Boschbrand in Mecklenburg - De rioolmond voor
DE VLUCHTELING
75«te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
PRIJSVRAAG-FEUILLETON.
FRAME FOTO TAN EEN GROOTEN BOSCH-
BRAND IN MECKLENBURG. Vijftien hon
derd H.A. hoogopgaand hout bij Waren zijn
verbrand.
MUSSOLINI DORSCHT IN UTTORIA zelf het eerste graan,
dat op den Pontijnschen akker verbouwd is. Drie uren lang
heeft de Italiaansche dictator op de dorschmaehine gestaan,
waarna hij zich het loon van 61 lire liet uitbetalen.
DE BETONNEN MOND VOOR HET RIOOL dat thans in zee te Scheveningen nabij het Ververschingskanaal
in aanbouw is, is bijnagereed. Deze werd gebouwd in het gemeentedok te Rotterdam. Donderdag is men be
gonnen dit betonstuk van luchttanks te voorzien, teneinde het drijf vermogen te geven. Over oenjge weken zal
het over zee naar Scheveningen worden gesleept.
DE EERSTE DUITSCHE OORLOGSSCHEPEN SINDS
TWINTIG JAAR IN ENGELAND. De Leipzig" en
de Koningsberg" in de haven van Portsmouth.
DR. NICOLA TESLA die
de doodelijke stralen zou
hebben uitgevonden, waar
mee een oorlog onmogelijk
wordt gemaakt.
GOERING DEMONSTREERT DEN SIAMEESCHEN PRINS
CHIRASAKTI s hoe hij moet boogschieten. Het Siameesche
koningspaar is gast van don Pruisischen minjster-president.
NIEUWE BELGISCHE POSTZEGELS ons toege
zonden door den Haagschen Postzegelhandel, welke
zijn uitgegeven ter gelegenheid van de wereld
tentoonstelling 1935 in Brussel.
Roman door IVANS.
46)
Tenslotte moet ik. bij de beschrijving
van dit ernstige intermezzo op de hofstede,
nog melding maken van de beide keeren,
dat ik opnieuw zij het ook slechts een
oogenblik in aanraking kwam met
Frans Kessel, den vijand van Albert Fran
sen en naar hij zelf meende daarom
den bondgenoot van Inspecteur Schmidt!
De eerste van die ontmoetingen had iets
bijzonder onaangenaams. Zij was nóg on
aangenamer dan elke ontmoeting met
dezen man mij uit den aard van de zaak
zijn moest. Zij viel in de dagen, toen ik
uitgerust en gesterkt mijn eerste wan
delingen in den omtrek ondernam. En het
extra-onaangename werd veroorzaakt
door den hond van den jongen boer. Vroe
ger heb ik er reeds melding van gemaakt,
dat dit dier tegenover Albert Fransen een
merkbare antipathie had getoond. En
met het onfeibare instinct van zijn rasge-
r.ooten toonde hij diezelfde antipathie
tegenover Inspecteur Schmidt. Het gevolg
daarvan was, dat, toen ik bij de hier be
doelde ontmoeting Franz Kessel in de verte
zag aankomen, diens hond mij vooruit
loopende bereikte, lang voordat de man
zelf bij mij was, en zichzelven het genot
schonk mij woedend aan te blaffen, daar
bij zijn tanden toonend in een nijdige
grijns!
Een oogeblik voelde ik de vrees bij mij
opkomen, dat dit gedrag van zijn viervoe
tige» vriend bij den Joegen boer gedachte»
opwekken zou. die voor mij gevaarlijk kon
den zijn. En ik besloot, hem daarvoor geen
tijd te laten, noch voor het nauwkeurig
waarnemen van mijn persoon, met die ge
dachten in zijn hoofd.
Ik liet hem dientengevolge geen tijd, mij
aan te spreken, maar schopte hem, in mijn
kwaliteit van Inspecteur van Politie, een
formeel standje over het feit, dat hij hier
met een gevaarlijken hond rond liep. In
het „Wienerwald" waren vele wandelaars.
Of hij heelemaal niet dacht aan de gevol
gen, die zoo'n onvoorzichtigheid voor deze
en, wanneer de politie zich ermee be
moeide, ook voor hemzelven hebben kon.
Men weet, dat in die dagen de politie in
Oostenrijk een zeer gTOOte macht bezat en
men zich niet graag haar misnoegen op
den hals haalde. Er gebeurde wat ik ver
wacht had: Franz Kessel, die in den grond
laf was, bleek door mijn plotselinge heftig
heid verrast en uit het veld geslagen. Hij
stotterde iets: van dat dit dezelfde hond
was, die de vioolkist in de struiken gevon
den had, waarmede hij vermoedelijk dacht,
mijn stemming te verbeteren. Maar toen ik
hem, zonder meer, den rug toekeerde, en
mijns weegs ging met de vermaning, dat
hij den hond behoorlijk vasthouden zou,
voldeed hij hieraan en liet mij gaan, zon
der verdere pogingen aan te wenden om
een praatje met mij te maken.
Den tweeden keer, dat ik hem ont
moette, was op een avond, toen ik hem ge
heel onverwachts uit het huis zag komen,
hetgeen mij niet weinig verwonderde,
omdat hij dat, sedert mijn vertrek, niet
meer betreden had.
Hij had een rood gezicht en zag er niet
erg vriendelijk uit. Toen hij mij passeerde,
groette hij nauwelijks en dit was voor mij
een reden om met hèm een praatje te
make».
„Hoe is het?" vroeg ik. „Gaat alles
niet zooals u wenscht.
