75ste Jaargang Donderdag 5 Juli 1934 No. 27 EEN PRETTIGE ZONDAG. Ze waren met zn drieën, de kinderen van de weduwe de Roode. Eerst kwam Francien. Ze was de oudste en elf Jaar. Dan volgde Bald, die tien jaar was. Bald was een jongen, 'k Vertel er jullie dat inaar bij, omdat je het misschien aan den naam niet zien kunt. Bald was ook maar een afkorting, hoor. De echte naam van den jongeheer was: Baldewijn. Mooi hé? Lang niet iedereen heeft zoo'n buitengewone naam. En eindelijk volgde Dick Dacht je dat Dick een jongen was? Mis hoor. Het was een meisje. Ze heette ook eigenlijk niet Dick. Haar echte naam was een beetje anders. Maar die vertel ik je niet, want die vond de jonge dame niet mooi genoeg. Ais ze goed oppaste werd ons meisje, dat negen jaar was, Dickie ge noemd. maar was ze ondeugend., dan was het kortaf DIck. Ziezoo nu hebben jullie dus kennis ge maakt met ons drietal. En nu ga ik je eens vertellen van een gezelligen Zondag die dat spannetje had. 't Was een Zondag, waarnaar ze heel iang hadden uitgezien. Want tanje Jo, die Sn dezelfde stad woonde, had gezegd: „Op dien Zondag mogen jullie met moeder bij mij op bezoek komen. En niet alleen op bezoek, nee, je mag ook komen eten en 's avonds mag |e ook blijven. Voor één keertje vindt moeder het wel goed, als je laat naar bed gaat", „En gaan we dan sjoelen, Tante?" had Bald gevraagd. „Natuurlijk gaan we sjoelen", stemde tante Jo toe. „En hebt u dan een prijs voor ons?" wilde Francien weten. Tante trok haar nichtje aan een van de lange vlechten die ze had en ant woordde: „Dat vertel ik je niet, wijsneus. Dat moet je maar afwachten". Dat moet je maar afwachten". Was 't wonder dat de drie kinderen de Roode met verlangen naar den bewusten Zondag uitzagen? Toen Francien 's morgens haar moeder zag was 't eerste wat ze zei: .Eindelijk is de langverwachte dag gekomen". „Wat bedoel je?" vroeg moeder verbaasd. „Hoe kunt u dat nu nog vragen", zei 't meisje verwijtend. „Natuurlijk dat we •naar tante Jo gaan". „O. zei moeder, bedoel je dat. Ja, 'k weet wel dat jullie daar blij om zijn. Maar 't is nog zoover niet. We gaan toch vanmiddag pas. We gaan ons eerst klaar maken voor de kerk. Schiet maar eens een beetje op, meisje". Dat behoefde moeder geen tweemaal tó zeggen, 't Was immers een vaste gewoonte dat ze 's morgens naar de kerk gingen? Op andere Zondagmiddagen wisten ze zich nog al eens met teekenen bezig te houden. Francien en Bald deden het graag. Vooral Bald had er aardig slag van. Dickie deed dan dikwijls een spelletje met moeder. Maar dezen Zondag waren ze er eigenlijk te ongedurig voor. Ze waren toen het nog geen tijd was om te gaan nog wel be gonnen. Terwijl moeder in de keuken bezig was me 1 afwasschen zat Francien te lezen, ter wijl Bald en Dick ieder een vel papier voor zich hadden en bezig waren daarop ver schillende kleuren aan te brengen. Plotse ling werd moeder opgeschrikt door een luid geschrei. Ze snelde naar de kamer, en daar vond ze Dickie in tranen, terwijl ze haar hand stijf tegen haar hoofd geklemd hield. „Maar kinderen", zei moeder verwijtend, „kon ik dan niet even de kamer uit zijn, zonder dat jullie kibbelen? Wat is er Dick?" ,3ald heeft me tegen een stoel aange gooid", snikte het meisje, en nu doet mijn hoofd pijn". Moeder trok de hand van Dickie weg. Een vurig schrammetje wees aan, waar ze haar hoofd bezeerd had. Moeders stem klonk streng toen ze vroeg: „Hoe komt dat, Bald? Heb je dat met opzet gedaan?" De jongen keek zijn moeder recht aan. „Nee moeder. Dick had het kleurkrijt, en ik wou het ook hebben. Ze wilde het niet geven en toen greep ik er naar en toen toen viel ze tegen die stoel". „Je hebt mij gegooid", snikte Dick weer. „Kom mee naar de keuken, Dickie", zei moeder, dan zal ik je afwasschen. En Bald wees jij een beetje voorzichtiger. Je bent veel te wild. En wie er nu nog eenmaal kibbelt, die blijft straks maar thuis. Dat hielp. Er werd dien middag geen onvriendelijk woord meer gehoord. In een opgewekte stemming ging ons drietal met moeder op stap. Toen ze bij tante Jo bin nen kwamen, zagen ze dat de tafel al ge heel gedekt stond. In het midden stond de broodschaal hoog opgestapeld met boter hammen. Tante wist wel, dat het een hongerig troepje was, dat ze te eten had gevraagd. Er was nog meer bezoek. Twee vriendinnen van tante Jo. Maar dat von den de kinderen niet erg. Want ze hadden die vriendinnen van tante al zoo dikwijls gezien, dat ze heelemaal aan hen gewend waren, en hen