AMA,sS^'*' is verlaagd
EXAMEN GESLAAGD!
Mag. 't Hoekje, Breestraat 120, Telef. 2418
INVENTARIS
IE1DSCH DAGBLAD - Tweede Blad
Donderdag 5 Juli 1934
VISSCHERIJ-BERICHTEN.
RECHTZAKEN.
LAND- EN TUINBOUW.
DROOGTE.
UIT DE BONTE WAERELD.
Varia uit de Vogelwereld.
DE VAM OUDS BEKENDE
"eT CRi NU /6c/, TABLET VAN 5 PAKJES 4-5c/.
ZEVENHOVEN.
De heer B. had het ongeluk op de
btug te vallen, waardoor hij een voet brak.
HIJ moest overgebracht worden naar het
ziekenhuis te Lelden.
Een zoon van v. 't W had het onge
luk bij het baden met zijn voet In een
scherp voorwerp te trappen, waardoor een
pees van de groote teen totaal werd af
gesneden. Hij is overgebracht naar het
ziekenhuis te Leiden.
ZOETERWOUDE.
Lantaarn kapotgereden.
Door een vrachtauto, gemerkt letter M.
Is ter hoogte van de Rijnegommerstraat
op den Rijndijk alhier een lantaarn van
de electr. straatverlichting omver gereden
en geheel vernield. De bestuurder der
vrachtauto, die zeer roekeloos en slinge
rende langs den weg moet gereden heb
ben is doorgereden en wordt door de
politie gezocht. De bestuurder van een
personen-auto die achter de vrachtauto
reed wordt verzocht zich bij den veld
wachter aan den Rijndijk te melden.
Een woeste rijder.
Mej. S. P.. wonende te Leiderdorp, die
alhier per rijwiel langs den Hoogen Rijn
dijk reed en ter hoogte van Grenshoek
het rijwielpad wilde oprijden, kwam in
botsing met P. V. uit Leiden, die op dat
oogenblik het rijwielpad verliet en vlak
voor haar wilde heen rijden. Mej. P. kwam
te vallen en werd ernstig aan een der
beenen verwond. De E.H.D heeft haar
ter verpleging naar het Acad. Ziekenhuis
te Leiden vervoerd. Tegen den roekeloozen
rijder is procesverbaal opgemaakt.
De groentenhandelaar S. alhier,
kwam met paard en 'n geheel met groenten
en aardappelen geladen wagen langs den
Hoogen Rijndijk van de veiling te Leiden.
Ter hoogte van de woning van D. brak
een der wielen van zijn wagen, waardoor
de inhoud grootendeels over de straat
terecht kwam. Voor S. beteekende dit een
aanzienlijke schade.
Steunt, bij gelijken prijs
en kwaliteit,
De Nederlandsche Industrie.
Hiermede dient gij Uw land
En bestrijdt gij de werkloosheid.
UMUIDEN, 5 Juli.
VISCHPRIJZEN.
Tarbot per K.G. f. 0 620.48, Griet per
kist van 50 K.G. f. 2812, Tongen per K.G.
f. 1.750.70, Groote Schol per kist van 50
K.G. f.66—65. Middelschol f 26—24. Zet-
schol f.25—19. Kleine Schol f.19—2.50,
Schar f. 96.20. Kleine roode Poon f35,
Pieterman en Poontjes per kist van 50 K.G.
f. 5.90—4.50, Middel Schelvisch f. 24. Klein-
middel Schelvisch f. 2014. Kleine Schel
visch f. 12.505.40, Kabeljauw per kist van
125 K.G. f.4613. Gullen per kist van 50
K.G. f. 3.70—0.80, Lengen per stuk f. 0.60—
0.48. Heilbot per K.G. f 1 10—0.68. Wijting
per kist van 50 K.G. f. 3.101.60. Koolvisch
per stuk f. 0.260.04. Makreel per kist van
50 K.G. f. 8—5 50.
Aangevoerd 38 kisten versche haring.
Prijzen van f. 7.704.90 per kist.
