VACANTIE
r *t Was zomer vacantie. Jantje zou uit
Oogeeren gaan, voor de eerste maal, en dan
mog wel een heel eind uit de buurt; hij
kon dus niet eventjes thuis gebracht
worden als hij begon te verlangen en
helmwee kreeg, 't Was een reis van ver
scheiden uren, heelemaal van boven- tot
onderaan, als je de kaart van Nederland
nakeek Van den Helder naar Goes; neen
maar. 't was me ook een afstand! Mis
schien zou Jan er wel tegen opgezien
hebben maar hij behoefde niet alléén te
gaan. en dan, naar Grootmoeder, dat vond
hij al héél fijn! De jongens in zijn klas
waren nog geen van allen zóó ver geweest,
en voor een achtjarig kereltje was 't ook
een onderneming, dat moet gezegd wor
den. 't Was eigenlijk toevallig, dat hij ge
leide en gezelschap had, want een kennis
van zijn vader moest naar Middelburg en
wilde hem wel onder zijn hoede nemen.
En nu hij naar Grootmoeder ging, was 't
hem net alsof hij van zijn eigen huis naar
een ander eigen huis trok.
't Zou hem eerst wel vreemd vallen, uit
het drukke huishouden in den Helder naar
Grootmoeder, die bij een oom en tante in
woonde waar geen kinderen waren.
Toen Jan op reis ging, deed bijna de ge-
heele familie hem uitgeleide. Zijn ouder
broertje en twee zusjes gingen mee en
Vader natuurlijk! Moeder kon niet; die
had het te druk met het kleintje dat nog
maar pas drie weken oud was.
„Gelukkig, dat je niet alleen behoeft te
gaan", meende Giel. het broertje, doch
Vader zei: „Jan heeft toch een mond bij
zich om te vragen".
..En om te eten", zei zijn zusje Letty,
dat een bijdehandje was.
Nu moesten ze allemaal lachen, want
Jan kon goed eten. en het dienstmeisje
zei al:
„We zullen het merken, hem niet in den
kost te hebben met de vacantie!"
Als er 's middags nog iets in de schalen
was, en er werd gevraagd: „Wie wil er nog
een schepje?" dan hield Jan altijd zijn
bord bij. En aan de koffietafel wist Jan
ook heel wat boterhammen naar binnen te
werken, 't Was gelukkig een goed toeken,
dat hij eetlust had en gezond was. Nu, 't
was hem ook wel aan te zien. want hij had
een echt vollemaansgezicht.
Jan vond zichzelf een geluksvogel, dat
hij naar grootmoeder mocht gaan maar
de anderen hadden ook niet te klagen.
Want Giel en Letty hadden elk een fiets
gekregen. Giel, omdat hij geslaagd was
voor de II.BH. en Letty, omdat ze over
gegaan was van de vierde naar de vijfde
klas van de meisjesschool. Vader dacht bij
zichzelf, dat zoo'n fiets stellig wel nuttige
diensten zou bewijzen in de vacantie. Wat
proesten gen jongen van twaalf en gen
meisje van tien anders den heelen dag uit
voeren! De meeste kennisjes hadden een
fiets, en Vader nam ook een week vacantie
dus dan konden ze, als het mooi weer was,
fijn met hem gaan wieleren; dat vond
vader zelf ook prettig. Neen, de anderen
benijdden Jan heusch niet, ze zouden min
stens evenveel genieten als hij, al bleven
ze dicht bij huis.
Jan was nog nauwelijks in Goes aange
komen. of hij verkondigde al, dat hij an
sichten moest verzenden; Grootmoeder
haalde hem van den trein en op het per
ron had Jan al zóóveel te vertellen, dat
de menschen, die in de buurt liepen er
om moesten lachen. In de straat, waar oom
en tante woonden, was een boekwinkel,
dus dat was makkelijk; de kaarten konden
nu meteen gekocht worden, vóórdat ze in
huis aangeland waren Voor postzegels had
Vader al gezorgd, die zaten in een klein
doosje in het vestzakje van zijn nieuwe
pak, dat hij aan had. Ze wilden thuis na
tuurlijk graag zoo gauw mogelijk weten, of
hij gezond en wel aangeland was na de
groote reis. Eerst dronk hij bij oom en
tante een groot glas lekkere limonade; dat
was hem erg welkom en de koekjes erbij
liet Jan zich ook goed smaken. Toen wer
den de kaarten geschreven, de postzegels
er op, en meteen gepost; den volgenden
morgen wisten ze thuis al, dat Jan in vei
lige haven was. Giel en Letty kregen de
kaart als drukwerk, maar op die voor
vader en moeder schreef grootmoeder er
bij, dat ze vond. dat Jan een heel stuk g
groeid was, sinds zij met Kerstmis in d
Helder gelogeerd had, en ze schreef o<
dat ze erg verlangde de andere kinder
nog eens weer te zien; misschien zou
dus evenals verleden jaar, met Kerstn
zelf weer de reis ondernemen!
