DE DORUS RIJKERS. aar is Ben, Mams?" vroeg Loes, toen miskwam en haar fiets nog even op de i liet staan. Moeder had de deur open- ikken en stond boven aan de trap. Ie is zwemmen. Moeit je 'm hebben?" a. Hij heeft beloofd m'n fiets schoon taken. Die ziet er zoo uit. X Is meer schande". en zal zóó wel komen. Hij is al meer een uur weg. Zet Je fiets maar zoolang e gang". s deed 't. Naast de trap van hun nwontotg was een ruimte, waar juist fietsen konden staan, 't Karretje zag van de stof. es klom naar boven en begon aan werk. t Was koel in de voorkamer, r de zon al weg was. De ramen ston- wijd open en 't was. of de frische geur het water naar binnen kwam. In het jaar waren ze naar dit aardige plekje uisd, dat uitzag op het kanaal. Een acht trok voorbij. Het witte zeil stond Een twaalftal kano's met jongens en ijes er in. krioelden door elkaar. >es zuchtte. Hoe graag had ze ook zoo'n k vaartuigje gehad. Maar vader zei, hij er niet over dacht zoo'n ding te jen. lar kwam Ben binnen. Loes had hem naar boven hooren komen. Ié, wat kijk je sip", merkte het zusje Moeder zag t ook en vroeg: s er wat. Ben?" la, zeker is er wat: Ik moet een kano Jen". foo". zei moeder, „en waarvoor?" In Juli bestaat onze zwemschool tien en dan wordt er voor de leden een it gegeven: een kanofeest. En zegt u nu eens, hoe je aan een kano-feest kan doen zonder kano". >an huur je er een", vond Loes uit. éker. Dacht je, dat je met een ge- rde kano een snelheidsprijs kon win- Neen, hoor, je moet je vaartuig eerst leeren kennen en oefenenoefe- Ik kan toch niet eiken dag een kano in. Dan konden we er evengoed een ien" /at moet er gekocht worden?" vroeg t. die juist de kamer inkwam, len kano", legde Ben uit. 00. zoo". len deed nog eens het verhaal van het >-feest en besloot: lij Stramrood heb ik een jofel ding ge- voor f. 30." n geen 30 jaar", zei vader beslist. :uud heeft er zelf een gemaakt. Die t maar op f. 15", vertelde Ben. oo'n ding is zóó maar niet af. En 't is ieders werk niet. Bovendien, ik kan f. 15 uit m'n mouw schudden: 't Ver en heeft geld gekost en nog salaris- iging bovendien". iet al dat verlagen gaan de pretjes van kinderen naar de maan", mopperde Vader zuchtte, moeder peinsde en re- e. ?t veel lawaai kwam Han thuis. Hij de oudste, zat in de derde klas van de S. oo'n bof", riep hij, binnenkomend. ,.ik morgenmiddag den heelen middag ën, hier in 't kanaal en in de singels", eb je dan een kano?" vroeg Ben dade rrol belangstelling. 1, mannetje. En een heel fijne ook: flying Dutchman". oreek Holdandsch, alsjeblieft", riep e vliegende Hollander dam. Hij is van Morgen gaat hij met z'n heele fami- aar de koperen bruiloft van zijn oom. vindt 't jammer, dat The flying hman ...De vliegende Hollander", viel Loes j ün de rede. Ze ijverde voor haar taal. ou ja", bromde Hon, „Tom vindt U ner. dat 't bootje stil ligt met dit e weer. Hier heb ik den sleutel". ,n gooide 'm omhoog en wou 'm weer ngen, maar Ben was 'm vóór en liep 't ding weg. nagezeten door z'n broer. 1 u ga ik roeien, lekker", plaagde Ben. n wou kwaad worden, maar bedacht, de jongen niet eens wist, waar het Ie vastgemeerd lag. Dat zei hij ook Ben. Met 't gevolg, dat 'hij den sleutel ïfcreeg. i t een tweepersoons?" vroeg Ben ivol. een, hij is voor één. Zalig middagje", n volgenden dag, dadelijk na de koffie reen Han naar boven! Moeder dacht, lij een oud pak ging aandoen. Maar 4oor C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 't Is vliegertijd. De vliegers Staan hoog, hoog in de lucht. Het windje waait en blaast er Heel hard. Het is een klucht! Ze dansen en ze springen Als wilden z'er vandoor! Maar stevig is ons touwtje, Zoo mak'lijk gaat 't niet, hoor! Zijn