Ernstig trein-ongeluk hij Weesperpoortstation te Amsterdam DE HEKS VAN WINSLEA 75ste Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Stoomtrein en Dieseltrein in hotsing hij het Weesperpoortstation te Amsterdam. FEUILLETON. CONCOURS HIPPIQUE IN DE RESIDENTIE. Een mooie sprong van den heer Ph. Pander op Cocktail. TAN' DEN VOORSTEN WAGEN VAN DEN DIESELTREIN WERD DE LINKERZIJ WAND VAN DE VOORSTE IIELIT TOTAAL WEGGESCHEURD. TWAALF PERSONEN WERDEN GÏIWOND. OP DEN AMSTERDAMSCHEN WEG NABIJ WOLFHEZEN botste een auto tegen een boom. Een der beide inzittenden werd zwaar gewond. De totaal vernielde auto. BURGEMEESTER GRAVESTEIN VAN URK vierde zijn zilveren ambtsjubileum. Urker vrouwen wenschen hem geluk. NATIONALE ZWEMWEDSTRIJDEN in de gem. zweminrichting De Zijl alhier. De winnaars. V.l.n.r. mej. Kodde (100 M. vrije slag dames senioren), mej. v. Ros- sum (5 x 50 M. vrije slag dames senioren), Scheffer (100 M. vrije slag en 100 M. rugslag heeren senioren), mej. Villerius (200 M. schoolslag dames seniores), mej. Verveer (100 M. rugslag dames), Korpershoek (200 M. schoolslag heeren). naai het Engelsch van May Wynne. 15) Niet lang duurde het dan ook, of ze stond tot over de enkels in een overvloed van gele bloemen, zooals ze nog nooit ge zien had. Toen kwam het kind weer in haar boven en ze plukte handen vol, be haaglijk den zoeten geur insnuivend. Maar zelfs dat bloemen plukken kon haar gedachten niet geheel tot staan brengen, zoomin als het onstuimige klop pen van haar hart. Had haar vrouwelijke intuïtie haar daar om van te voren al zoo'n afkeer bezorgd voor dat bezoek op Winslea? Tot nog toe had zij het altijd wel aar dig gevonden, om met Janet eens een on schuldig praatje te kunnen maken, waar bij verschil van geloof of van politiek niets hinderde. Maar die openbaring van vandaag was een ware verschrikking voor haar geweest en Birley's bedreigingen deden haar verlangen naar de bescher mende omarming van Hugh Ainslie. Vreemd, dat haar nu binnen een paar uur tijds dezelfde verklaring was gedaan door twee mannen, zoo verscheiden van aard en opvoeding en dan ook op zoo seer verschillende wijzen. •Lady! Lady!" Dit was een kinderstem, die haar riep, m het eerst schril, toen weer gedempt en fluisterend, of er iets van belang viel ■nee te deelen. En toen Marjorie opkeek, werd ze een «deinen boerenjongen gesaar, dig dicht bij den grensmuur stond, met iets stevig tegen zich aangedrukt. Nieuwsgierigheid dreef Marjorie naar hem toe, met een glimlach op de lippen en die zachte vriendelijkheid in de oogen, die vertrouwen wekt bij kinderen. Zonder dralen stak het ventje haar het pakje toe, met een oranjelintje er om en zorgvuldig verzegeld. „Er ligt een man daar aan den rand van de vennen", zei hij in een grof York shire's dialect. „Ik geloof, dat hij dood is en zijn paard ligt naast hem. Ik kwam er langs op weg naar de boerderij en toen heeft hij mij geroepen en mij dit gege ven." In steeds toenemend vertrouwen liet hij haar een zilveren muntje van zes stuiver zien. „En dat", wijzende op het pakje. „En hij heeft mij verzocht het naar Knottingley te brengen, naar een zekeren sir Hugh Ainslie. Meer kon hij niet zeg gen, maar smeekend keek hij mij aan." Heel langzaam liep Marjorie met het kind langs den oever van de rivier met den rug naa rhet steenen bruggetje toe, waarover ze in het veld met sleutelbloe men was gekomen. „Dood!" herhaalde zij en nam het pak je van den jongen aan, terwijl ze even stil hield, om te lezen, wat er op geschre ven stond: „Aan sir Hugh Ainslie van Barkleigh Towers". „Ja", riep ze, ten eenenmale verbaasd, „het is zoo waar voor Hugh!" En terwijl ze die woorden sprak, dacht ze ineens weer aan al wat Barbara haar verteld had van een boodschap, die sir Marmaduke Langdale zou zenden aan de genen, wien hij in opdracht had gegeven om te werken voor den koning. Een nevel trok haar voor de oogen, ter wijl ze keek naar hetgeen ze in de hand hield. De boodschap van sir Marmaduke Lang dale. Dit was dus het bericht, waar Hugh en zijn vrienden zoo vol ongeduld op hadden uitgezien en waardoor niet alleen York shire, maar heel Engeland in beroering zou worden gebracht. Niet meer dan natuurlijk, dat zij aller eerst dacht aan het gevaar, dat het be duidde