AMA,sS^'*' is verlaagd EXAMEN GESLAAGD! Mag. 't Hoekje, Breestraat 120, Telef. 2418 INVENTARIS IE1DSCH DAGBLAD - Tweede Blad Donderdag 5 Juli 1934 VISSCHERIJ-BERICHTEN. RECHTZAKEN. LAND- EN TUINBOUW. DROOGTE. UIT DE BONTE WAERELD. Varia uit de Vogelwereld. DE VAM OUDS BEKENDE "eT CRi NU /6c/, TABLET VAN 5 PAKJES 4-5c/. ZEVENHOVEN. De heer B. had het ongeluk op de btug te vallen, waardoor hij een voet brak. HIJ moest overgebracht worden naar het ziekenhuis te Lelden. Een zoon van v. 't W had het onge luk bij het baden met zijn voet In een scherp voorwerp te trappen, waardoor een pees van de groote teen totaal werd af gesneden. Hij is overgebracht naar het ziekenhuis te Leiden. ZOETERWOUDE. Lantaarn kapotgereden. Door een vrachtauto, gemerkt letter M. Is ter hoogte van de Rijnegommerstraat op den Rijndijk alhier een lantaarn van de electr. straatverlichting omver gereden en geheel vernield. De bestuurder der vrachtauto, die zeer roekeloos en slinge rende langs den weg moet gereden heb ben is doorgereden en wordt door de politie gezocht. De bestuurder van een personen-auto die achter de vrachtauto reed wordt verzocht zich bij den veld wachter aan den Rijndijk te melden. Een woeste rijder. Mej. S. P.. wonende te Leiderdorp, die alhier per rijwiel langs den Hoogen Rijn dijk reed en ter hoogte van Grenshoek het rijwielpad wilde oprijden, kwam in botsing met P. V. uit Leiden, die op dat oogenblik het rijwielpad verliet en vlak voor haar wilde heen rijden. Mej. P. kwam te vallen en werd ernstig aan een der beenen verwond. De E.H.D heeft haar ter verpleging naar het Acad. Ziekenhuis te Leiden vervoerd. Tegen den roekeloozen rijder is procesverbaal opgemaakt. De groentenhandelaar S. alhier, kwam met paard en 'n geheel met groenten en aardappelen geladen wagen langs den Hoogen Rijndijk van de veiling te Leiden. Ter hoogte van de woning van D. brak een der wielen van zijn wagen, waardoor de inhoud grootendeels over de straat terecht kwam. Voor S. beteekende dit een aanzienlijke schade. Steunt, bij gelijken prijs en kwaliteit, De Nederlandsche Industrie. Hiermede dient gij Uw land En bestrijdt gij de werkloosheid. UMUIDEN, 5 Juli. VISCHPRIJZEN. Tarbot per K.G. f. 0 620.48, Griet per kist van 50 K.G. f. 2812, Tongen per K.G. f. 1.750.70, Groote Schol per kist van 50 K.G. f.66—65. Middelschol f 26—24. Zet- schol f.25—19. Kleine Schol f.19—2.50, Schar f. 96.20. Kleine roode Poon f35, Pieterman en Poontjes per kist van 50 K.G. f. 5.90—4.50, Middel Schelvisch f. 24. Klein- middel Schelvisch f. 2014. Kleine Schel visch f. 12.505.40, Kabeljauw per kist van 125 K.G. f.4613. Gullen per kist van 50 K.G. f. 3.70—0.80, Lengen per stuk f. 0.60— 0.48. Heilbot per K.G. f 1 10—0.68. Wijting per kist van 50 K.G. f. 3.101.60. Koolvisch per stuk f. 0.260.04. Makreel per kist van 50 K.G. f. 8—5 50. Aangevoerd 38 kisten versche haring. Prijzen van f. 7.704.90 per kist. Aangekomen 6 Stoomtrawlers: IJM. 14 met f.1643, IJM. 90 met f.1060. IJM. 115 met f.3296. IJM. 117 met f.666. IJM. 190 met f. 1617. IJM. 491 met f. 1621; 6 kotters: E. 99 met f. 352, E. 390 met f. 629. E. 238 met f.449, E 369 met f.541. E. 157 met f.1181. RI. 68 met f.149; 3 loggers: SCH. 107 met f.677. IJM 204 met f.562, K.W. 69 met f.506. VLAARDINGEN. 5 Juli. VL. 190 met 12 last. Prijzen groene haring f. 31—28.50, jonge haring f. 17.4016.40, maatjesharing f. 13.8012.80 VEROORDEELD WEGENS HET VER VAARDIGEN VAN VALSCHE MUNTEN- G. H. D. 40 jaar. arbeider te Vlagtwedde (Gronj, thans gedetineerd, is door de Gro- ningsche Rechtbank veroordeeld tot 4 jaar gevangenisstraf wegens het vervaardigen van valsche rijksdaalders en guldens en 't in voorraad hebben der benoodigde'grond stoffen De procureur-generaal bij het Ge rechtshof te Leeuwarden vroeg eveneens 4 jaar gevangenisstraf en heden veroordeel de het Hof verdachte tot 3 