Aangekomen 6 Stoomtrawlers: IJM. 14
met f.1643, IJM. 90 met f.1060. IJM. 115
met f.3296. IJM. 117 met f.666. IJM. 190
met f. 1617. IJM. 491 met f. 1621; 6 kotters:
E. 99 met f. 352, E. 390 met f. 629. E. 238
met f.449, E 369 met f.541. E. 157 met
f.1181. RI. 68 met f.149; 3 loggers: SCH.
107 met f.677. IJM 204 met f.562, K.W.
69 met f.506.
VLAARDINGEN. 5 Juli. VL. 190 met 12
last. Prijzen groene haring f. 31—28.50,
jonge haring f. 17.4016.40, maatjesharing
f. 13.8012.80
VEROORDEELD WEGENS HET VER
VAARDIGEN VAN VALSCHE MUNTEN-
G. H. D. 40 jaar. arbeider te Vlagtwedde
(Gronj, thans gedetineerd, is door de Gro-
ningsche Rechtbank veroordeeld tot 4 jaar
gevangenisstraf wegens het vervaardigen
van valsche rijksdaalders en guldens en 't
in voorraad hebben der benoodigde'grond
stoffen De procureur-generaal bij het Ge
rechtshof te Leeuwarden vroeg eveneens 4
jaar gevangenisstraf en heden veroordeel
de het Hof verdachte tot 3 jaar gevange
nisstraf.
o
OCULEEREN.
.Hierbij zend ik een blad van een ver
moedelijk 5-jarlg perzikboompje. De vraag
is nu, of dit een perzik is en zoo ja, of er
ook vruchten aan komen of dat het
boompje moet worden geënt".
Zoo ongeveer luidt een vraag van een
lezer.
Het blad zelf lijkt niets op een perzik
blad, maar heeft veel gelijkenis met dat
van een pruim. Nu komen bij zaailingen
zulke afwijkingen geregeld voor, zoodat
de mogelijkheid niet is uitgesloten dat hier
sprake is van een zaailing-perzik. Uit de
vraag meen ik op te maken, dat de vrager
dat zelf niet weet.
De vraag waar het hier om gaat is even
wel of de boom, zonder te worden geënt,
ook goede vruchten voort kan brengen. Als
regel geldt nu voor de meeste vruchtsoor
ten, dat boompjes, welke uit zaad zijn ver
kregen, als regel minderwaardige vruchten
voortbrengen, d.w.z. minder van kwaliteit
dan de vruchten, waarvan het zaad af
komstig is. Er valt dus als regel een terug
slag waar te nemen, en een feit is in elk
geval, dat nooit met zekerheid valt te zeg
gen, welke vruchten een zaailing zal
voortbrengen. Wanneer wij bijv. pitten
zaaien van een Goudreinet, dan zullen de
daaruit voortkomende boompjes vruchten
voortbrengen, welke als regel niet op de
Goudreinet lijken en in 95 van de 100 ge
vallen minder van kwaliteit zijn dan de
Goudreinet. Deze opmerking geldt In het
algemeen dus van alle appel-, peren-,
pruimensoorten enz. Een enkele perzik
maakt een uitzondering: de soort Amsden
en sommige Montagne-soorten komen vrij
goed uit zaad terug en ook de noten. Aan
genomen dat de vraagsteller met een zaai
ling-perzik heeft te doen, dan zou het dus
een van bovengenoemde soorten moeten
zijn om er vruchten van goede kwaliteit
aan te krijgen. In elk ander geval, wan
neer men dus met een willekeurige of
onbekende zaailing-perzik heeft te doen is
het raadzaam het boompje te enten en bij
jonge boomen doet men dit het best door
te oculeeren. Ook bij zaailing-appel, peer,
pruim, enz. is deze manier zeer veel in ge
bruik en aangezien het nu de tijd ls om
dit werk toe te passen, laten we de behan
deling hier volgen.
