Met een Leidschen peueraar
op stap.
75,le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 21 Juli 1934
Vierde Blad
No. 22801
P Buitenl. Weekoverzicht.
Tienmaal wat gevoeld en zeven in de schuit
Maar de eenden lieten niet op zich wachten
DE LEIDSCHE PEUERAAR.
KERK- EN SCH00LNIEUWS
KUNST EN LETTEREN.
SPANNINGEN
Spanning blijft het wereldtooneel be-
ieerschen. waarheen men den blik ook
richt! Hitier heeft in den Dultschen
Rijksdag gesproken, doch hij heeft geen
tevrediging kunnen geven; althans niet
aan het buitenland, waar men bijkans
unaniem constateerde, dat de duistere
twesties even duister zijn gelaten In
hoeverre de Fuehrer werkelijk het binnen
land heeft gerust gesteld, dat is een vraag,
waarop het antwoord moet worden schul
dig gebleven, daar een gefundeerd oordeel
daaromtrent ondoenlijk is, gelet op de
censuur als anderszins.
Een geweldige tegenvaller voor het bui
tenland is ongetwijfeld geweest, dat de
Duitsche rijkskanselier met geen enkel
woord de groote vraagstukken van het
oogenblik heeft aangeroerd; erkend zij
trouwens, dat Dultschland voor uiterst
moeilijke beslissingen staat, zoodat uitstel
begrijpelijk is. Neem b.v. de affaire van
het Oost-Locarno-pact! Barthou heeft
EKeTand er voor weten te winnen en zelfs
ItaliëDultschland voelt er in wezen
weinig of niets voor, doch kan het in deze
omstandigheden een beslist neen doen
boren, waar misschien alleen Polen het
alwijzend standpunt deelt? Het zou dan
tel bijzonder effectief zich zelf isolee-
ren Neen, het zal moeten manoeuvree
ren om er uit te redden, wat er te redden
is op het punt van erkenning der rechts
gelijkheid!
Zooals gezegd, Polen loopt evenmin
warm voor het Oost-Locarno en dat is te
regrUpen. Stel, dat Dultschland met
frankrijk in conflict zou komen, dan zou
'olen de sovjet-troepen over zijn grond-
jebied moeten laten rukken, met groote
rans, dat Polen het slagveld zou worden.
Bepaald aanlokkelijk is dat zeker niet! Af-
rezien van de wetenschap, dat noch
Dultschland noch de sovjets vurige bevor
deraars zouden zijn van handhaving van
den Poolschen staat, wanneer met het
opheffen daarvan voordeel was te behalen.
Oost-Locarno is nog niet in kannen en
buiken!
De spanning is ook Groot-Brittannie te
machtig geworden en in het Lagerhuis
heeft Baldwin als plaatsvervangend pre
mier thans de uitbreiding der luchtmacht
met een minder aanzienlijk aantal eska
ders dan verwacht werd, aangekondigd.
Engeland voelt echter, dat het niet langer
mag uitstellen, wil het land niet in gevaar
komen. De tijden zijn voorbij, dat het
eilanden-rijk alleen met een vloot was te
beveiligen.
De bewapeningswedloop is begonnen,
werklaarde de liberale leider Samuel.
op zich zelve volmaakt juist, doch deze is
reeds veel eerder weer ingezet; Engeland
volgt slechts noodgedwongen en nog op
^scheiden schaal, met anderen vergele
ien. Tegelijk met Engeland breidt ook
Egypte de luchtmacht uit, hetgeen wel
geen toeval zal zijn, terwijl Japan en
Amerika tot grooter vlootbouw hebben
besloten, zij het z.g. altijd binnen de gren-
kh van het verdrag van Washington en
m kan men verder gaan. Tegen 1 Sef>-
iember is Inmiddels door voorzitter Hen
derson het presidium van de Ontwape
ningsconferentie opnieuw bijeengeroepen!
Het wil ons voorkomen, dat het moment
Tin de hoogste beslissingen dan zal zijn
aangebroken: er op of er onder! Zal de
wereld inderdaad niets hebben geleerd?