jaar gevange nisstraf. o OCULEEREN. .Hierbij zend ik een blad van een ver moedelijk 5-jarlg perzikboompje. De vraag is nu, of dit een perzik is en zoo ja, of er ook vruchten aan komen of dat het boompje moet worden geënt". Zoo ongeveer luidt een vraag van een lezer. Het blad zelf lijkt niets op een perzik blad, maar heeft veel gelijkenis met dat van een pruim. Nu komen bij zaailingen zulke afwijkingen geregeld voor, zoodat de mogelijkheid niet is uitgesloten dat hier sprake is van een zaailing-perzik. Uit de vraag meen ik op te maken, dat de vrager dat zelf niet weet. De vraag waar het hier om gaat is even wel of de boom, zonder te worden geënt, ook goede vruchten voort kan brengen. Als regel geldt nu voor de meeste vruchtsoor ten, dat boompjes, welke uit zaad zijn ver kregen, als regel minderwaardige vruchten voortbrengen, d.w.z. minder van kwaliteit dan de vruchten, waarvan het zaad af komstig is. Er valt dus als regel een terug slag waar te nemen, en een feit is in elk geval, dat nooit met zekerheid valt te zeg gen, welke vruchten een zaailing zal voortbrengen. Wanneer wij bijv. pitten zaaien van een Goudreinet, dan zullen de daaruit voortkomende boompjes vruchten voortbrengen, welke als regel niet op de Goudreinet lijken en in 95 van de 100 ge vallen minder van kwaliteit zijn dan de Goudreinet. Deze opmerking geldt In het algemeen dus van alle appel-, peren-, pruimensoorten enz. Een enkele perzik maakt een uitzondering: de soort Amsden en sommige Montagne-soorten komen vrij goed uit zaad terug en ook de noten. Aan genomen dat de vraagsteller met een zaai ling-perzik heeft te doen, dan zou het dus een van bovengenoemde soorten moeten zijn om er vruchten van goede kwaliteit aan te krijgen. In elk ander geval, wan neer men dus met een willekeurige of onbekende zaailing-perzik heeft te doen is het raadzaam het boompje te enten en bij jonge boomen doet men dit het best door te oculeeren. Ook bij zaailing-appel, peer, pruim, enz. is deze manier zeer veel in ge bruik en aangezien het nu de tijd ls om dit werk toe te passen, laten we de behan deling hier volgen. Noodig heeft men om een zaailing-perzik te oculeeren jonge loten van een bekende perziksoort. Van deze loten neemt men de bladschijven af, terwijl de steeltjes blij ven. Op de te oculeeren struik maakt men nu in de bast van den stam of van één of meer zijtakken een T-vormige insnij ding door de bast tot op het jonge hout. Bij voorkeur doet men dit in niet te dikke takken, van bijv. 2-Jarigen leeftijd. Langs de zijkanten van de langste snede wordt de bast van de onderstam voorzich tig losgemaakt. We merken even op dat in boomkweekerijen hiervoor speciale oculeer messen worden gebruikt. Met een gewoon snoeimes ls het evenwel ook goed uit te voeren. Wanneer de wonde aldus ls ge maakt, nemen we van één van de boven genoemde loten een oogje of knopje af met een stukje van de bast. Dit gaat ge makkelijk wanneer we met een scherp mes voorzichtig om het oog heen snijden, zóo, dat we ongeveer 1 c.M. boven en 2 2 c.M. onder het oog snijden. Door het oogje met bijzittend bladsteeltje tusschen duim en vinger te nemen, kan het stukje bast, waarom we hebben gesneden en waarop het oogje met steeltje zit inge plant, gemakkelijk van het jonge takje afwringen. We moeten vooral even aan den achterkant van het bastschilfertje zien en er ons van overtuigen, dat het zieltje of pitje mee wordt afgenomen. Dit pitje is een kleine verdikking juist achter het oogje. Hiermede vergroeit het oogje of knopje. Nu wordt het afgenomen stukje bast met het oogje er op voorzichtig tus schen de T-vormige wond op de zaailing geschoven en daarna met een bandje het geheel omwonden. Hierbij moet het oogje en steeltje vrij blijven. Entwas wordt dus hierbij niet gebruikt. Na ongeveer 14 dagen kunnen we waar nemen. of de oculatie ls