ook maar Tante noemden. Dat was immers veel prettiger? En vroo- lijk zeiden de kinderen tante Clasina en tante Marga goeden dag. „Ziezoo", zei tante Jo, „nu is 't gezel schap bij elkaar, dus nu gaan we maar eerst aan tafel." „En dan sjoelen, he Tante?" vroeg Dickie „Ja, dan gaan we sjoelen", beloofde Tante. „Maar jongens luisteren jullie eens. We maken samen een afspraakje, of eigen lijk is het een spelletje dat wij met elkaar doen. Als je iets gevraagd wordt, mag je wel antwoord geven, maar anders, mondje dicht hoor." „Dan kunnen er geen boterhammen in, Tante", zei Dick met een paar ondeu gende oogen. „Bengel; je weet best wat ik bedoel", lachte Tante. Ja, ze begrepen het wel. Ze wisten best, dat het wel eens gebeurd was, dat ze aan tafel een veel te groot woord hadden, zoo dat moeder hen het zwijgen op moest leg gen. Maar zooals nu, nu het een spelle tje werd, leek het wel aardig. En ze namen zich alle drie voor de verrassing te ver dienen En ze hielden zich werkelijk kranig. Al leen Bald, die naast tante Marga zat, ver gat een keer de afspraak en wilde een ge sprek met zijn buurdame beginnen. Maar op den veelzeggenden blik van tante Marga hield hij verschrikt zijn hand voor de mond. Tante Jo had het wel gezien, maar ze merkte ook wel dat Bald het per onge luk deed, en daarom deed ze maar een. oogje dicht. Zoodat, toen de maaltijd ge ëindigd was, ze alle drie een versnapering ln ontvangst konden nemen. En nu kon het sjoelen gaan beginnen. Ijverig hielpen de kinderen mee om de sjoelbak op tafel te plaatsen en de schij ven te voorschijn te halen. Hoewel geen der kinderen wat zei, wist tante Jo toch wei, dat de vraag of er een prijs zou zijn hen voortdurend bezig hield. En daarom zei ze: ,,'k Zal jullie ge duld maar niet al teveel op de proef stel len, he jongens? Kijk eens, 'k heb voor jullie alle drie een prijsje. Wie 't hoogst aantal punten gooit, mag eerst kiezen en dan wie daarop op volgt en de derde prijs is voor degene die 't minst gooit." Ik weet wel wat ik kies" riep Bald met schitterende oogen. „En ik ook wel," zei Francien. Jullie weten het natuurlijk niet, he kin deren? Maar jullie weten ook nog niet wat de prijzen waren, en daarom zal ik dat nu eerst maar vertellen. Wat ze allemaal het mooiste vonden, was een kleine globe, die tante Jo. hen had laten zien. Maar het was geen ge wone globe. De bovenste helft kon je er afdraaien, en dan kwam er een snoezig klein inktfleschje te voorschijn. Nu begrijp je wel dat ze daar allemaal zin in hadden hé? Want wat zou die globe hun goed te pas komen, bij 't maken van hun huiswerk! Dan was er nog een gummi inktlap en een gekleurd potlood. Maar dat potlood was ook al iets bijzonders. Want het had niet eene kleur, zooals andere kleurpotlooden rood of groen of geel. Nee 't had een heeleboel kleuren bij elkaar. Wel zes of zeven. Dus was dat niet prachtig? „Als ik de globe niet win, wil ik 't liefst het potlood hebben," zei Dickie. „Dan maar goed je best doen met sjoelen meisje", lachte tante Jo. Tante Marga ging bij de sjoelbak zitten. Want zij zou opschrijven hoe hoog ieder een gooide. Eerst mochten de groote men- schen een keer. Maar die konden geen prijs winnen hoor. En toen mochten de kinde ren. Van de oudste af. Eerst Francien toen Bald, daarna Dickie, 't Begon niet zoo erg best. Ze gooiden alle drie nogal laag. Maar tante Marga troostte hen en zei dat het meestal zoo ging in 't eerst. Ze moesten even op streek komen en dan zouden ze straks wel hooger gooien, 't Kwam precies uit zooals tante gezegd had. Nadat ze een paar maal een beurt gehad hadden, ging het werkelijk, al veel beter. Maar weet je, dat gold niet van één, maar van alle drie. Elk wilde zóó graag de globe winnen, dat ze er hun uiterste best voor deden. En 't grappige was, dat de stand van het spel in dezelfde volgorde was, als de leeftijd der kinderen. Steeds bleef Francien haar broertje en zusje een aantal punten voor. Dan volgde Éald, en achteraan kwam Dickie. Ze had wel maar een paar punten minder dan Bald, maar ze was toch het laagst. Zoo bleef het heel den avond en zóó was het ook nog toen moeder zei, dat het tijd werd om naar huis te gaan. „Jammer," zei tante Jo, „maar dan moe ten we nu toch ophouden, Marga, wil je even optellen hoeveel iedereen gegooid heeft?" Met een ernstig gezicht keek tante Marga op haar lijst en maakte de optel ling. „Ja," zei ze, toen ze er mee klaar was,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 13