Spanning maakt inwendig ook Frankrijk
teeT eens door als gevolg van den scherpen
iinval van minister Tardieu op den oud
premier Chautemps voor de commissie van
enquête in zake het Stavisky-'schandaal,
dat. goed beschouwd, daarin had Tardieu
gelijk, geen stap verder is gebracht. Links
radicaal ziet daarin een reden den Gsdo-
vrede te verbreken en wil de radicale mi
nisters terugnemen uit het kabinet
Daumergue, rechts-radlcaal is bezonnener
en wijst er op, hoe Tardieu zich niet tegen
de partij richtte, doch tegen een persoon,
In casu Chautemps. De socialisten en
communisten, die zoo waar een eenheids
front hebben weten te bereiken tegen het
lisclsme, zooals het heet, (practisch zal
bet er wel op neerkomen, dat de com
munisten den toon gaan aangeven en al
dus de socialisten zich zelf te gronde rich-
ien) steunen uit den aard der zaak den
linkschen vleugel. Een beslissing is nog
slet gevallen, doch vermoedelijk zal het
gezond verstand den boventoon behouden
en zal men het land thans niet dompelen
to een politieke crisis, waarvan de gevol
gen niet te overzien zijn.
Spanning blijft, evenzeer in Oostenrijk;
trots het stellen van de doodstraf op het
plegen van aanslagen, zelfs op het ln bezit
hebben van ontploffingsstoffen, duren de
aanslagen op spoorlijnen, waterleidingen
etc, voort en na geruimen tijd zich rustig
te hebben gehouden, heeft nu juist de uit
geweken leider der Oostenrijksche Nazis
Frauenfeld voor de radio te Muenchen
weer een echte donder-rede tegen het be
wind Dollfuss gehouden. Hoe Mussolini,
die eind dezer maand den kleinen, doch
grooten Bondskanselier zal ontmoeten,
daarover zou denken?
Ook over den grooten haringvijver weet
men. wat spanning beteekent, Amerika
heeft gestaan voor een van de grootste
stakingen, die het ooit heeft beleefd. Zoo
als bekend, zijn te San Francisco reeds
eenige maanden de havenarbeiders in sta
king met als onderkern de kwestie van de
erkenning der vakvereeniging als eenige
bevoegde organisatie. Vrij onverwacht
heeft deze staking, die met arbitrage niet
op te lossen scheen, zich uitgebreid tot een
algemeene staking, waardoor alles lam
werd gelegd, ook de levensmiddelen-voor-
Biening. het vervoerwezen enz. Doch de
stakingsleiding had daardoor te veel ge
waagd: het groote publiek weigerde de
dupe te worden en ranselde diverse com
munisten af, vernielde hun localen, be
schermde zelf met stokken bewapend den
levensmiddelenaanvoer. Daarvoor zijn de
leiders, die begrepen alle sympathie te ver
liezen, teruggeweken, stap voor stap en
tenslotte is de algemeene staking afgelast:
de havenstaking duurt echter nog voort.
Toch lijkt er kans dat arbitrage momen
teel tot het land der mogelijkheden gaat
behooren. hetgeen voor de Vereenigde Sta
ten zeer te wenschen zou zijn, daar de on
rust van Californie zich ook elders begint
te uiten, tot geweldige schade voor het
gansche land dat heusch zulke tegenslagen
minder kan dragen dan ooit
O
o
De avontuurlijke reisverhalen van een
collega, die aan boord van een Katwijk-
sche logger een verren en moeizamen tocht
naar de Deensche kust maakte om daar te
ervaren hoe ginds de haringen en andere
zeebewoners op precies dezelfde wijze ge
vangen worden als op één kilometer af
stand van de Hoilandsche duinenrij, heb
ben schrijver dezer regelen geïnspireerd
tot het leveren van een tweede bijdrage
op visscherijgebied. meer in het bijzonder
op het terrein der zoetwatervisscherij en
dan met name betrekking hebbend op het
Sleutelstedelijk peuëraarsbedrijf.
