IN SEPTEMBER
UIT DE VADERLANDSCHE
GESCHIEDENIS.
UIT.
WIE IS EN WIE HEEFT?
Wie is:
1. Van den toren gesprongen?
2. In een boekenkist ontvlucht?
3. In t Hollandsch Diep verdronken?
4. Naar 't haantje van den toren ge
klommen?
5. Gesneuveld bij Heiligerlee?
6. Vermoord door Balthazar Gerards?
7. Op bloote voeten te Grave over 't ijs
vervoerd?
8. In een kaasschip naar Duitschland
gevlucht?
9. Met zijn paard bij Hoogwoud door t
ijs gezakt?
10. Als man Verkleed uit de gevangenis
ontvlucht?
11. Gestorven, doordat zij van het paard
viel?
18. Te Antwerpen met zijn schip in de
lucht gevlogen?
13. Ontvlucht in een metselaarspak?
14. Door de Friezen bij Dokkum ver
moord?
15. In den zeeslag bij Terheijde gesneu
veld?
Wie heeft:
1. Op Nova-Zembla overwinterd?
2. Dordrecht gesticht?
3. Aan Vere een fraaien gouden beker
geschonken?
4. Den Grooten Postweg op Java doen
ianleggen?
5. Breda verrast door middel van een
urfschip?
6. De boekdrukkunst uitgevonden?
7. De slag op de Zuiderzee gewonnen?
8. Het haringkaken uitgevonden?
9. De eerste reis der Hollanders naar
indië geleid?
10. De Zilvervloot gewonnen?
11. Amsterdam verlof gegeven, de kei
zerskroon boven 't stadswapen te voeren?
12. De „Nachtwacht" geschilderd?
13. Den Vierdaagschen zeeslag gewon
nen?
14. Het „Wilhelmus van Nassouwe" ge
dicht?
15. Den slag bij Doggersbank verloren?
(Nadruk verboden).
Waarom was mijn ventje vandaag toch
zoo stout?
Je weet, dat Je Moesje zooveel van Je
life houdt.
De dag is voorbij en dan heb je berouw,
Maar morgen, och vent, je vergeet het
zoo gauwl
Beloof me nu, baasje, doe mij geen ver
driet.
Geef Moes maar een kusje, je meent
het zoo niet!
Nu ben Je zoo stil, zoo gehoorzaam en
zacht,
Nu zeg je me toch weer zoo lief goeden-
nacht!
Je weet immers, dat je gehoorzaam moet
zijn
En luist'ren naar Mammie, je bent nog zoo
klein.
Het kereltje luistert, 't gezichtje vol spijt,
En fluistert: ,,'k Zal lief zijn, heusch,
Mammie, altijd!"
(Nadruk verboden).
B. ASSCHER V. d. MOLEN.
September! Dat is schooltijd!
Vacantie is voorbij!
Dit jaar was die zoo heerlijk,
Zoo zonnig en zoo blij!
We kregen dikke wangen
En werden flink verbrand!
O jongens, 't was zoo heerlijk:
Aan zee, in 't bosch, op 't land!
We hapten daar gezondheid
En maakten pret en jool....
Maar nu na de vacantie
Gaan w' ijv'rig weer naar school!
'Nadruk verboden)..
CARLA HOOG.
Nu ben 'k van school, nu ben ik „groot!"
Dat zeggen alle menschen.
Nu mag ik bij een baas aan 't werk.
Wat kan ik meer nog wenschen?
Nu ben ik „groot!" Hé, fijn is dat!
Zoo hoor 'k mezelf vertellen.
En tochik wen er nog niet aan,
Me dit goed voor te stellen.
Want als ik eerlijk wezen wil,
Zou ik nog wat graag spelen,
Naar school gaan, al was 't maar een jaar,
Dat zou me niet vervelen!
Maar het is uit en ik ben „groot".
Ik zal nu moeten werken.
Of het zoo prettig is, als 'k denk,
Zal ik ook wel gauw merken.
Zoo ben je klein in d' eerste klas,
Zoo zit je in de and're.
Je ziet: 't is soms precies een film.
Waarin 't vlug kan verand'ren.
Nu heb 'k mijn loffelijk ontslag.
De school is dichtgesloten.
Al schold ik er ook dikwijls op,
Ik heb er veel genoten!
TR. VERDONER SALOMONS.
(Nadruk verboden).