gelukt, m.a.w., of het opgeplaatste oogje is vergroeid met de tak. Is dit wel het geval dan is meestal het bladsteeltje reeds afgevallen of wel dit valt bij de minste aanraking af. Het omgebonden bandje wordt dan verwijderd omdat het anders In de zwel lende tak of stam zou groeien. Is het niet gelukt, dan kan op een andere plaats een nieuw oogje geplaatst. Dit kan tot begin Augustus. Later zijn meestal de oogjes niet meer met het zieltje of pitje af te nemen. Is de operatie gelukt, dan laten we alles ongestoord overwinteren. Het opge plaatste oogje loopt als regel pas in het volgend voorjaar uit. In Maart is het daar voor noodig dat de stam of tak, waarop het oogje is geplaatst, even boven dit oogje wordt afgesneden. Het opgeplaatste oogje loopt uit en wordt door het boomp je gevoed. Het afsnijden van de stam of takken boven het oog heeft ten gevolge, dat de voor onderstam dienende struik vele jonge loten maakt. Deze worden in de komende weken regelmatig verwijderd. De aldus door oculeeren verkregen nieuwe boom kan na drie jaar vrucht voort brengen. Het meteorologisch verschijnsel, dat in den laatsten tijd stellig de meeste aan dacht trekt, ls de droogte en er ls dus aanleiding om daaraan eenlge beschou wingen te wijden. Wij spreken pas van droogte wanneer gedurende een ongewoon langen tijd geen regen of veel minder regen valt dan ge woonlijk en wanneer dit het geval ls over 'n uitgestrekt gebied. Daar deze drie voor waarden In den laatsten tijd vervuld zijn geworden, kunnen wij met alle recht spreken van droogte. Wij hooren van droogte in Nederland, omdat hier en daar reeds misoogsten kunnen worden voor speld. en omdat in enkele streken water gebrek ontstaat. Wij hooren van droogte in Engeland, waar parlementsleden de regeering vragen hebben gesteld omtrent de oorzaken en de mogelijke bestrijdings middelen van de droogte: in Roemenië en Duitschland, waar de oogst zeer geleden heeft, in Z.-Rusland. waar men voor ge brek aan graan begint te vreezen, en In Canada en de Vereenigde Staten, waar over uitgestrekte gebieden de graanoogst mislukt is. Het ls voor niemand twijfelachtig, dat hier te lande de droogte al lang geduurd heeft. Afgezien van vrij plaatselijke regens in verband met onweersbuien, hebben de meeste provincies in Mei en Juni veel minder regen gehad dan normaal. Hier mede heeft men echter geen juiste voor stelling van de droogte-periode, die in werkelijkheid veel langer heeft geduurd, want reeds aan het einde van het jaar 1932 trad er een vermindering van den neerslag in. die niet alleen zij het met enkele kort durende onderbrekingen tot heden toe heeft geduurd, maar die in den laatsten tijd nog verscherpt is en bovendien al gedurende ongeveer ander halfjaar over het grootste gedeelte van Europa heeft geheerscht. Ik heb dit aan de hand van regenstatistieken van een aantal over Europa verspreide waarne mingsstations nagegaan en de totale regensom berekend over de periode No vember 1932April 1934 voor elk dier stations en daarna berekend hoeveel pro cent der normale regensom, voor dit tijd vak geldende, op elk station is gevallen. Deze regentekort-ciifers nu toonen aan, dat de droogte op de volgende wijze over Europa is verdeeld. Een breedte-zóne, waarbinnen slechts ongeveer 70 procent van de normale hoe veelheid regen viel, loopt van het Iberisch Sehiereinland over Nederland naar Fin land, dus van ZW. naar N.O. Een tweede, die van W.N.W. naar O.Z.O liep, over En geland, de Zuidelijke Noordzee en ons land naar Centraal-Europa. kruist de eerste en het kruispunt ligt juist over ons land, waar de regensom over dit geheele tijdvak nauwelijks 70 procent van de normale haalde. In eroote trekken was de regenval In Z. en Z.O. Europa ruimer dan normaal. Skan- dinavië had tot 20 procent meer dan de normale hoeveelheid neerslag. 