Hildebrand heeft in zijn „Camera
Obscura" Leiden de stad der visschers en
der visscherij genoemd en ons een verma
kelijke beschrijving nagelaten van het
gilde der peuëraars, dat wel van specifiek
Leidschen oorsprong schijnt te zijn.
En zoo rees dan in de eerste plaats de
moeilijkheid op welke wijze in contact te
komen met een volbloed nazaat van dit
roemruchtig geslacht. Dat was inderdaad
een lastig probleem, maar een erkend
plaatselijk autoriteit op het gebied der
edele hengelsport de man is de schrik
van heel het baarzen- en bliekendom in
gansch Zuid-Holland stelde zijn beste
relaties ter beschikking en zoo togen wij
op een mooien zomerschen Zaterdagna
middag naar het opgegeven adres in een
der buitenwijken van onze goede, oude
stad, waar Hein, zooais wij onzen gastheer
gemakshalve maar zullen noemen, ons
temidden van den familiekring in vol or
naat opwachtte.
Zijn ambtscostuum was meer bizar dan
fraai. Het meest markante was wel zijn
hoofddeksel, dat ln vroegere en kennelijk
betere jaren aan zijn echtgenoote had toe
behoord, maar sinds tien jaar geregeld des
peuëraars kruin dekte op diens nachtelijke
vischtochten. Zijn door zon en wind ge
bronsde kop ging tot over de ooren schuil
onder den diepafhangenden zwarten rand,
die blijkens Hein's toelichting voornamelijk
diende tot bescherming „teuge de muggers
die je 's nachts zoo satansch kenne peste."
En met een meewarigen blik op onzen
overjarlgen Stetson, informeert Hein of wij
toch vooral wel „petroléum" hebben mee
genomen, want anders, zoo betoogt hij,
„hè-je door die loeders geen level"
Gelukkig heeft ook de bovengenoemde
baarzen- en bliekenkampioen ons van te
voren van de onhebbelijke gewoonten van
„muggers" in kennis gesteld en behoort
dus een kwartliter petroleum mede tot
onze uitrusting.
Na een korte wederzijdsche kennisma
king begeven wij ons
op weg.
Moeder de vrouw doet haar echtvriend
volgens vaste Zaterdagavondgewoonte uit
geleide naar „de haven". Terwijl zij met
geroutineerde hand de boterhammen mits
gaders een ketel koffie in het vooronder
schikt, roemt Hein om het hardst de vele
goede eigenschappen van zijn schuit, zijn
„smulschoit", zooals Hildebrand ze noem
de. De waarheid gebiedt mede te deelen,
dat de boot uitstekend in de verf zit en er
ook verder patent uitziet, ,,'k Hou van een
schoone boel" en als ware ik een huis
vrouw, die de afstofprestaties van haar
gedienstige komt controleeren, zoo tilt hij
de bodemplanken op ten bewijze, dat er
nergens een druppel water staat.
Inmiddels heeft moeder de vrouw de
„tros" losgesmeten en Hein de riemen ter
hand genomen, zoodat er voor mij geen
nuttiger bezigheid overblijft dan op de
achterbank te gaan zitten en mijn met
gezel te polsen over de vooruitzichten van
onzen gemeenschappelijken peurtocht.
Hein is een wijs man; hij houdt er blijk
baar niet van om hooge verwachtingen te
wekken en ergo luidt zijn antwoord, dat
de omstandigheden moeilijk ongunstiger
konden zijn dan thans het geval is, In de
eerste plaats is het nog wat vroeg in den
tijd wij schrijven eind Juni, terwijl
Augustus eigenlijk bij uitstek de paling-
maand is maar wat erger is: de wind
zit in den totaal verkeerden hoek. In
plaats van een zachten, zoelen zuidenwind
blaast er een koude bries uit het Noord
westen, hetgeen de paling blijkbaar al
even onaangenaam vindt als wij.
Na een goed half uur roeien zijn wij
aan de brug, waar onze vloot met
100 en ons gezelschap met 60 procent
wordt uitgebreid. Der Dritte im Bunde
luistert naar den klassieken naam van
„Wullem" en ligt blijkbaar al eenigen tijd
op ons te wachten.
