Internationale hindernisren voor officieren bij Berlijn
DE HEKS VAN WINSLEA
75,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
de droogte in
polen maakte
plaats voor wolkbreu
ken. die voornamelijk
in Galicië zware over
stroomingen hebben
veroorzaakt. Foto van
dakloozen.
internationale steeple-chase voor officieren te karlshorst bij berlijn.
Overwinnaar werd de Zwitsersche kapitein Laubi op „Salam".
WAAR DE NIEUWE K VZERNES IN DE RESIDENTIE
KOMEN. De duinen nabij den Waalsdorperweg worden
thans afgegraven voor de te bouwen kazernementen.
NIEUWE SPELLING Deze winkelier in de re-
si'dentie geeft te kennen, dat hij voor hengelaars
vette maden voorradig heeft.
OVERSTROOMINGEN IN ZUID-POLEN. In het bijzonder is Galicië getroffen, HET BURGEMEESTERSCHAP VAN WOG- EEN ZWARE BRAND OP BROWN SEA-ISLAND een bekend vogel-en die ren-
ïooraamelijk in de omgeving van Krakau, waar bovenstaande foto is genomen. -UM een eeuw in de familie Gomman- territorium aan de zuidkust van Engeland, vernietigde duizenden dieren en
deur. J. Commandeur Kzn., die 23 dezer dit
Meer dan honderd personen vonden den dood. zeldzame jubileum viert talrijke huizen.
naar het Engelsoh van May Wynne.
j)
HOOFDSTUK I.
Bezoek op Barkleygh Towers.
„Wat ruisoht de wind door de boomen!"
dacht lady Ainslle, slaperig het grijze
hoofd schuddend, want het was eigenlijk
te warm om nog te stoken, daar men al
April had en de avond veel minder kil
was dan de vorige.
Misschien dat de warmte binnen haar
koon dan ook naar de hall had gedreven,
waar hij een ruitje van het venster open
zette, waardoor de avondbries zacht bin
nenvoer.
Van verre langs de oprijlaan kwam het
geluid, dat zijn moeder had gehouden voor
het suizen van den wind in de toppen van
de boomen, maar dat nu duidelijk bleek te
kijn gekletter van paardenhoeven, die
langzaam aangetrappeld kwamen.
„Een late bezoeker!" zei sir Hugh, half
tot zichzelven, half tot den grooten jacht
hond, Brand, die hem in den hall gevolgd
was, en, terwijl hij het ruitje nu weer
sloot, trad hij naar de deur, wierp die
open en stond blootshoofd op de bovenste
trede van het lage bordes.
Een ridderlijke gestalte, zooals deze zich
alteekende tegen het licht op den achter
pad en, terwijl de wind door de donkere
krullen woel, dje aan weerskanten van
Pot hoofd op dïh hrgeisB, kanton kxaag
vielen, waarmee het kostbare fluweelen
kleed versierd was.
Ze wisten zich goed te kleeden, zooals ze
goed te vechten wisten, die vroolijke Ca
valiers, die streden voor koning en kerk
tegen een opstandig volk en een land, dat
geweld werd aangedaan.
En mocht dit laatste al in zijn recht zijn,
de eersten streden voor het meest roman
tische, vooral in het jaar 1648, toen de
nederlaag van hun zaak en de gevangen
koning de sympathie wegdroegen van
degenen, die altijd mededoogen voelen met
de verliezende partij.
In Yorkshire, evenals elders, waren de
cavaliers verdrietig naar huis terug
gekeerd. Wat bleef htm anders over bij
deze crisis, nu de gedachten van beide
partijen als vanzelf uitgingen naar den
koninklijken gevangene in Carlsbrook!
Daarom zaten de aanhangers van den
koning niet stil, al bleven noodgedwongen
hun zwaarden dan ook in de scheeden en
stonden hun strijdrossen kalm op den stal.
Op het eerste signaal zou gevolg gegeven
worden aan den oproep om te strijden.
En, al luisterend naar dit teeken, werden
de mannen ongeduldig en kwamen in op
stand tegen hun onmacht, om handelend
op te treden.
Voor het oogenblik echter was de stem
van Cromwell, vertegenwoordigend een
krachtige natie, overheersohend. Het volk
had gezegevierd!
Een zucht ontsnapte den lippen van sir
Hugh. Op acht-en-twintig jarigen leeftijd
wil men vooruit, duldt men geen uitstel
en het ergerde hem, om hier vreedzaam
met zijn moeder op het landgoed te wonen,
terwijl zijn koning hem steeds dringender
noodig had, om den strijd aan te binden
®gt zijn vijanden.
Brands zwaar geblaf en de begroeting
van een opgewekte stem wekten den jon
gen heer van Barkleigh Towers uit zijn
droomerijen.
Zeker, die stem kende hij
„Ben jij dat, Ritson? Zoo, ja, welkom
dan op Barkleigh! Zelfs al breng je geen
nieuws mee!"