1) De droogte was dus niet algemeen in Europa, maar heerschte toch over een uitgebreid gebied. De oorzaken kunnen dus niet van plaatselijken aard zijn. Dit voorbeeld van een zeer droge periode van langen duur kan ons bij nadere be schouwing een inzicht geven in haar wezen. Wij moeten daarbij nl. het vol gende in aanmerking nemen: Neerslag kan in het algemeen in drie soorten ontstaan: zeer lichte, kort durende neerslag, veroorzaakt door aanraking van een kouden luchtstroom met 'n warmere, vochtige; zware slagregen en lichtere buien in samenhang met onweders. waar bij sterk opstijgende luchtstroomen een deel van hun waterdamp afscheiden. In de derde plaats meer regelmatig en uren achtereen vallende regens gedurende regenachtige tijden, welke regens alleen vallen In en met medewerking van de pressies (z.g. deoressie-regens), waarbij zeer vochtige luchtstroomen op groote schaal langs een flauwe helling tot in groote hoogten geraken en op hun weg daarheen geleidelijk waterdamp afstaan. De eerste soort regen speelt dus geen rol in droogte-perioden, daar de hoeveel heden, welke zij kan leveren, een al te gering gedeelte van den totalen regenval vormt. Zij geeft echter regendagen met zeer kleine hoeveelheden, die een aan zienlijk deel van het totaal aantal regen dagen vormen. Op die manier kun nen in een droge periode een normaal, ja zelfs een meer dan normaal aantal regen dagen voorkomen, terwijl toch de regen som te klein blijft. Dit is thans het geval gedurende langen tijd geweest. De tweede soort regen kan midden In droogte-perioden soms aanzienlijke hoe veelheden neerslag geven, die bij het totaal een belangrijke rol spelen, maar zij veranderen zeer weinig aan het algemeen karakter van een droge periode Daarentegen wordt het karakter van een droogte-periode bepaald door een te kort aan neerslag en aan dagen, waaroD meer dan een zeer kleine hoeveelheid reeen valt. Deze omstandigheid geeft ons de recht- streeksche oorzaak van 'n droogte-periode aan, nl. een tekort aan dagen, waarop een regenhoeveelheid valt van eenige beteeke- nis. Deze hoeveelheid kan van een bui af komstig zijn, maar is in den regel een depressie-regen, waaruit volgt, dat pe rloden van groote droogte veroorzaakt worden door een tekort aan depressie- regens en dus door 'n verzwakte depressie- werking in de atmosfeer. Dit nu ls weer terug te voeren tot een ander verschijnsel nl. een wijziging in de groote luchtstroomen, die veel waterdamp meevoeren, want als deze minder veel vuldig waaien, of korter duren of minder met waterdamp beladen zijn, daalt het reerenet) fer. Nu behooren deze waterdamp-aanvoe rende luchtstroomen tot het stelsel der algemeene Iuchtclrculatie tusschen den Equator en de polen. Een wijziging In dit stelsel, dat vermindering van aanvoer van vochtige luchtstroomen In een werelddeel en dus droogte tengevolge heeft, is dus altijd min of meer een wereldverschijn sel. Er ztin daarvoor dieper liggende oor zaken. die niet bekend zijn. De meteoro logie kan echter het droogte-verschijnsel In het algemeen bestudeeren en al kan zij niet. of waarschijnlijk niet de diepere oorzaken vinden, zii kan echter wel den samenhang met het weer over de geheele wereld oosooren en daardoor d'PDer door dringen in het wezen der droogte. Er hangen echter ook andere problemen mee samen, die later besproken moeten worden. (Nadruk verboden) C. N. 1) In het tijdschrift Natuur en Mensch (Junl-nummer) ls een kaartje van de ver deeling der droogte over Europa opge nomen ARCHITECTUUR IN HET OUDE GRIEKENLAND. In 1927 begon een Amerikaansche ex peditie onder leiding van archaeologen der John Hopkinsuniversiteit opgravingen te doen In het Zuidelijk deel van Chal- kydide. Thans is het aan dr. Robinson ge lukt de blootgelegde pulnhoopen te iden- tificeeren. Zij blijken overblijfselen te zijn van de oude stad Olunthos. Sinds 432 v. Chr. was deze