„Doch Je da-we-nieWmeer zouwe kom-
me?" vraagt m'n eerste peurconnectie.
„Wullem" heeft dergelijke achterdoch
tige gevoelens evenwel nooit in zijn boe
zem gekoesterd.
„Bel-neent, ik blaas effe uit. 'k Heb
waarachies al een natten rug gehaald."
Hein voelt zich tegenover zijn onafschcl-
delijken peurmakker tot eenige exploicatie
over mijn tegenwoordigheid verplicht en
cfpH" TTI P> VOflT'
„Me vischkameraad. Van de krant."
„Zoo" zegt Wullem en spuugt in't water.
„Wullem, hè-je wat spaantjes voor me?"
vraagt Hein en ditmaal betoont Wullem
zich toeschietelijker en reikt Hein een
handvol houtkrullen toe. Deze spreidt ze
zorgvuldig uit op den bodem van z'n
ijzeren vuurpot, legt er twee briketten
boven op en steekt er den brand in. Het
duurt niet lang of de briketten gloeien aan
en Hein legt met een tevreden uitdrukking
op z'n gezicht den deksel op den vuurpot.
De tocht wordt dan voortgezet en wan
neer het zoo langzamerhand schemerdon
ker is geworden, bereiken wij ons operatie-
terrein. De zetstokken worden ter weers
zijden van de boot in het water gestoken
en het windscherm opgezet. De vuurpot
wordt tusschen ons in onder de achterbank
geplaatst, een deken over onze beenen ge
spreid en
het feest kan beginnen.
Op mijn uitdrukkelijk verzoek word ook
ik ln het bezit gesteld van een peurstok
met toebehooren. Een minuut later plon
sen twee vieze wormkluiten aan weers
kanten van de boot in het water en on
derricht Hein mij in de kunst van het
peilen. De Juiste diepte is gauw gevon
den en dan zitten wij stil naast elkaar in
den donkeren zomeravond. Wullem ligt
50 meter verderop en is nauwelijks meer
zichtbaar.
Ondanks de verleidelijke bewegingen,
welke ik aan mijn pierenkluwen tracht te
geven, houdt de paling zich vooralsnog af
zijdig. M'n oogen dwalen af van het zwarte
draadje waaraan onderaan de pieren ben
gelen en blijven rusten op m'n actetasch
uit welks opening een gecapsuleerde kurk
komt kijken.
„Hein begin lk voorzichtig
„Verrek, da's waar ook", valt Hein mij
in de rede, „hoe hlet je eigenluk? Nou je
m'n vischkameraad bent, ken ik ook niet
langer meneer tegen je zeggen."
Ik onderschrijf het billijke van dien
eisch en beken, dat m'n doopmaan Piet Is.
Dit duidelijke bewijs van toenadering zij
nerzijds geeft mij moed om met meer vrij
heid mijn vraag naar voren te brengen.
..Hein", herhaal ik, „ben jij geheelont
houder?"
„Misbruik maak ik nooit", luidt het
sfinx-achtige antwoord, maar voordat ik
m'n hand kan uitsteken in de richting van
de boven gememoreerde tasch, geeft Hein
blijk z'n oogen evenmin in den zak te heb
ben en staan twee theekopjes voor mijn
neus, één met en één zonder oortje eraan.
Ik begrijp m'n plicht en een behaaglijke
zucht naast me bewijst, dat Hein geen
principieel geheelonthouder is. Terwijl de
paling nog alsmaar op het verkennings
pad blijft, hangt Hein mij een vertrouwe
lijk verhaal op over zijn maatschappelijke
moeilijkheden enz.
Midden in het gesprek gaat plotseling
z'n linkerarm naar boven en een akelig
dun aaltje valt kletterend op den bodem
van de schuit en zoekt zich een vermeend
veilig heenkomen tusschen de naden.
,,'n Graat" taxeert Hein minachtend.
Even later is het mijn beurt. M'n rech
terhand voelt schokjes als werd ze geëlec-
trlseerd en m'n buurman bemerkt, dat ik
„leven" heb.