Jan was overtuigd, dat ze thuis de kaa
ten prachtig zouden vinden; 't war
boertjes en boerinnetjes in hun typisc
dracht, het mooie nationale costuum.
„Ik wed", zei Oom, „als we Jan ee
zoo'n pakje aantrokken, een lange bro
met zilveren knoopen. een rond, zw
hoedje op. dat hij ook wel op een ec
Zeeuwsch boertje zou lijken; hij heeft
net een gezicht voor, zoo blozend en ror
Jan keek zijn oogen uit in Goes en voi
het er fijn; en toen hij des Zondags
kerk zag uitgaan, bleef hij zóó lang sta:
kijken, van den eersten kerkganger af, te
dat de laatste naar buiten kwam. 't W
net. of 't een optocht voor hem was, waa
bij de menschen zich verkleed hadden. I
ging vaak met grootmoeder uit, en d:
voerden ze heele gesprekken, 't ontbr j
hun nooit aan stof. om over te praten. I t
bezocht allerlij plekjes, waar vader in zi
jeugd had gespeeld; vader zou het stel
wel aardig vinden, als Jan hem dan v:
alles kon vertellen, want al zaten ze nu
het hooge Noorden, vader was toch altiki
gehecht gebleven aan zijn geboorteplaa
Ook de Omstreken werden bezocht, en i
een dag. dait het in Middelburg markt w(
namen oom en tante hem daar mee hec
Jan had er wel uren willen blijven, ailei 1
op die markt en bij dat prachtige stadhu
waar hij ieder beeld, dat in den ge*
stond, wilde 'bekijken. Al waren er heel w
vreemdelingen, Jan liet zich nog niets
niemand opzij dringen, als hij eenrna
zijn aandacht ergens op gevestigd had.
„Ik zou wel altijd in Zeeland willen bl!
ven!" verkondigde hij, „maar dan m
vader en moeder en de anderen natuu
lijk".
Nu. dat daar wel eens kans op zou zij
wist Jan ook wel. en och, als 't er op aai
kwam, zou hij allicht ook weer verlangi j
naar Den Helder, waar hij zijn kameraaf(
Jes had en waar hij geboren was.
Op een keer ging Jan weer met groo
moeder uit en toen belde grootmoeder a:
bij een huis op een gracht.
„Gaan we op visite?" vroeg hij, ma 'i
Grootmoeder antwoordde lachend: „Nee
niet bepaald op visite, maar we moet
hier toch wel even zijn".
Toen 2» in de vestibule kwamen, hlfr
gen daar allerlei portretten. Dat voi
Jan toch wel een beetje gek. Thuis haddi
ze een paar blauwe wandborden in
vestibule hangen, maar wie stelt nu zi
familie ten toon achter de voordeur! I
't waren bijna allemaal boertjes en boe
innetjes, één zelfs levensgroot als schi
derij.
„Nu laten we een portretje van Je mC
ken, Jan", zei Grootmoeder; „geen gewo< e
portret, maar we zullen vader op zi,
verjaardag volgende week eens verrassen
Grootmoeder wist, dat de fotograaf e<
kast vol kleeren had, allemaal boerei
en boerinnenpakjes; in zoo'n pakje wili
ze hem nu gekiekt hebben! En 't geluk
prachtig. Toen het portret kwam, hai
den ze er allen schik in. Hij was een alle:
aardigst boerenjongetje; hij keek zi
glunder, dat men dadelijk zou zeggei
,Dat ventje is zeker echt prettig eens mi
zijn vader uit naar de stad, je kunt zie