Noodig heeft men om een zaailing-perzik
te oculeeren jonge loten van een bekende
perziksoort. Van deze loten neemt men de
bladschijven af, terwijl de steeltjes blij
ven. Op de te oculeeren struik maakt men
nu in de bast van den stam of van één
of meer zijtakken een T-vormige insnij
ding door de bast tot op het jonge hout.
Bij voorkeur doet men dit in niet te dikke
takken, van bijv. 2-Jarigen leeftijd.
Langs de zijkanten van de langste snede
wordt de bast van de onderstam voorzich
tig losgemaakt. We merken even op dat in
boomkweekerijen hiervoor speciale oculeer
messen worden gebruikt. Met een gewoon
snoeimes ls het evenwel ook goed uit te
voeren. Wanneer de wonde aldus ls ge
maakt, nemen we van één van de boven
genoemde loten een oogje of knopje af
met een stukje van de bast. Dit gaat ge
makkelijk wanneer we met een scherp
mes voorzichtig om het oog heen snijden,
zóo, dat we ongeveer 1 c.M. boven en 2
2 c.M. onder het oog snijden. Door het
oogje met bijzittend bladsteeltje tusschen
duim en vinger te nemen, kan het stukje
bast, waarom we hebben gesneden en
waarop het oogje met steeltje zit inge
plant, gemakkelijk van het jonge takje
afwringen. We moeten vooral even aan
den achterkant van het bastschilfertje
zien en er ons van overtuigen, dat het
zieltje of pitje mee wordt afgenomen. Dit
pitje is een kleine verdikking juist achter
het oogje. Hiermede vergroeit het oogje
of knopje. Nu wordt het afgenomen stukje
bast met het oogje er op voorzichtig tus
schen de T-vormige wond op de zaailing
geschoven en daarna met een bandje het
geheel omwonden. Hierbij moet het oogje
en steeltje vrij blijven.
Entwas wordt dus hierbij niet gebruikt.
Na ongeveer 14 dagen kunnen we waar
nemen. of de oculatie ls gelukt, m.a.w.,
of het opgeplaatste oogje is vergroeid
met de tak. Is dit wel het geval dan is
meestal het bladsteeltje reeds afgevallen
of wel dit valt bij de minste aanraking
af. Het omgebonden bandje wordt dan
verwijderd omdat het anders In de zwel
lende tak of stam zou groeien. Is het niet
gelukt, dan kan op een andere plaats een
nieuw oogje geplaatst. Dit kan tot begin
Augustus. Later zijn meestal de oogjes
niet meer met het zieltje of pitje af te
nemen.
Is de operatie gelukt, dan laten we
alles ongestoord overwinteren. Het opge
plaatste oogje loopt als regel pas in het
volgend voorjaar uit. In Maart is het daar
voor noodig dat de stam of tak, waarop
het oogje is geplaatst, even boven dit
oogje wordt afgesneden. Het opgeplaatste
oogje loopt uit en wordt door het boomp
je gevoed. Het afsnijden van de stam of
takken boven het oog heeft ten gevolge,
dat de voor onderstam dienende struik
vele jonge loten maakt. Deze worden in
de komende weken regelmatig verwijderd.
De aldus door oculeeren verkregen nieuwe
boom kan na drie jaar vrucht voort
brengen.
Het meteorologisch verschijnsel, dat in
den laatsten tijd stellig de meeste aan
dacht trekt, ls de droogte en er ls dus
aanleiding om daaraan eenlge beschou
wingen te wijden.
Wij spreken pas van droogte wanneer
gedurende een ongewoon langen tijd geen
regen of veel minder regen valt dan ge
woonlijk en wanneer dit het geval ls over
'n uitgestrekt gebied. Daar deze drie voor
waarden In den laatsten tijd vervuld zijn
geworden, kunnen wij met alle recht
spreken van droogte. Wij hooren van
droogte in Nederland, omdat hier en daar
reeds misoogsten kunnen worden voor
speld. en omdat in enkele streken water
gebrek ontstaat. Wij hooren van droogte
in Engeland, waar parlementsleden de
regeering vragen hebben gesteld omtrent
de oorzaken en de mogelijke bestrijdings
middelen van de droogte: in Roemenië en
Duitschland, waar de oogst zeer geleden
heeft, in Z.-Rusland. waar men voor ge
brek aan graan begint te vreezen, en In
Canada en de Vereenigde Staten, waar
over uitgestrekte gebieden de graanoogst
mislukt is.