„Voel je wat?"
fluistert hij en voordat lk „ja" kan zeg
gen, haal ik m'n eerste paling boven water
In mijn enthousiasme sla ik te ver door
en met een sierlijken boog verdwijnt de
paling aan de andere zijde van de boot in
het water.
„Da's stom" oordeelt Hein en ik kan dat
slechts beamen.
Den volgenden keer lukt het beter en
vol trots bekijk ik bij het licht van een
zaklantaarn „de paling", die weinig dikker
is dan de wormen, die hij trachtte te ver
schalken. Zoo gaat het een poosje door,
totdat een tiental aaltjes aan onze voeten
krioelt. De meeste verwerven de kwalifi
catie „graat", sommige worden bestem
peld als „mooiertjes", maar een paling, die
in het visscherslatijn aanspraak zou mogen
maken op de benaming, „monster van
Lochness" is er niet bij.
Na een uurtje is het gedaan: de aal is
kennelijk naar andere oorden vertrokken
en wij besluiten ze te volgen.
Eerst wordt Wullem terzake geraad
pleegd. Andermaal klinkt het wachtwoord
„Wullem. voel Je nog wat" en Wullem
antwoordt: „Ik heb tienmaal wat gevoeld
en zeven in de schuit". Dan gaan wij
verhuizen. Er staat vrij veel wind, aan
welke omstandigheid wij het te danken
hebben, dat „de muggers" ons vrijwel met
rust laten en de petroleum ln de flesch
kan blijven.
Alvorens op te breken, zet Hein de kof
fieketel op de gloeiende kolen. Zachtjes
piassen de riemen in het water; langzaam
schuiven de riet bossen ons voorbij. Twee
witte eenden dommelen rustig aan den
waterkant.
Lus je eenden?
vraagt Hein op gedempten toon. En voor
dat mijn op paling ingesteld brein de por
tee van zijn vraag kan doorgronden, duikt
de neus van de boot al tusschen de wui
vende riethalmen. Als wij nog drie meter
van de slapende eenden verwijderd zijn,
vliegen zij plotseling luid kwakend weg.
Hein's reactie is uit psychologisch oogpunt
merkwaardig. Hij kijkt de dieren pein
zend achterna, zegt „ja" en roeit verder
alsof hij geen eenden gezien had! In een
zijsloot laten wij onze peuren weer te
water. De paling blijkt ook hier minder
hongerig te zijn dan wij, zoodat wij van
hun afwezigheid gebruik maken om onze
boterhammetjes op te peuzelen, waarbij
de koffie van Moeder de vrouw zich vor
stelijk laat smaken.
Als wij 's morgens om 5 uur gaan inven
tariseeren, blijkt de totale buit te bestaan
uit een dertigtal aaltjes.
„De vorige week ha'k er maar acht",
zegt Hein troostend, „en bovendien: de
goeie tijd is pas in Augustus. Dan mot je
beslist nog es met me meegaan."
Met die belofte zijn we uit elkaar ge
gaan. Van Wullem heb ik geen afscheid
kunnen nemen. Die was bij onze terug
komst nog niet „in zicht". Volgens Hein
had die waarschijnlijk „een natten
rug."
Als het avond is geworden
Trekt de Leidsche Peueraar uit,
Steeds met goed verzorgde spullen
In zijn kleine ranke schuit.
Met z'n vuurpot, stroozak, deken,
En z'n broodzak goed gevuld,
Trekkend aan zijn pijp en riemen,
Met een heeleboel geduld
Roeiend, tot hij is gekomen
Aan het plaatsje dat hij kent,
Als ie aan de steekstok vastligt,
Is ie in z'n element!
Spoedig zit hij op zijn bankje
Met z'n blindje in den rug,
Peueraar heeft wel van 't peuren
Maar niet van het windje terug!
Spullen nog eens nagekeken
Peur nog eens als goud gekeurd,
Alles moet in orde wezen,
Als de Leidsche peueraar peurt!
En dan haalt ie met zijn peurstok
En zijn garen telkens weer,
Peurlood en zijn peur van wormen
Aaltjes lokkend op en neer.