stad het mid delpunt van een stedenbond, die in 348 door Phillppos II van Macedonië werd verbroken. Een Inscriptie, die men thans heeft ontdekt, maakt melding van het verbond tusschen Phillppos en Olunthos. De vorst heeft in 348 de stad verwoest en de bewoners als slaven weggevoerd Robinson heeft huizencomplexen bloot gelegd, die, gelijk de gebouwen in mo derne groote steden, tot vierhoekige blok ken waren vereenlgd. Verschillende vloe ren zijn behouden gebleven; zij bestaan uit gesteente, dat van de nabijgelegen berg werd gehaald. De betreffende mo zaïeken zijn de oudste, die tot nu toe werden gevonden. Ze zijn versierd met spreuken, die bliik geven van de slag vaardigheid der Grieken in dit opzicht. Men leest bijvoorbeeld: „Alleen een vol tooid werk is lofwaardig" of „Het schoone slage". Er ls ook een graf aangetroffen, met prachtige wandschilderingen en talrijke vazen benevens terracotta-beelden. FOTOGRAFEERENDE REVOLVERS. De groote zeldzame diamanten zooals de „Kohinor", „Cullinan" en „Orloff" hebben allen een meer of minder roemrijk ver leden. Onder deze diamanten neemt de „Favoriet" met zijn zestigduizend dollar een bescheiden plaatsje in. De geschiedenis die zich nu echter om deze diamant af speelde, brengt den steen onder de aan dacht van de menschheid. Sedert jaren was de „Favoriet" het sie raad van de edelsteenenverzameling van den bekenden juwelier Brewster te Chi cago. die zich uit zijn zaken terug had ge trokken. Het was algemeen bekend, dat Brewster in zijn eenzame villa dergelijke kostbaar heden opgeborgen had en hij was dan ook herhaaldelijk door vrienden gewaarschuwd zijn verzameling beter te beschermen. Het kon niet uitblijven, dat de leden van de onderwereld het plan opvatten zich van de juweelen meester te maken. De gang sters wisten, dat mr. Brewster niet alleen een zwak voor edelsteenen had, maar ook voor het zwakke geslacht. Op handige wijze wisten zij hem met een bekoorlijke jongedame ln aanraking te brengen, die weldra uiterst bij hem ln den smaak viel. Het meisje slaagde er ln het vertrouwen van den ouderen man te winnen en wist hem er toe over te halen met haar op reis te gaan. In haar „goedhartigheid" be werkte zij ook, dat de oude knecht gedu rende dien tijd vacantie kreeg. Eenige uren nadat de bewoners het huis verlaten hadden slopen de gangsters het huis binnen en begonnen op hun gemak de brandkast open te breken. Zij waren echter niet met het feit op de hoogte, dat mr. Brewster zijn brandkast met de mo dernste middelen had beveiligd, zoodat terwijl zij rustig aan het werken waren, de politie gealarmeerd werd en spoedig ter Massa-slaapplaatsen van Kwikstaarten te midden van of vlak nabij het drukke verkeer en in het licht eener groote stad. Nabij het hoofdstation te Osnabrück verzamelden zich van de eerste dagen van April 1933 af des avonds meer dan 1000 Kwikstaarten (Witte, Gele en eenige Rouw kwikstaarten), om in een paar Meidoorn- boomen, die aldaar op een grasveld staan, te overnachten. Overdag was daar ter plaatse geen enkele Kwikstaart te zien. Het lawaai van het drukke verkeer om en bij het station, noch het volle licht der electrische lampen, evenmin als voorbij gangers, die vlak onder de boomen plot seling bleven stilstaan, om naar de vogels te kijken, schenen hen te storen. In de laatste dagen van April nam het aantal tot op de helft af, om daarna tot einde Mei sterk af te wisselen. Begin Juni nam' 'het aantal bestendig af; tegen het midden dier maand overnachtten nog slechts 50 70 Kwikstaarten ln de bewuste boomen; deze laatste zijn er tot einde Juni blijven overnachten; eerst midden Juli bleven ook dezen weg. Zooals waarnemer, H. von Töme (in „Vogelzug", IV, 4, 1933) mededeelt, werd hem door personen, die geregeld nabij het station hun werk hadden, verzekerd, dat er reeds sedert eenige jaren gedurende