Het ls voor niemand twijfelachtig, dat
hier te lande de droogte al lang geduurd
heeft. Afgezien van vrij plaatselijke regens
in verband met onweersbuien, hebben de
meeste provincies in Mei en Juni veel
minder regen gehad dan normaal. Hier
mede heeft men echter geen juiste voor
stelling van de droogte-periode, die in
werkelijkheid veel langer heeft geduurd,
want reeds aan het einde van het jaar
1932 trad er een vermindering van den
neerslag in. die niet alleen zij het met
enkele kort durende onderbrekingen
tot heden toe heeft geduurd, maar die in
den laatsten tijd nog verscherpt is en
bovendien al gedurende ongeveer ander
halfjaar over het grootste gedeelte van
Europa heeft geheerscht. Ik heb dit aan
de hand van regenstatistieken van een
aantal over Europa verspreide waarne
mingsstations nagegaan en de totale
regensom berekend over de periode No
vember 1932April 1934 voor elk dier
stations en daarna berekend hoeveel pro
cent der normale regensom, voor dit tijd
vak geldende, op elk station is gevallen.
Deze regentekort-ciifers nu toonen aan,
dat de droogte op de volgende wijze over
Europa is verdeeld.
Een breedte-zóne, waarbinnen slechts
ongeveer 70 procent van de normale hoe
veelheid regen viel, loopt van het Iberisch
Sehiereinland over Nederland naar Fin
land, dus van ZW. naar N.O. Een tweede,
die van W.N.W. naar O.Z.O liep, over En
geland, de Zuidelijke Noordzee en ons land
naar Centraal-Europa. kruist de eerste en
het kruispunt ligt juist over ons land,
waar de regensom over dit geheele tijdvak
nauwelijks 70 procent van de normale
haalde.
In eroote trekken was de regenval In Z.
en Z.O. Europa ruimer dan normaal. Skan-
dinavië had tot 20 procent meer dan de
normale hoeveelheid neerslag. 1)
De droogte was dus niet algemeen in
Europa, maar heerschte toch over een
uitgebreid gebied. De oorzaken kunnen dus
niet van plaatselijken aard zijn.
Dit voorbeeld van een zeer droge periode
van langen duur kan ons bij nadere be
schouwing een inzicht geven in haar
wezen. Wij moeten daarbij nl. het vol
gende in aanmerking nemen:
Neerslag kan in het algemeen in drie
soorten ontstaan: zeer lichte, kort durende
neerslag, veroorzaakt door aanraking van
een kouden luchtstroom met 'n warmere,
vochtige; zware slagregen en lichtere
buien in samenhang met onweders. waar
bij sterk opstijgende luchtstroomen een
deel van hun waterdamp afscheiden. In
de derde plaats meer regelmatig en uren
achtereen vallende regens gedurende
regenachtige tijden, welke regens alleen
vallen In en met medewerking van de
pressies (z.g. deoressie-regens), waarbij
zeer vochtige luchtstroomen op groote
schaal langs een flauwe helling tot in
groote hoogten geraken en op hun weg
daarheen geleidelijk waterdamp afstaan.
De eerste soort regen speelt dus geen rol
in droogte-perioden, daar de hoeveel
heden, welke zij kan leveren, een al te
gering gedeelte van den totalen regenval
vormt. Zij geeft echter regendagen met
zeer kleine hoeveelheden, die een aan
zienlijk deel van het totaal aantal regen
dagen vormen. Op die manier kun
nen in een droge periode een normaal, ja
zelfs een meer dan normaal aantal regen
dagen voorkomen, terwijl toch de regen
som te klein blijft. Dit is thans het geval
gedurende langen tijd geweest.
