Het overlijden van von Hindenburg - - Autotocht ouden van dagen DE HEKS VAN W1NSLEA 75,te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad Het overlijden Van Rijkspresident von Hindenburg. FEUILLETON. Links: Op 1 Augustus, den dag voor het overlijden van den grijzen president, bracht Hitier een bezoek aan Neudeck. Hitier bij het afscheid nemen van majoor von Hindenburg, den zoon van den Rijkspresident. Rechts2 Augustus. De presi dent is gestorven. Het publiek leest het droeve nieuws voor de krantenbureaux. BIJ DEN DOOD VAN VON HINDENBURG. Von Hindenburg tijdens den wereldoorlog. De generaal-veldmaarschalk in gesprek met gewonde soldaten. DE KINDEREN VAN DOLLFUSS Evi en Rudi (rechts, vóór mevrouw Mus solini) spelend aan het strand te Riccione met de twee jongste kinderen van Mussolini, Romano en Anna Maria, toen nog onbekend met den tragischen dood van hun vader. ZOO OOM ZOO NEEF! - Jack Kingsford Smith, een neef van sir Charles OUDEN VAN DAGEN uit K/wintsheul en Honselersdijk maakten een autotocht in de omgeving van de residentie. In Scheveningen Kingsford Smith, toont zich op een vliegtuig ook best thuis te gevoelen. werden poffertjes gegeten. naar het EngeLsch van May Wynne. 13) Het was niet een bezoek, waardoor naar Marjorie met opgewektheid was uitgezien. Mistress Agatha Birley was de weduwe van Thomas Birley, een man „vol ijver stre vende naar rechtschapenheid", zooals hij zichzelven gaarne schilderde, met andere woorden, iemand, die met bitteren haat haatte zijn koning en de heele koninklijke Partij, evenals zijn zoon James, die op der tigjarigen leeftijd in „de voetstappen van zijn vader trad" en inderdaad diens gema tigden tred nog overtrof, als Independent van de vurigste soort, die zijn eenvoudige stiefzuster met diezelfde ijzeren roede regeerde, waarmee hij iederen onder geschikte behandelde In en om Winslea Grange. Mistress Birley was een nicht van dr. Staple ton; in vroegere en andere dagen hadden die twee zeer vriendschappelijk ■het elkaar omgegaan, en, ofschoon de Waardige doctor niet veel op had met den geest, die heerschte in het huishouden van "en Independent, bracht hij toch, door oude genegenheid gedreven, zoo nu en dan een bezoek aan nicht Agatha. .Maar waarom ik nu ook mee moet, dat begrijp ik niet", had Marjorie al voor de vooveelste maal gedacht, terwijl zij zich kleedde voor haar rit. Toch wist zij in haar hart zeer goed, dat mistress Birley er bij haar neef op aan had gedrongen dat die zijn aardig dochtertje zou meebrengen, daar ze zeer goed de bewonderende, zoo niet teedere blikken had opgemerkt, die haar stiefzoon naar Marjorie wierp, of schoon hij, na ieder bezoek, zeker een uur uitvoer tegen de ontvangst van een pries ter van Baal en zijn Babylonische dochter Bij een van de gelegenheden had Janet, zijn stiefzuster, de stoutmoedigheid gehad om verzet aan te teekenen. „In trouwe James", had zij gezegd, „het is niet mooi van je om zoo af te geven op Marjorie, die toch het liefste, aardigste meisje uit heel Yorkshire is en de beschei denheid in persoon, zooals je evenmin ont gaan kan zijn!" James had een erge kleur gekregen onder zijn getaande huid, terwijl hij een toornigen blik wierp op de stoutmoedige spreekster. „Ga weg van mij, vrouw, met uw onge paste en verleidelijke inblazingen! Zou ik, ik, als zoon van een rechtschapen vader, nu het oog laten vallen op deze vrouw, die als een strik is op de paden der godvruch- tigen? Ik zeg u van neen, en andermaal neen Maar al sprak hij nu ook met nog zoo veel overtuiging en verontwaardiging, Ja- net moest er om lachen, toen ze in de vei lige afzondering van haar provisie kamer zat. ,Als ik mij nu bezondigde aan het dub belspel", dacht ze ondeugend, „dan zou ik er een gouden Carolus 1) onder verwedden dat James, eer het een maand verder is. nicht Marjorie het hof maakt!" En ze had gelijk gehad. Nog geen veertien dagen later of master Birley had een ingeving gekregen; Het was hem geopenbaard, verklaarde hij, dat het voor hem was weggelegd, om een dwalende vrouw te genezen van haar verkeerde opvatting en haar ziel te redden. Met andere woorden was hij van plan ge weest door zijn krachtig aangewenden invloed Marjorie Stapleton te bekeeren, om de Presbyteriaansche leer aan te nemen, met hèm als uitlegger daarbij, en in de vurige