TE EKEN PLAATJE
RUFFIE
door
C. E. DE T.TT.T.E HOGERWAARD.
Ruffie was een echte kwajongen, al be
hoorde hij dan ook tot de hondenwereld.
Hij was een ruwharige foxterrier, wit met
bruin, en had een paar oogen, waaraan je
dadelijk zien kon, dat het een oolljkerd
Toen hij zijn Intrede bij de familie deed
telde hij nog maar drie maanden, wat
voor een hond juist de leeftijd is, waarop
hij het recht heeft, een groote rakker te
zijn. Dat Ruffie van dat recht ruimschoots
gebruik (of was het misschien misbruik?)
maakte, zal weldra blijken, als ik het een
en ander over hem uit de school klap.
Niets was veilig voor hem! Wat hij
maar te pakken kon krijgen, verstopte hij
in zijn mand. Maar 't ergste was wel, dat
hij alles stuk beet. Pantoffels en schoe
nen vooral moesten het ontgelden. Die
waren immers veel te mooi om er niet in
te bijten!
Vader zei:
,,'t Verstand komt niet vóór de jaren!"
Moeder had 't liever wat eerder gehad,
maar kon er voorloopig niets anders aan
doen dan alles wat van Ruffie's gading
was, voor den bengel weg te leggen, te
leggen, te zetten of, te hangen, zoodat hij
er alleen maar naar kijken kon!
Stellig vond Ruffie dat heelemaal niet
aardig. Hij bekeek de zaak van zijn hon
denstandpunt wel een klein beetje anders
dan de vrouw, al moest hij in zijn hart
erkennen, dat hij 'n bovenste beste vrouw
had en zou hij haar tegen iedereen, 't zij
mensch of dier, verdedigen, wanneer hij
ook maar even dacht, dat dit noodig was!
„Als je aan de vrouw komt, kom je aan
Ruffie!" zei Vader wel eens lachend.
Maar Ruffie vond het heelemaal niet
om te lachen! Hij dacht:
„Dat spreekt toch vanzelf! Wat kunnen
de menschen soms vreeselijk dom zijn!"
Op een keer had de vrouw het zwem
broekje van Jaap over de lijn in den tuin
gehangen om te drogen en had de wind,
als een soort bondgenoot, het plotseling
op den grond gegooid, zoodat Ruffie het
voor 't grijpen had.
Wie zou het een hondenkind van ruim
drie maanden, voor wien al:es stelselmatig
weggestopt wordt, kwalijk kunnen nemen,
dat hij, als hij eens iets onder zijn bereik
krijgt, die gelegenheid met vier pooten en
alle tanden, waarover hij beschikt, aan
pakt om zich te vermaken?
Immers niemand!
Ruffie was dan ook zóo opgewonden
over dit onverwachte buitenkansje: het
zwembroekje, dat voor hem letterlijk uit
de lucht gevallen was, dater maar
wat kleine lapjes van overbleven!
Jaap keek beteuterd, toen hij het onge
val zag, maar kon toch niet boos worden
op den bengel. Ruffle voelde zich echter
heel schuldig en kroop onder een stoel om
uitdrukking aan zijn gevoel van schaamte
te geven.
Gelukkig mocht Jaap van Moeder dade
lijk een nieuw zwembroekje boopen. Maar
Ruffie kreeg geen tweede kans! Daar
voor zouden Moeder en Jaap wel zorgen!
.Altijd hetzelfde is maar eentonig"
dacht Ruffie en hij zon al weer op een
nieuwe ondeugendheid. Hij moest toch
wat doen in zijn vrijen tijd!
Was hij dan niet altijd vrij?
Nee, daar leek het niet op! Ruffie vond,
dat hij soms veel te weinig vrij had en
deed van alles om bij voorbeeld aan een
•bad te ontkomen.
Eiken morgen werd hij gekamd en ge
borsteld en eens per week kreeg hij een
lauw bad. Hij spartelde daarbij zoo vree
selijk tegen, dat de vrouw weldra bijna net
zoo onder het zeepschuim zat als hijzelf.
Hij vond. dat het heelemaal niet te pas
kwam, dat de vrouw daarbij soms in den
lach schoot. Er viel immers niets te lachen,
als zij hem zoo kletsnat maakte!
En dan waren er de geregelde tijden,
waarop hij aan den riem! met den
baas of de vrouw uitging. Of zou je dat
soms zijn vrijen tijd willen noemen? Hij
was immers heelemaal niet vrijJuist op
het oogenbiik. dat hij zich verwoed wilde
werpen op iets. dat zijn aandacht trok
voelde hij. hoe onvrij hij in zijn bewegin
gen was!
Eens had hij met uitpuilende ruggegraat
en rechtop-staande haren een bat, die
valsch tegen hem in het zonnetje zat te
bmpoogen. te lijf willen gaan. De remmen
de riem had hem den sprong echter belet
en bet ondier de gelegenheid gegeven ln
(Nadruk verboden).
een boom te klimmen, waar het vooreerst
wel niet vandaan zou komen.
En 't was de baas, die Ruffie dat aange
daan had!
Wat kon een hond zich toch soms vree-
sehjk in de menschen vergissen: de baas
die altijd zoo goed voor hem was en zelfs
de lastige vliegen om zijn kop wegjoeg,
liet toe, nee, erger nog: zorgde ervoor, dat
zoo'n valsche poes veilig in een boom kon
klauteren! En toch had hij den baas giste
ren nog tegen iemand hooren zeggen, dat
hij meer van honden dam van katten bleüd.
Word daaruit nu maar eens wijs! 't Ging
boven Ruffle's (toch zoo schranderen!
hondenkop!