De tweede soort regen kan midden In
droogte-perioden soms aanzienlijke hoe
veelheden neerslag geven, die bij het
totaal een belangrijke rol spelen, maar zij
veranderen zeer weinig aan het algemeen
karakter van een droge periode
Daarentegen wordt het karakter van
een droogte-periode bepaald door een te
kort aan neerslag en aan dagen, waaroD
meer dan een zeer kleine hoeveelheid
reeen valt.
Deze omstandigheid geeft ons de recht-
streeksche oorzaak van 'n droogte-periode
aan, nl. een tekort aan dagen, waarop een
regenhoeveelheid valt van eenige beteeke-
nis. Deze hoeveelheid kan van een bui af
komstig zijn, maar is in den regel een
depressie-regen, waaruit volgt, dat pe
rloden van groote droogte veroorzaakt
worden door een tekort aan depressie-
regens en dus door 'n verzwakte depressie-
werking in de atmosfeer.
Dit nu ls weer terug te voeren tot een
ander verschijnsel nl. een wijziging in de
groote luchtstroomen, die veel waterdamp
meevoeren, want als deze minder veel
vuldig waaien, of korter duren of minder
met waterdamp beladen zijn, daalt het
reerenet) fer.
Nu behooren deze waterdamp-aanvoe
rende luchtstroomen tot het stelsel der
algemeene Iuchtclrculatie tusschen den
Equator en de polen. Een wijziging In dit
stelsel, dat vermindering van aanvoer van
vochtige luchtstroomen In een werelddeel
en dus droogte tengevolge heeft, is dus
altijd min of meer een wereldverschijn
sel. Er ztin daarvoor dieper liggende oor
zaken. die niet bekend zijn. De meteoro
logie kan echter het droogte-verschijnsel
In het algemeen bestudeeren en al kan
zij niet. of waarschijnlijk niet de diepere
oorzaken vinden, zii kan echter wel den
samenhang met het weer over de geheele
wereld oosooren en daardoor d'PDer door
dringen in het wezen der droogte.
Er hangen echter ook andere problemen
mee samen, die later besproken moeten
worden.
(Nadruk verboden)
C. N.
1) In het tijdschrift Natuur en Mensch
(Junl-nummer) ls een kaartje van de ver
deeling der droogte over Europa opge
nomen
ARCHITECTUUR IN HET OUDE
GRIEKENLAND.
In 1927 begon een Amerikaansche ex
peditie onder leiding van archaeologen
der John Hopkinsuniversiteit opgravingen
te doen In het Zuidelijk deel van Chal-
kydide. Thans is het aan dr. Robinson ge
lukt de blootgelegde pulnhoopen te iden-
tificeeren. Zij blijken overblijfselen te
zijn van de oude stad Olunthos.
Sinds 432 v. Chr. was deze stad het mid
delpunt van een stedenbond, die in 348
door Phillppos II van Macedonië werd
verbroken. Een Inscriptie, die men thans
heeft ontdekt, maakt melding van het
verbond tusschen Phillppos en Olunthos.
De vorst heeft in 348 de stad verwoest en
de bewoners als slaven weggevoerd
Robinson heeft huizencomplexen bloot
gelegd, die, gelijk de gebouwen in mo
derne groote steden, tot vierhoekige blok
ken waren vereenlgd. Verschillende vloe
ren zijn behouden gebleven; zij bestaan
uit gesteente, dat van de nabijgelegen
berg werd gehaald. De betreffende mo
zaïeken zijn de oudste, die tot nu toe
werden gevonden. Ze zijn versierd met
spreuken, die bliik geven van de slag
vaardigheid der Grieken in dit opzicht.
Men leest bijvoorbeeld: „Alleen een vol
tooid werk is lofwaardig" of „Het schoone
slage".
Er ls ook een graf aangetroffen, met
prachtige wandschilderingen en talrijke
vazen benevens terracotta-beelden.