hoop, dat, als zij Baal verzaakte, daaronder verstaande dan ook haar ouden vader en alle Koningsgezinde vrienden zij dan de onschatbare eer zou mogen ge nieten van zijn vrouw te worden. Hij kwam hier rond voor uit tegenover zijn moeder, die op haar beurt aan Janet toevertrouwde dat alles niet beter had kunnen loopen, want dat zij altijd vrees gekosterd had hoe hij nog eens tot zijn vrouw had willen maken: Jemima Albury, wier tirannie even groot was als haar god vruchtigheid. Hiermee was Janet het geheel eens en zóó hartelijk werd Marjorie dan ook ont vangen, dat zij onwillekeurig eenige wroe ging voelde voor de wijze, waarop zij tegen dit bezoek had opgezien. De sombere heer des huizes zelve be toonde haar groote vriendelijkheid, en, toen dr. Stapleton zich met zijn nicht voor een gezellig praatje in de huiskamer terug trok, noodde James zijn gaste voor een wandeling in den tuin.. Winslea Grange was gelegen midden in een ruime vlakte, met tot achtergrond de bosschen van Fryston aan den eenen kant en oostwaarts de tweelingsbergen: Brayton Barf en Stambleton Heugh en met de heu vels van Yorkshire in het blauwe verschiet. Dichterbij, zelfs grenzende aan den bloemtuin, liep de rivier Aire, kalm en vriendelijk, met benedenstroomingen, die een argeloozen zwemmer licht zouden kunnen meevoeren naar versnellingen, die uitliepen op een waterval, gele gen in een met bosch overgroeide laagte, geen halve mijl van de Grange af. De tuin zelve had niets van dat stijve van de eigenaars en was een schilder achtige wirwar van kleurige bloemen, kronkelpaden en beschaduwde prieeltjes. Een ouderwetsche bekoorlijkheid lag over de plaats en vooral over Janets rozen tuin, waar op het grasveld, op een sierlijk gebeeldhouwd voetstuk, de onmisbare zonnewijzer stond, de eenige klok, waarop men ln dien tijd vertrouwen kon. Door Janets tuin, dan kant uit naar de rivier, leidde James Birley zijn bezoekster, die af en toe verlangend omkeek, in de hoop, dat Janet soms volgen zou en zij moed mocht vatten om te vragen of ze het steenen bruggetje over mocht, om daar sleutelbloemen te plukken in de weide, waar een stuk of wat koeien plechtstatig aan het herkauwen waren van het genoten voedsel. „Nichtje Marjorie, ik heb je wat te zeggen". De diepe, afgemeten toon van deze ge wichtige aankondiging stoorde haar in haar droomerij over het genot, dat kleine Peggy Douling, het zieke kindje van den hoefsmid van Knottingley, zou hebben, als ze haar zoo'n ruikertje zoet geurende sleu telbloemen bracht, en Marjorie herhaalde ontsteld: „Mij wat te zeggen, master Birley?" Ze noemde hem nooit James, daar ze een te grooten afkeer voor hem voelde. „Voorwaar", antwoordde hij, „ik heb je veel te zeggen meisjelief, want, als je naar mij wilt luisteren en je zult afwenden van de strikken van Babyion en de valsche leerstellingen van de goddeloozen en zon daren, dan zult gij voor mij zijn als Sara voor Abraham, als Rachel voor Jacob, als Rebekka voor zijn vader Isaak". „Master Birley!" hijgde zij, met hoog- roode kleur, „wat bezielt u?" De zonnewijzer was tusschen hen, en terwijl ze zoo sprak, zag ze dat zijn groote handen een deel van het voetstuk omvat hielden. Een krachtige gestalte was deze breed- geschouderde man uit Yorkshire, nog eens zoo indrukwekkend, met zijn grauwe klee ding, zijn hooge kalfsleeren laarzen en zijn kegelvormigen Puriteinschen hoed, die al heel slecht paste bij zijn lang, smal geiaat met de hooge jukbeenderen, de dicht .bijeen staande donkere oogen en de voor uitstekende onderkaak. Geen aantrekkelijke man voor een jong meisje, om zich het hof door te laten ma ken en een onbehagelijk middelpunt voor zulk een schilderachtige en romantische omgeving. Marjorie ging een schrede achteruit en toch voelde zij zich weer als betooverd door dat heerschzuchtig gelaat, dat den tiran dicteerde, zelfs in een oogenbllk als dit. „Zoowaar, ik weet niet, wat u bedoelt met Abraham en Isaak", sprak zij met voor haar ongewone luchthartigheid, „en ik wil er ook niet bij u op aandringen om het te verklaren, master Birley, daar ik er nu eenmaal mijn zinnen op heb gezet om van die aardige sleutelbloemen te plukken voor een klein meisje, dat ziek is". 1) Carolus gouden munt, ter waarde van twintig shilling. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5