Met de jongens. Jaap en Han, was Ruf
fie de beste maatjes. Ze gaven hem lek
kere hapjes, stoelden en speelden met hem
entrachtten soms goed te maken en te
verbergen, wat hij, Ruffie, misdaan had.
Ze konden soms met hum drieën zóó
stoeien, dat Vader of Moeder er een eind
aan moest maken enhet maar weinig
scheelde, of ze kregen alle drie straf!
,,'t Lijkt wel, of we drie jonge honden
hebben ln plaats van twee jongens en een
hond!" had Vader gezegd. Dat had Ruffie
leuk gevonden en hij had geknipoogd tegen
Han. die de jongste en grootste rakker
was.
Gebeurde het al eens een enkele keer,
dat één der jongens voor straf zonder eten
vroeg naar bed gestuurd werd, dan wist
Ruffie te ontsnappen, den schuldigen ln
zijn verbanningsoord op te zoeken en op
hondenmanier te troosten. Vader en Moe
der merkten het wel, maar vonden het zóó
lief van hun Jongste kind", zooals ze
Ruffie soms schertsend noemden, dat ze
het oogluikend toelieten. Eens had Moeder
de handen van verbazing in elkaar gesla
gen. toen zij zag, dat Ruffie met een bot,
iets waarop hij zelf dol was. naar Ham ging
en dezen zijn „traktatie bracht. Natuur
lijk werd dit feit ln kleuren en geuren aan
familieleden en kennissen verteld.
Ruffie zelf begreep niet, waarom daar nu
zooveel drukte over gemaakt werd. 't Sprak
immers vanzelf, dat hij 't kleine baasje,
dat zoo bedroefd Jankte", een pleziertje
deed!
Zoo waren er meer dongen in Ruffie's
leven, die hij niet begreep.
Zijn eten kreeg hij altijd in een schotel
op den grond. Op zekeren dag (hij was
even alleen in de kamer) werd er een
schaal met heerlijk ruikend vleesch op de
gedekte tafel gezet. Door de lekkere lucht
aangetrokken, ging Ruffie er regelrecht op
af. Eén sprong op een stoel, nog één op
de tafel en hij stond er bovenop. Nu een
plak vleesch van de schotel halen, was
een klein kunstje. Juist was hij er mee be
zig. toende deur openging, de vrouw
binnenkwam, op hem afstoof en hem een
gevoeligen klap gaf, terwijl ze boos uit
riep:
„Ik zal je leeren, leelijke snoeper!"
Ruffie wist werkelijk niet, dat hij iets
ondeugendsgedaan had. Het vleesch werd
toch zeker binnen gebracht om gegeten te
worden! Waarom mocht hij er dan niets
van nemen?! Hij had er toch moeite ge
noeg voor gedaan!
Het heeft een poosje geduurd vó
fie begreep, dat hij alleen ma
mocht, wat op den grond gezet weri
toen dit hem eindelijk duidelijk wa
hij zich stipt aan die wet gehoud
Wat gebeurde er echter op een da
Ruffie wandelde met den baas a
riem. Ruffie verbeelde zich wel ee
hij de leider was en de baas niet lof
loopen. Vlak vóór hem fietste een i
jongen, een soort van menschen.
niet al te best kon uitstaan. Ze haé
tijd een mandvol vleesch en gave
nog geen enkel bot! Geen wond
Ruffie daarover niet al te best te
was.
Vóór Ruffle goed begreep, wat er
lijk gebeurde, lag de fiets met
mand plotseling op den grond en
kostbare inhoud verspreid er om i»
jongen had een aanrijding gehad, d
weldig kwaad tegen iemand, die na
fiets stond en lette niet op hetgeen
zijn vleesch gebeurde, vol als hij w
„het domme rijden" van den ande
De baas van Ruffle had den rien
in zijn handen, meende, dat er ge
heil kon geschieden en bemoeide zi
het geval.
Wat ze zeiden, kon Ruffie niet i
Wat hem wel belang inboezemde, v
karbonade, waarin hij zijn tandei
had en die best smaakte.
Plotseling schrok hij op van een
den riem. Op hetzelfde oogenbiik ki
booze slagersjongen dreigend op h
Ruffie was maar heel blij, dat de 1
hem was, want anders
Gehoorzaam liet hij nu het h
vleesch liggen, al vond hij het j:
heel jammer!
Of hij echter ook begrepen hieeft.
om hij iets, dat toch op den groi
met hebben mocht, werd door zij
zeer betwijfeld
Misschien dacht de baas daarbij a
klein voorval uit zijn eigen jeugd.
Zijn moeder had hem geleeni, a
iets gepresenteerd werd, te nemei
vóór hem lag. Op een keer hield ee
ketbakkersjuffrouw hem een schaa
lijke bonbons voor met de vraag
eens wilde snoepen. Wait een bof!
vóór hem lag een heel groote! Ge
aan de woorden van zijn moeder m
wat vóór hem lag: de groote.
Maar toch was het niet goed. H
niet de grootste mogen nemen.
Hij heeft toen stellig even verbas
keken, als Ruffie. nu hij de klui
hebben mocht!
En evenals de „baas van toen" n
wat heeft moeten leeren, vóór hij c
standige „baas van nu" geworden
zal Ruffie, de jonge hond, zich no
veel verbazen, vóór er uit hem ee:
standige hond gegroeid is.
Maar de baas en de vrouw zul
hun best doen hem daarbij te heipi
En de jongens? Ja, die zouden w
len, dat Ruffie altijd zoo'n jonge s
in-'t-veld bleef. Maar dat gaat nat
niet! Zelf willen ze toch ook ©raag
worden!
.(Nadruk verboden).