FOTOGRAFEERENDE REVOLVERS.
De groote zeldzame diamanten zooals de
„Kohinor", „Cullinan" en „Orloff" hebben
allen een meer of minder roemrijk ver
leden. Onder deze diamanten neemt de
„Favoriet" met zijn zestigduizend dollar
een bescheiden plaatsje in. De geschiedenis
die zich nu echter om deze diamant af
speelde, brengt den steen onder de aan
dacht van de menschheid.
Sedert jaren was de „Favoriet" het sie
raad van de edelsteenenverzameling van
den bekenden juwelier Brewster te Chi
cago. die zich uit zijn zaken terug had ge
trokken.
Het was algemeen bekend, dat Brewster
in zijn eenzame villa dergelijke kostbaar
heden opgeborgen had en hij was dan ook
herhaaldelijk door vrienden gewaarschuwd
zijn verzameling beter te beschermen.
Het kon niet uitblijven, dat de leden van
de onderwereld het plan opvatten zich van
de juweelen meester te maken. De gang
sters wisten, dat mr. Brewster niet alleen
een zwak voor edelsteenen had, maar ook
voor het zwakke geslacht. Op handige
wijze wisten zij hem met een bekoorlijke
jongedame ln aanraking te brengen, die
weldra uiterst bij hem ln den smaak viel.
Het meisje slaagde er ln het vertrouwen
van den ouderen man te winnen en wist
hem er toe over te halen met haar op reis
te gaan. In haar „goedhartigheid" be
werkte zij ook, dat de oude knecht gedu
rende dien tijd vacantie kreeg.
Eenige uren nadat de bewoners het huis
verlaten hadden slopen de gangsters het
huis binnen en begonnen op hun gemak
de brandkast open te breken. Zij waren
echter niet met het feit op de hoogte, dat
mr. Brewster zijn brandkast met de mo
dernste middelen had beveiligd, zoodat
terwijl zij rustig aan het werken waren, de
politie gealarmeerd werd en spoedig ter
Massa-slaapplaatsen van Kwikstaarten te
midden van of vlak nabij het drukke
verkeer en in het licht eener groote
stad.
Nabij het hoofdstation te Osnabrück
verzamelden zich van de eerste dagen van
April 1933 af des avonds meer dan 1000
Kwikstaarten (Witte, Gele en eenige Rouw
kwikstaarten), om in een paar Meidoorn-
boomen, die aldaar op een grasveld staan,
te overnachten. Overdag was daar ter
plaatse geen enkele Kwikstaart te zien.
Het lawaai van het drukke verkeer om en
bij het station, noch het volle licht der
electrische lampen, evenmin als voorbij
gangers, die vlak onder de boomen plot
seling bleven stilstaan, om naar de vogels
te kijken, schenen hen te storen. In de
laatste dagen van April nam het aantal
tot op de helft af, om daarna tot einde
Mei sterk af te wisselen. Begin Juni nam'
'het aantal bestendig af; tegen het midden
dier maand overnachtten nog slechts 50
70 Kwikstaarten ln de bewuste boomen;
deze laatste zijn er tot einde Juni blijven
overnachten; eerst midden Juli bleven ook
dezen weg.
Zooals waarnemer, H. von Töme (in
„Vogelzug", IV, 4, 1933) mededeelt, werd
hem door personen, die geregeld nabij het
station hun werk hadden, verzekerd, dat
er reeds sedert eenige jaren gedurende
bovenvermelden tijd van het jaar Kwik
staarten in bedoelde boomen overnachten.
Wat mag wel de reden zijn van het kiezen
van deze slaapplaats? v. T. vermoedt, dat
de vogels zich daar het veiligst tegen klein
roofgedierte voelen.
Iets dergelijks werd o.m. in 1930'31
midden in de stad Dublin waargenomen.