„Neen!" antwoordde hij nijdig. „Ze
kunnen me hier allemaal
De kruisjes staan voor een woord, dat ik
liever niet in het Hollandsch weergeef.
Toen ik binnen Else aantrof, vertelde
deze mij, dat hij haar niettegenstaan
de hij wist, dat zij noch haar vader op
hem gesteld was formeel ten huwelijk
had gevraagd! Met het resultaat, waarvan
ik de uiterlijke kenteekenen zooeven aan
den man gezien had.
Dit was voor ons aanleiding tot méér dan
uitsluitend vriendelijke woorden
HOOFDSTUK XXIV.
Terug naar Weenen.
Op den morgen van den Zaterdag, waar
op des avonds de viool-concerten van mijn
moeder en van Clemens Brunn voor het
eerst zouden worden uitgevoerd, kreeg ik
een kort schrijven van den „Polizei-Prasi-
dent", dat mij overhandigd werd door den
man, die mij kwam „öpkalifateren", zoo
als hij het ditmaal noemde, d. w. z. door
den Meester-kapper en grimeur van de
politie.
De bezoeken van dezen man hadden tot
dusverre geen aandacht getrokken. Else
en haar vader waren de eenigen, die wis
ten, wat hij doen kwam, en van wat er
dan binnenshuis gebeurde, wist naar wij
meenden niemand iets. Ditmaal kwam
hij als 't ware mijn toilet maken voor het
Concert op dienzelfden avond; en bij die
gelegenheid overhandigde hij mij het be
doelde schrijven.
Dr. Von Gabler deelde mij daarin mede,
dat hij rekende op zijn aanwezigheid op
dit concert, maar dat hij mij verzocht
reeds la dea loop yan den namiddag op
zijn bureau te komen. Verder niets. Ik
begreep wei, dat het gevaarlijk geweest
zou zijn over mijn zaak te correspondee-
ren, terwijl het feit, dat de brief geadres
seerd was aan Inspecteur Heinrich
Schmidt mij opnieuw bewees, dat de
„Polizei-Prasident nog steeds erop stond,
dat ik mijn incognito bewaren zou, gelijk
trouwens ook het feit, dat hij den kapper
opnieuw gezonden had.
Op den gedenkwaardigen Zaterdag, die
in het leven van mijzelven en anderen een
keerpunt vormen zou, nam ik na het mid
dagmaal afscheid van Georg Bonner en
van Else. En het was half-vijf, toen ik mij
op het Polizei-Prasidium aanmeldde. Ik
werd daar begroet en behandeld als
„Inspecteur Schmidt"!
Bijna onmiddellijk nadat men mij had
aangemeld, werd ik toegelaten tot Dr. Von
Gabler.
Hij stond achter zijn bureau op en
reikte mij de hand, waaruit ik opmaakte,
dat mijn zaak niet slecht stond.
„U ziet er al is u nog steeds voor uw
kennissen vrijwel onkenbaar héél wat
beter uit dan toen ik u den laatsten keer
zag. Uw oogen staan weer rustig en helder.
Ook zijn uw bewegingen niet meer zoo
weifelend als toen. Wij, politie-mannen,
krijgen in den loop van de jaren op zulke
dingen ook wel eenigen kijk en ik kan u
verzekeren, dat u die veertien dagen rust
nog absoluut noodig hadt."
„Zij hebben mij werkelijk veel goed ge
daan" zeide ik, „hoewel ik voor mijzel
ven niet den indruk had, dat ik vóór dien
tijd er zoo erg aan toe was."
„Erg" is misschien wat te sterk uitge
drukt. Maar u was veel te vroeg weer tot
liet ievg» yan eg» yolkomen ge_zoad
mensch teruggekeerd. U leefde op uw
zenuwen en wat u meëmaakte bracht die
zenuwen nu juist niet tot kalmte."
Intusschen had ik plaats genomen op
den stoel naast zijn schrijftafel, dien hij
mij had aangewezen. Hij zweeg eenige
oogenblikken en keek mij daarbij onder
zoekend aan.
„Hebt u nog altijd geen vermoeden
vroeg hij toen. „Omtrent de persoon van
den moordenaar?" vroeg ik. „Neen, Herr
Polizei-Prasident! Natuurlijk heb ik daar
boven in het „Wienerwald" al de gebeur
tenissen, die öp de zaak betrekking heb
ben, nog eens rijpelijk overdacht. Maar ik
zie geen aanwijzing in een bepaalde
richting."
„Zooals u weet héb ik een aanwijzing"
hernam Dr. Von Gabler „En ik heb een
zwakke hoop, dat wij hedenavond een
zeker iemand op heeterdaad betrappen
zullen."
„Die uitdrukking hebt u vroeger ook al
eens gebruikt" merkte ik op. „Ook toen
heb ik die niet begrepen."
„Inspecteur Schmidt!" zeide hij (en
achter de groote brilleglazen tintelden de
levendige oogen 'n beetje spottend). „Het
doet er niets toe, of u die begrepen hebt
of begrijpt. Als het vanavond maar gelukt,
spijkers met koppen te slaan. Luistert u
nu goed. Het gebouw van de „Philharmoni-
ker" kent u waarschijnlijk beter dan ik.
Dus weet u, dat er achter het groote
podium een gang loopt, waarin de deu
ren van verschillende vertrekken uitko
men. Die deuren zijn genummerd. Onmid
dellijk na het concert zult u naar het ver
trek gaan, waartoe de met een 5 genum
merde deur toegang geeft. Daar zult u mij
vindea." it
.(Wordt vervolgd).,