voor haar verloofde, maar toen voelde zij zich toch ook weer innig-dank- baar gestemd jegens het Lot, dat haar door middel van dat kind in het bezit had gesteld van die allergewichtigste missive, die zij, Marjorie Stapleton, mocht over brengen aan degenen, voor we ze be stemd was. Daar werd zij opgeschrikt door het ge luid van voetstappen dichtbij en met een kreet, diien zij niet bij machte was te onderdrukken, zag zij James Birley daar langs den oever naderbij treden: blijk baar had hij haar vanuit Janets tuin ge zien en was hij haar ongemerkt gevolgd. Haar ontsteltenis was zoo groot, dat ze alle zelfbeheersching verloor en inplaats van hem af te wachten met voorgewende kalmte, naar de heining liep, of zij hem daarover ontvluchten kon. Het pakje hield ze stijf tegen de borst gedrukt, maar toch viel dit nog ééns zoo zeer in het oog, doordat het oranjelint, waarmede het dichtgebonden was, zoo helder afstak tegen het donkergroen van haar rijkleed. Het ventje was een heel eind de wei in- geloopen, op het punt óók te vluchten voor een man, die door iedereen in den omtrek geducht werd. Maar Birley's blik had in een oogwenk de situatie overzien. „Stil, jou duivelsjong!" brulde hij. „Kom hier: de kastijding, die je wilde ontgaan, zal je toch niet ontkomen". En terwijl het kind teruggeslopen kwam, het lichaam wringend, of hij er de zweep reeds op voelde, naderde James Birley de plek waar Marjorie tusschen de rivier en den scheidingsmuur stond, als een dier, dat in het nauw gedreven wordt, maar met het pakje stevig in beide handen geklemd, en een blik van groote vastberadenheid in de oogen. HOOFDSTUK VIII. Het pakje. „Waar kwam dat pakje vandaan, mistress?" De woorden klonken als een bevel, dat het gewoonlijk zoo zachtzinnige gemoed in opstand bracht. „Dat gaat u niet aan, master Birley. Het pakje is het eigendom van een ander. Ik neem op mij, dat aan hem te overhan digen". Birley was tot staan gekomen een vijftig schreden van haar af; hij vertrouwde zichzelven zeker niet om naderbij te komen, in de stenlming, waarin hij ver keerde. Toch lachte hij een blaffenden hoon lach zoo geheel en al achtte hij haar in zijn macht. „In naam van den Lord Protector van Engeland", sprak hij, „eisch ik het recht om de hand te leggen op en vervolgens te doen wat mij goed dunkt met een pakje, dat het zegel en het insigne draagt van een goödelooze, die zoo openlijk durft ver- toonen de kleur van de vlag, die door ons werd neergehaald". Marjorie beet zich op de lippen, terwijl ze een kleur kreeg van ergenis. Maar zij antwoordde niet, trad alleen nog een schrede nader tot den oever van de rivier. „Noch ééns", herhaalde Birley, knarse tandend van toom. „Waar kwam dat pakje vandaan?" Met den blik, dien hij om zich heen wierp, trof hij ook den vlasharigen Jan Burrows en de jongen kromp ineen, terwijl hij snikte: „De man, wiens paard op hem gevallen is, heeft het mij gegeven. Hij zei, dat ik het aan sir Hugh Ainslie moest overhan digen, maar „Toen heb ik het van hem aangeno men", viel Marjorie in, „en mooier kón het niet, want morgen zal ik mijn verloof de, sir Hugh Ainslie ,zien". Met een vloek, die al heel slecht paste op zulke Puriteinsche lippen, sprong Birley naderbij en zonder acht te slaan op het ongelijke van den strijd, waar hij een teere vrouw tegenover zich had, wilde hij haar het pakje ontrukken. De kracht en het onverwachte van den aanval deden Marjorie geheel uit het oog verliezen, dat ze vlak bij den waterkant stond en het volgend oogenblik viel zij in de Aire. Een kreet ontsnapte Birley, die in schril crescendo herhaald werd door den jongen, die zich voor hem wierp en hem zoo ge weldig bij beide beenen greep, dat hij par does op den oever viel. En een heelen tijd bleef de dwerg den reus nog zoo belemme ren in zijn bewegingen, tot die tenslotte toch weer op de been kwam en vlak aan den kant van het water ging staan, terwijl hij ontsteld langs de rivier keek. Maar vér kon hij niet zien, want de Aire maakte al heel gauw een bocht en liep tusschen dichtbegroeide oevers naar Winslea Hollow, waar een schilderachtige waterval zich in een zwarten poel stortte, waarvan vele geheimzinnige legenden ver teld werden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5