 'n autoped. Of ik op 't verschil veel let? Och welnee! mijn auto rijdt Als de beste, 'k Heb geen spijt, Dat ik hem aan Oma vroeg, Rijden doe ik nooit genoeg! (Nadruk verboden.) Toet-toet! Jongens, denkt er om: Straks kom 'k met een vaart weerom! Ja, mijn auto rijdt zóó goed, Als een autoped maar moet! „Ik zal 'm!" „Als je zoo opgewonden bent. is het be ter er vooreerst niet over te praten", meende Moeder en Han, die natuurlijk popelde om te weten, wie hem dit aan gedaan had, verzamelde alle zelfbeheer- sching. waarover hij beschikte en zei: „Vertel u 't mij maar. Moes!" „Beloof je me, dat je geen wraak zult nemen?" vroeg Moeder, die bang was, dot Hon in dit opzicht niet met zich spotten liet. Geen antwoord. Beiden zwegen eenige oogenblikiken. Toen herhaalde Moeder haar vraag. „Nnee", klonk het weifelend terug, Maar Moeder was tevreden. Zij wist. dat Han zijn belofte niet breken zou Toch vond zij 't raadzaam, niet in eens den naam van den dader te noemen. Met haar lieve stem zei zij „Ik geloof, Han, dat het iemand is, die 't niet kwaad gemeend heeft". „Hoe hoe kan dat nou?" riep Han ongeloovig uit. „Het hoeft toch geen mensch of kind geweest te zijn!" „Maar wie kan het dan gedaan heb ben?" „Een hond misschien!" „Ja, ik verdenk er zelfs Ruffie van". „De leelijkerd!" riep Han uit. ,Tk zal.." „Woord houden" zei Moeder kalm. Beschaamd sloeg Han de oogen neer en Moeder ging voort: „Kijk maar: de kuil is door een hond gegraven! Han moest de mogelijkheid, da zelfs de waarschijnlijkheid, toegeven. En Moeder ging voort: .Zullen we hem straffen, Hon? Jij moet beslissen". Han, die op eens dacht aan alle vriend schap, die zijn viervoetige makker hem bewezen had,, zei uit den grond van zijn hart .Nee Moeder, hij heeft het toch niet met opzet gedaan!" „Natuurlijk niet! 't Was speelschheid van hem". Daar kwam de schuldige juist aan en toen hij Hans' verslagenheid merkte, deed hij alles om zijn baasje te troosten. „Zou hij 't begrijpen. Moes?" vroeg Hon. „Wie weet!" antwoordde Moeder. Boos keek zij den schuldige aan, wees op de verwoesting en zei: „Foei. Ruffie, stoute hond!" Han kreeg medelijden, haalde hem aan en de vrede was geteekend. Moeder werd dat jaar niet met bloe men uit Hans' tuin verrast, maar in het volgend voorjaar legde de jongen zijn tuintje met nieuwen moed aan. Ruffie was toen verstandig genoeg geworden, om zijn baasje niet opnieuw verdriet te doen. En op Moeders verjaardag was er een overvloed van zelf-gekweekte bloemen uit zijn tuin. .(Nadruk verboden). ANTWOORDEN KIT HET VORIGE NUMMER. WIE IS EN WAT HEEFT HIJ GEDAAN? Wie is: 1. Jan van Schaffelaar. 2. Hugo de Groot. 3. Jan Willem Friso. 4. De Ruyter. 5. Adolf van Nassau. 6. Willem van Oranje. 7. Arnoud van Gelder. 8. Willem van Stoutenburg. 9. Graaf Willem H. 10. Jacoba van Beieren. 11. Maria van Bourgondië. 12. Van Speijk. 13. Hugo de Groot. 14. Bonifaclus. 15. Maarten Harpertz. Tromp. Wie he e f t: 1. Heemskerk. 2. Graaf Dirk Hl. 3. Maximiliaan van Oostenrijk. 4. Daandels. 5. Prins Maurits. 6. Laurens Jansz. Koster. 7. Cornells Dirkszoon. 8. Willem Beukelsz. 9. Cornells Houtman. 10. Piet Hein. 11. Maximiliaan van Oostenrijk. 12. Rembrandt. 13. De Ruiter. 14. Marnix van St. Aldegonde. 15. Zoutman. (Nadruk verboden). OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT I HET VORIGE NUMMER. 1. Koek. koe. 2. Tegen zijn zin. 3. Lemmer, emmer. 4. Olifant, lift, tin, ton nat. 5. Pan, nap. 6. Luiwagens. Een pen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 15