Het begon op 16 October met een 100-tal
Rouw-kwikstaarten; dat aantal werd in
November het 3-dubbele, terwijl het eind,
December meer dan 500 bedroeg; van be
gin Maart af had een geleidelijke vermin
dering plaats terwijl de laatsten, een 30-tal
op 16 April gezien werden. Ook hier over
nachtten de Kwikstaarten ln een boom,
midden in het licht en de verkeersdrukte
eener groote stad. Voorts ls een overeen
komstig geval in Milaan (8 Maart 1932), op
de Piazza Corduslo, bekend, waar ongeveer
een 100-tal Witte Kwikstaarten in een
kleine conifeer overnachtte, en een in
Heilsberg, waar meerdere 100-tallen dier-
zelfde soort de geheele maand September
1911 en 1912 in kastanjeboomen op de
Markt aldaar den nacht doorbrachten.
De Redactie van „Vogelzug" (een sedert
1930 als bijlage van het „Journal für
Ornithologie" verschijnend periodiekje)
voegt aan het hierboven medegedeelde het
volgende toe.
Waar door Spreeuwen, Zwaluwen en
Kwikstaarten als gezamenlijke slaapplaats
vooral in den trektijd, vaak rietvelden ge
kozen worden, zoo schijnen Kwikstaarten
af en toe aan een nachtverblijf te midden
van de drukte en het licht eener groote
stad de voorkeur te geven; opmerking
verdient hierbij, dat zij zich echter reeds
vóór het invallen der duisternis daar ver
zamelen. Dergelijke uitzonderingen hebben
blijkbaar veelvuldiger plaats dan men tot
nu toe vermoedde.
De vermindering in aantal te Osnabrück
(zie boven), eerst einde April en dan
wederom einde Mei maakt het zéér waar
schijnlijk, dat er talrijke exemplaren uit
het Noorden onder waren; dezen toch
trekken in Oost-Pruisen en over Helgoland
geregeld midden Mei en ook nog wel later,
door. Hoe echter het achterblijven van 50
70 stuks tot einde Juni en zelfs nog later
te verklaren? Zijn dit misschien niet-
broedende vogels, of voegen zich wellicht
de voorwerpen van één sexe der broedende
paren ter gezamenlijke nachtrust bijeen?
Voor stad-bewoners onder de belang
stellenden ln de Vogelwereld is het, ter
wille der ornithologische wetenschap,
stellig de moeite waard hun aandacht aan
zich eventueel voordoende gevallen, als
bovenbedoeld te wijden. Van belang is het
dan te letten op: begin, einde en kwanti
tatieve verhouding van het bezoek der
slaapplaats. Voorts op: de gevoeligheid der
Kwikstaarten voor storingen. Physiologisch
toch is het al héél merkwaardig hoe die
vogels zich aan het licht en lawaai eener
gjoote stad kunnen aanpassen en daarbij
hun nachtrust houden!
A. A. VAN PELT LECHNER.
plaatse was. De gangsters trokken hun
revolvers, het kwam tot een verwoedde
schietpartij, waarbij de gangsters konden
ontsnappen, nadat zij een agent verwond
hadden.
De bandieten zouden echter niet lang
pleizier van hun ontsnapping hebben.
Twee van de agenten waren nl. uitgerust
met de nieuwste vinding, waarvan de po
litie van Chicago gebruik maakte. Zij
bezaten nl. een revolver, die met het schie
ten tegelijkertijd het slachtoffer fotogra
feerde. De uitvinding bleek in dit geval aan
haar doel te beantwoorden, want met
behulp van deze revolver-fotografie kon
men één der gangsters herkennen. De mis
dadiger was een oude kennis van de
politie, die, toen hij zijn goedgelijkend
portret zag, den overval niet kon ont
kennen.
PUDDINGFABR!EK oï. 7 PCirolK GRONINGEN
8432
HET GESCHENKMECCANO DOOZEN
Racebooten, Anto- en Tliegtnigboundoozen, Motoren, Onderdeelen
Prachtige IVinkelinventaris
te koop met diverse Vitrines
en Rubbervloer. Iets aparts.
Brieven Bur. van dit Blad
onder No. 4430a.
Gewone
doos
3927