„Nieuws en een buurman, dien je bijna
vergeten zult hebben," kwam het ant
woord, dat weerklank vond in een blijden
kreet van verrassing en verwelkoming, ter
wijl Ainslie het bordes afliep.
„Sir Marmaduke Langdale!" riep hij. „In
trouwe, géén gast kon verder uit mijn ge
dachten zijn en dichter bij mijn hart!"
Reeds was de ruiter afgestegen en was
bezig zijn rijhandschoenen uit te trekken,
terwijl sir Hugh zish haastte bedienden
naderbij te roepen, waarvan de een het
paard wegleidde, terwijl de anderen hun
heer vooruitgingen naar den hall, om de
toebereidselen te maken, die noodig waren
voor een laten, maar welkomen gast.
Een groote tegenstelling vormden beide
mannen, zooals ze daar in den door een
lamp verlichten hall stonden.
Sir Hughs fiere gestalte en donker, knap
gelaat, omlijst door de zwarte krullen, die
hem eenigszins het uiterlijk van een bui
tenlander gaven, schenen nog meer te
doen uitkomen het feit, dat de ander juist
bijzonder leelijk was: grof van gelaat,
schraal van ledematen en met een paar
doordringende grijze oogen, die met groote
beslistheid onder de borstelige wenkbrau
wen uitkeken.
Dit was een persoonlijkheid, die over-
heersohte allen, met wie hij in aanraking
kwam. Maar als sir Marmaduke glim
lachte, dan ging er zoo'n bekoring van
hem uit, dat men er zich In het geheel
niet langer over kon verwonderen, hoe hij
macht bezat over anderen.
Hij glimlachte nü, terwijl hij de uitge
strekte hand van zijn gastheer in de zijne
vatte.
„Ik was wel zeker van een welkom van
je vaders zoon. En nog iets meer dan een
verlangen naar het afbreken van mijn
reis en het weerzien van oude vrienden
bracht mij hierheen."
„Een reis?" herhaalde Ainslie met de
grootste belangstelling.
„Naar Schotland", antwoordde sir Mar
maduke, na zich eerst overtuigd te heb
ben dat er niemand anders was in den
hall. „Maar daarvan zoo aanstonds meerl
Er zal nieuws te vertellen en te hooren
vallen na het souper".
Deze laatste woorden zei hij met een
ondeugenden glimlach, waarna hij vroeg
hoe lady Ainslie het maakte en of zij hem
het achtelooze van zijn kleeding zou willen
vergeven.
Alsof het noodig was hierover eenige
verontschuldiging te maken, meende sir
Hugh, terwijl hij zich haastte, den gast
bij zijn moeder binnen te laten.
Lady Ainslie was eenigszins ontsteld op
gerezen: de verschrikkingen van de maan
den, die achter hen lagen, hadden groote
zenuwspanning van haar geëischt en
steeds bleef de vrees bij haar bestaan, dat
de bezoeking Van het lot, die haar echtge
noot zoo op eenmaal van haar weggeno
men had, nu ook haar eenig kind zou kun
nen opeischen. Dus was er iets aandoen
lijks in de verschijning, die bij het
schijnsel van het kaarslicht en van het
vuur zoo statig te voorschijn trad in een
zwart fluweel kleed met wit afgezet en
met de weduwenkap op, die slechts gedeel
telik bedekite het haar, dat, meer door
droefheid dan door hoogen ouderdom,
zilvergrijs was geworden.
Maar het knappe, oude gelaat heiderde
ineens op van groote vreugde bij het zien
van dien met slijk bespatten reiziger, ter
wijl ze met uitgestoken handen haar gast
begroette.
„Sir Marmaduke Langdale, welkom thuis!
Driewerf welkom!"
Dit was een begroeting, die het oor van
een man uit Yorkshire aangenaam aan
deed ook al was Langdale Hall dan ook
drie jaar geleden tot op den grond ver
brand en het volgend half uur verliep
met vragen en antwoorden betreffende het
welzijn van wederzijdsohe vrienden met
hier en daar een enkel woord er tusschen
van persoonlijke opvattingen, ofschoon de
gastvrouw zeer goed begreep, dat enkele
vragen beter dienden uitgesteld te worden,
tot het drietal onder elkaar zou zijn en er
geen kans meer zou zijn, dat ze met opzet
of bij toeval beluisterd zouden worden
door een van de bedienden, die ln het aan
grenzend vertrek bezig waren, inderhaast
een avondmaal klaar te zetten.
Een enkele wenk in den aanvang was sir
Hugh genoeg geweest.
„Daar de tijd dringt," had zijn gast ge
zegd op zaehten toon, maar toch met
grooten nadruk, „en Ik met het grauwen
van den dag al op weg moet zijn naar het
noorden, zou ik graag enkele van die
andere goede vrienden en buren, die één
van zin met ons voelen, ontmoeten. Het
lijkt mij, dat er het een en ander valt te
doen voor onzen meester, hier. waar de
schaduw van Pontefract zich afteekent
tegen het blonde landschap".
(Wordt vervolgd).