Aaltje trekt, doet peueraar halen,
Want hij weet wat het beduidt,
Aaltje moet 't gelag betalen,
En valt spart'lend in de schuit.
'Beurt ook vaak, vooral als 't maantje
Helder op het water schijnt,
Dat het haast gevangen aaltje,
Eventjes te vroeg verdwijnt!
'Risico in 't peueraarsleven,
Zelden is het eigen schuld,
Nooit ontmoedigd peurt hij verder,
Met een eindeloos geduld!
En na vele uren peuren
Wordt de vangst 't zij dik of dun,
Met een lapje aangegrepen
En verzameld in de bun!
Als het dag wordt trekt de peueraar
Steeds tevreden met de buit,
Van z'n nachtrust off'rend peuren
Roeiend huiswaarts in z'n schuit!
Andere dag doet 't aalevrouwtje
Dunne aaltjes dik van zand,
Aan de deur als mooie zootjes
Dikke paling van de lu»nd!
B. A. D.
NED. HERV. KERK.
Beroepen: te Oud-Alblas W. Vroeg-
indewey te Zegveld; te Noordwijk (Gron.)
H. J. Witkop te Norg: te Frederiksoord
K. J. Quast, O.-I. pred. met verlof; te
Arnhem (geestelijk verzorger Diacones-
senhuis) H. E. Beker te Haarlem: te Brui-
nlsse, A. Kordalus te Maasland; te Scher-
penzeei, A. Meyers te Utrecht.
GEREF. KERKEN.
Tweetal: Te Borne-Delden, M. Geer-
sema, cand. te Zuidwolde (Gron.) en B.
Holwerda, cand. te Houwerzijl.
CHR. GEREF. KERK.
Bedankt: Voor Kornhorn, N. Brandsma,
te Bunschoten.
PROF. DR. H. H. KUYPER.
Hij wordt morgen 70 jaar.
Prof. dr. H. H. Kuyper te Bloemendaal
oudste zoon van wijlen dr. A. Kuyper en
oudste hoogleeraar aan de Vrije Univer
siteit, viert morgen zijn 70 verjaardag.
Herman Hubert Kuyper werd 22 Juli
1864 te Beesd, waar zijn vader Ned. Herv.
predikant was, geboren. Hij bezocht het
Sted. Gymnasium te Amsterdam en stu
deerde aan de Vrije Universiteit, Hier was
hij in 1891 de eerste promovendus, toen
hij op een dissertatie over: „De opleiding
tot den Dienst des Woords bij de Gere
formeerden" magna cum laude den doc
torstitel haalde. Reeds als student nam
prof. Kuyper deel aan den kerkdijken
strijd, die in 1886 in de doleantie was
ontbrand. Toen Kruger in Nederland
kwam fungeerde prof. Kuyper als zijn
particulier secretaris.
In 1890 candidaat geworden mocht zijn
vader hem 1 Febr. 1891 bevestigen als
predikant bij de Geref. Kerk van Baarn,
die ln hem haar eerste predikant ont
ving en waaraan de jonge prediker zich
verbond met Matth. 13 3-9. In Mei 1896
vertrok prof. Kuyper naar Leeuwarden.
4 Juli 1899 volgde zijn benoeming tot
hoogleeraar aan de V.U. om onderwijs te
geven in de ambtelijke vakken, de ency
clopaedic, de vaderlandsche en de kerk
geschiedenis, welk ambt hij aanvaardde
op 26 Januari 1900 met inauguratie over
„Het Geref. beginsel en de kerkgeschie
denis".
Zoowel In Baarn ais in Leeuwarden
bracht prof. Kuyper de ineensmelting van
de Geref. kerken van A. en B. tot stand,
In Leeuwarden bewoog hij zich op meer
der gebied. Hij stichtte er het A.R. Friesch
Dagblad, was hoofdredacteur van de
Friesche Kerkbode, voorzitter van het
prov. comité der Anti-Rev. Partij, praeses
van de Part. Synode en afgevaardigde
naar de Gen. Synode van Groningen
(1899).