bovenvermelden tijd van het jaar Kwik staarten in bedoelde boomen overnachten. Wat mag wel de reden zijn van het kiezen van deze slaapplaats? v. T. vermoedt, dat de vogels zich daar het veiligst tegen klein roofgedierte voelen. Iets dergelijks werd o.m. in 1930'31 midden in de stad Dublin waargenomen. Het begon op 16 October met een 100-tal Rouw-kwikstaarten; dat aantal werd in November het 3-dubbele, terwijl het eind, December meer dan 500 bedroeg; van be gin Maart af had een geleidelijke vermin dering plaats terwijl de laatsten, een 30-tal op 16 April gezien werden. Ook hier over nachtten de Kwikstaarten ln een boom, midden in het licht en de verkeersdrukte eener groote stad. Voorts ls een overeen komstig geval in Milaan (8 Maart 1932), op de Piazza Corduslo, bekend, waar ongeveer een 100-tal Witte Kwikstaarten in een kleine conifeer overnachtte, en een in Heilsberg, waar meerdere 100-tallen dier- zelfde soort de geheele maand September 1911 en 1912 in kastanjeboomen op de Markt aldaar den nacht doorbrachten. De Redactie van „Vogelzug" (een sedert 1930 als bijlage van het „Journal für Ornithologie" verschijnend periodiekje) voegt aan het hierboven medegedeelde het volgende toe. Waar door Spreeuwen, Zwaluwen en Kwikstaarten als gezamenlijke slaapplaats vooral in den trektijd, vaak rietvelden ge kozen worden, zoo schijnen Kwikstaarten af en toe aan een nachtverblijf te midden van de drukte en het licht eener groote stad de voorkeur te geven; opmerking verdient hierbij, dat zij zich echter reeds vóór het invallen der duisternis daar ver zamelen. Dergelijke uitzonderingen hebben blijkbaar veelvuldiger plaats dan men tot nu toe vermoedde. De vermindering in aantal te Osnabrück (zie boven), eerst einde April en dan wederom einde Mei maakt het zéér waar schijnlijk, dat er talrijke exemplaren uit het Noorden onder waren; dezen toch trekken in Oost-Pruisen en over Helgoland geregeld midden Mei en ook nog wel later, door. Hoe echter het achterblijven van 50 70 stuks tot einde Juni en zelfs nog later te verklaren? Zijn dit misschien niet- broedende vogels, of voegen zich wellicht de voorwerpen van één sexe der broedende paren ter gezamenlijke nachtrust bijeen? Voor stad-bewoners onder de belang stellenden ln de Vogelwereld is het, ter wille der ornithologische wetenschap, stellig de moeite waard hun aandacht aan zich eventueel voordoende gevallen, als bovenbedoeld te wijden. Van belang is het dan te letten op: begin, einde en kwanti tatieve verhouding van het bezoek der slaapplaats. Voorts op: de gevoeligheid der Kwikstaarten voor storingen. Physiologisch toch is het al héél merkwaardig hoe die vogels zich aan het licht en lawaai eener gjoote stad kunnen aanpassen en daarbij hun nachtrust houden! A. A. VAN PELT LECHNER. plaatse was. De gangsters trokken hun revolvers, het kwam tot een verwoedde schietpartij, waarbij de gangsters konden ontsnappen, nadat zij een agent verwond hadden. De bandieten zouden echter niet lang pleizier van hun ontsnapping hebben. Twee van de agenten waren nl. uitgerust met de nieuwste vinding, waarvan de po litie van Chicago gebruik maakte. Zij bezaten nl. een revolver, die met het schie ten tegelijkertijd het slachtoffer fotogra feerde. De uitvinding bleek in dit geval aan haar doel te beantwoorden, want met behulp van deze revolver-fotografie kon men één der gangsters herkennen. De mis dadiger was een oude kennis van de politie, die, toen hij zijn goedgelijkend portret zag, den overval niet kon ont kennen. PUDDINGFABR!EK oï. 7 PCirolK GRONINGEN 8432 HET GESCHENKMECCANO DOOZEN Racebooten, Anto- en Tliegtnigboundoozen, Motoren, Onderdeelen Prachtige IVinkelinventaris te koop met diverse Vitrines en Rubbervloer. Iets aparts. Brieven Bur. van dit Blad onder No. 4430a. Gewone doos 3927

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 8