onze mooie vliegers Te hoog gestegen, dan Haalt ieder in zijn touwtje, Daar houden ze niet van. Nee, vliegertjes, het helpt niet: Al ruk j'ook nog zoo hard, Al duikel en al trek je, Al kijk je leelijk zwart! Wij willen je niet missen, Kom naar beneden vlug! Dan mag j'een ander keertje Naar boven weer terug! (Nadruk verboden). neen, de roeier kwam terug met z'n wijde, lange pofproef nog aan en de blauwe blazer met gouden fcnoopen over zijn polo- hemd. „Ga je zóó roeien?" informeerde moeder. „Moet ie omduikelen", grinnikte Loes, „is z'n mooie ballonbroek kletsnat. Misschien drijft ie er wel op". „Dat zou toch zonde wezen", vond moe der. Het kleedimgsstuk was pas nieuw, ge heel volgens den smaak van den H.B.S.-er. Loes beweerde, dat haar broer zóó inge nomen was met z'n moderne broek, dat hij 't jammer vond, dat ie 'm bij 't naar bed gaan uit moest trekken. Moeder herhaalde haai- vraag. „Neen. moeder. M'n badpak heb ik er onder" Han sloeg op zijn borst als aan wijzing, groette en verdween op zijn fiets. Ben maakte eerst Loes' karretje schoon en ging toen aan 't Kanaal zitten uitkij ken, of Han voorbij zou komen. Hij had een stille hoop, dat hij eens in de kano mocht. Hij kon 't heel goed'. In 't zwembad was ook een kano en daarmee had hij meermalen geoefend. „Ga je mee voetballen Ben?" vroegen de buurjongens, die langs kwamen. ,Jgee!" seinde Ben terug. Tegen vier uur kwam Han voorbij, aan den overkant heelemaal. 't Was een fijne boot, net zoo één, ais hij bij Stramrood had gezien. Die verkocht allemaal van die mooie sportdingen. Ben riep, maar Han roeide door. Kwaad stond de jongen op. 't Leek, of hij niets meer van 't water wilde weten. Hij liep een zijstraat in. Wacht, hü zou eens gaan kijken bij de werkplaats van Zwaan. Reuze dingen maakte die vent altijd. Laatst een heele machine voor een laboratorium. De deur stond open, Ben liep naar binnen en bleef staan kijken, hoe de man twee stuk jes zink aan elkaar soldeerde. Eerst wreef hij er met een kwastje wat vocht over. „Waarom doe je er water aan?" vroeg Ben. ,,'t Is geen gewoon water, maar soldeer- water, anders houdt 't niet. Moet je niet gaan roeien?" ,,'k Heb geen kano." „Koop er een." „Moet je eerst geld hebben. En m'n va der heeft alweer salarisverlaging gehad." Zwaan legde den soldeerbout neer, bleef in gedachten staan, met z'n vinger langs z'n neus. „Wat is er?" vroeg Ben. „Ik moet nog een kano hebben," be dacht de man. „Een échte?" „Ja, zeker. Een beste. Ik heb 'm indertyd zelf gemaakt voor m'n jongens. Maar ja, die jongens van mij zwalken nu op zee." „Zouzou 't hout niet vermolmd we zen?" informeerde Ben. „Vermolmd, zeg je? Neen ventje, dat kan niet. 't Bootje is van zink." „Van zink?" herhaalde Ben verwonderd en dacht aan hun zinken badteil. „Kom maar eens mee," zei Zwaan en ging Ben voor naar de bergplaats. „Zoo, klim jij dat laddertje eens op en kijk in den rechterhoek." Ben deed het. „Ja, ja, hij staat er," riep hij verrukt. „Kan je 't ding meebrengen?" Ben sjouwde het bootje tot bij de ladder. Zwaan pakte 't aan. ,,'t Ligt goed vast," vertelde de man. „En vlug, dat 't gaat! Dat komt, omdat 't Zoo spits toeloopt van voren." Ben monsterde het vaartuigje, 't Was blauw geschilderd, maar hier en daar was de verf er af. In 't midden was een zit bankje. De pagaai, waarmee geroeid moest worden lag in 't bootje. Op eens ontdekte Ben den naam. „Dorus Rijkers, heet ie," riep Ben blij, „dat vind ik een jofele naam." „Een heldennaam," knikte Zwaan en stak zijn kort pijpje op. „Je moet 't een kwastje geven." „Dat zal lk zeker doen," glunderde de jongen. „En.... enne.... kost de kano wat?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 13