Thans doceert prof. Kuyper aan de
V.U. behalve bovengenoemde vakken, het
kerkrecht en symboliek Buitengewoon
groot is de invloed van dezen oudsten
zoon van wijlen dr. A. Kuyper ln het
Geref. kerkelijk leven altijd geweest.
Vooreerst als hoofdredacteur van het
weekblad van zijn vader „De Heraut",
waarin van zijn hand meermalen Jour
nalistieke vruchten verschenen van su
bliem gehalte en waarin hij iets vertoonde
van zijn genialen vader.
De Gen. Synoden der Geref. kerken
pleegt hij steeds te dienen als prae-advl-
seur en zijn woord heeft er altijd groot
gewicht, terwijl zijn rapporten zeer door
wrocht plegen te zijn. Een groot aantal
werken zag van de hand van den
70-jarige het licht. Daarvan noemen we
„De Chr. Vrijheid", „De Postacta van de
Dordtsche Synode", „De verkiezing tot
het ambt", „Hamabdil", „Van de heilig
heid van het Genadeverbond", „Het zede
lijk karakter der Reformatie gehandhaafd
tegenover Rome", „Calvijn en Nederland",
„De Reformatie in Nederland", „De betce-
kenis der Reformatie inzonderheid voor
de kerk", „De geboortestënd der Refor
matie", „Het Bruidslied van Israël" en
vele andere.
In 1924 maakte prof. Kuyper in op
dracht van de Geref. kerken hier te lande
een reis naar Zuid-Afrika. Prof. Kuype*
maakt deel uit van de Staatscommissie
inzake de Prot. kerk in Ned. Indië (1910);
idem van die voor de regeling van de
rechtspositie van de kerkgenootschappen
(1921); hij is vanwege de Gen. Synode
deputaat voor de correspondentie met de
Hooge Overheid; is bestuurslid van de
dr. A. Kuyper Archiefstichting.
Zijn verdiensten vonden erkenning door
zijn benoeming tot lid van de Mij. voor
Letterkunde; idem van dig van het Histo
risch Genootschap te Utrecht, zijn be
noeming tot ridder in de Orde van den
Ned. Leeuw. Ter gelegenheid van het gou
den Jubileum van de V.U. werd hij als
rector magnificus bevorderd tot Oomman-
deur in de orde van den Ned. Leeuw.
Prof. Kuyper is tegen veler verwach
ting In van een ernstige ongesteldheid,
waardoor hij bij herhaling aan een ope
ratie zich moest onderwerpen weer al
geheel hersteld, zoodat hij weer college
geven kan en zich bereid verklaardde dit
nog een Jaar te dben totdat een opvolger
voor hem zal gevonden zijn.
Zijn verdiensten voor de doorwerking
van het beginsel der Reformatie, deden
prof. Daubanton, de bekende hoogleeraar,
toen Kuyper's oratie over „Het zedelijk
karakter der Reformatie gehandhaafd
tegenover Rome" het licht zag, getuigen:
„Welaan, vergeten wij eens alle onderling
getwist en drukken wij dr. Kuyper oprecht
de hand met een „Zeer verdienstelijk,
hooggeschatte broeder, hebt ge u gemaakt
ten opzichte van de Hervorming".
De 70-jarige vertoeft momenteel met
vacantie te Lugano in Zwitserland.
ALGEMEENE SYNODE DER
NED. HERV. KERK.
in.
In de gisteren gehouden zitting van de
Synode rapporteerde de president van het
onderhoud dat het moderamen had met
de heeren D. Boer, E. v. Meer en G. J. v.
Paassen over het reglement op de sup-
pletiebeurs voor predikantsweduwen en
weezen. De Synode stelde het reglement in
handen van de commissie voor de nieuwe
wetsvoorstellen. Den quaestor-generaal
wordt uitgenoodigd over deze zaak te
rapporteeren.
Dr. P. Heumen, vice-president rappor
teerde over de registers van den seretaris.
Inkwamen 1985 en uitgingen 2231 stuk
ken.
De Synode maakte vervolgens de gros
lijst op voor de benoeming van leden van
de Algemeene Synodale Commissie.
Tot lid van het Algemeen College van
toezicht en beheer op de kerkelijke goede
ren en fondsen werd gekozen Dr. C. G.
Weyland, primus en Ds. F. Tammens, se
cundus.
De Synode behandelde hierna het ver
slag van den arbeid in haar opdracht ver
richt onder de Nederlanders in Noord-
Frankrijk en besloot aan ds. G. J. M. Huls
bergen te Hoedekenskerke onder dankzeg
ging opnieuw te verzoeken dit werk ter
hand te willen nemen.
De president deelde aan den inmiddels
ter vergadering gekomen quaestor-gene
raal mede dat de Synode hem van zijn be
heer over '33 heeft gedechargeerd en op
nieuw verzoekt dat hij zich met de admi
nistratie van de kerkelijke goederen blijft
belasten.
Afgedaan werden de verslagen van het
Fonds tot voorziening in de geestelijke
behoeften in die gemeenten, waar eigen
middelen ontbreken; idem dat voor nood
lijdende kerken en personen en dat tot
verbetering van de schraalste predikants-
tractementen. Het minimumtractement is
thans gebracht op f. 1725.
T. a. v. de Weduwen- en Weezenbeurs
werd besloten de uitkeering te bepalen op
f.205 met een bijslag van f.145.
De Syn. Comm. heeft besloten t. av. de
inning der achterstallige quota via de
Prov. kerkbesturen de medewerking te
vragen van de Prov. Colleges van Toezicht.
Dienaangaande zal de Synode zich wen
den tot het Algemeene College van Toe
zicht.
Uit het Hulppensioenfonds zal wederom
f. 170 worden gevoteerd.
De Synode keurde de rekening van het
fonds voor het Hooger Onderwijs goed. Uit
het steunfonds zullen 19 subsidies worden
beschikbaar gesteld van f. 50 tot f. 100. Het
fonds heeft totaal niet meer ter uitkee
ring beschikbaar dan f. 1025, vermeerderd
met een e.v. toelage uit het fonds „Racer
Tak".
Hierna hield de vergadering zich bezig
met de Generale Kas. Er waren in het af-
geloopen jaar zooveel aanvragen dat zoo
wel de toe- als de afwijzingen der com
missie zorg baarden .Ondanks de kortin
gen en aangebrachte bezuinigingen kon
den alle aanvragen op geen stukken na
worden ingewilligd. Een en ander gaf de
Synode aanleiding te besluiten aan de
Prov. en Classicale besturen te adviseeren
zoowel voor personen als gemeenten niet
dan na ernstig onderzoek gunstig te wil
len praeadviseeren. Men moet onder het
oog zien of ook op andere wijze geen hulp
kan geboden worden.
De Synode besloot voor het werk ln
Lithauen f. 500 uit de desbetreffende kas
te voteeren.
De president verdaagde de zitting tots
hedenmorgen 10 uur.
DR. R. B. EVENHUIS.
Tot leeraar aan de 1 Aug. a.s. te Bui
tenzorg te openen Hoogere Theol. School
is benoemd Dr. R. B. Evenhuis, Ned. Herv.
predikant te Zaandam.
Dr. Evenhuis werd in 1899 geboren, in
1923 candidaat in Gelderland en aan
vaardde 30 Nov, '24 het predikambt bij de
Herv. Ev. te Klngschoten. In 1928 werd hij
predikant te Noordhorn en sedert 12 Juli
1931 staat hij te Zaandam.
DERDE ZOMERCONCERT PIETERS KEI®
Het programma voor het Bach-concert
in de Pieterskerk van a.s Donderdagavond
meldt voor orgel koraal en koraalvoor—
spelen op „Wer nur den lieben Gott lasst
walten" en „Ein feste Burg", de orgel
bewerking van het concert in A moll van
Vivaldi, 'n Andante uit 'n trio-sonate en
de bekende G. mol fantasie en fuga door
Leo Mens.
Sam Swaap speelt de viool-sonate in
E moll en een adagio en sarabande van
den Leipzlger cantor.