Nieuwe Oceaanülucht - Dollfuss onder de reuzen
DE VLUCHTELING
75*ïe Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
PRIJSVRAAG-FEUILLETON.
KONING GEORGE ontving Kolonel El Saye'd Bey Helmi, 'den commandant EEN NIEUWE OCEAAN VLUCHT. - DOLLFUSS ONDER DE REUZEN. Bij de onthulling van tweegroöte beelden
van de Egyptisch^ bereden politie, die deelneemt aan het internationale ruiter- V® P°°lsche broers Joseph en Benjamin yan yen oniangS gestorven Weenschen beeldhouwer prof. Hanak, was ooi? Dollfuss
Adamowicz-, die van New York gestart
feest te Londen. Tuwchen berden in de chef van de politie in1 Cairo. zjjn voor Warschau aanwezig. Dollfuss (midden) voor de 6 meter nooge beelden.
VODR HET CARILLON-CDNOERT IN HET PALEIS OP DEN DAM s waren zeer vele stoelen TE DEN HELDER werd de jaarvergadering van. de vereeniging CONCOURS VAN DE MOOISTE AMAZONE
joor luisteraars neergezet. Een arak gebruik werd er eobter niet van gemaakt.. *°nze V1<K>t" «houden. De le'den 'der vereeniging maakten een TE PABUS. - Mile Mireille Sampierl won'
excursie naar den mijnenlegger „Douwe Aukes", den eersten prijs.
Roman door IVANS.
94)
„Maar hoe kan lk mij dan vrij be
wegen.
„Ik herhaal, wat lk zooeven zeldeU zult
zich moeten vermommen en daartoe wil ik
mijn medewerking verleenen. Maar bedenk
wel, dat u In het oog gehouden zult wor
den. Bij de minste handeling uwerzijds, die
de verdenking zou kunnen opwekken, dat
u traoht u uit te voeten te maken, zoudt u
onmiddellijk gearresteerd worden."
„Maar hoe kan dat, wanneer slechts wij
drieën van de zaak mogen weten.
„Laat dat gerust aan mij over! Alleen
dit wil ik u zeggen: de menschen, die in
opdracht krijgen u te „schaduwen", zullen
u alleen in uw vermomming kennen en
niet weten, wie u werkelijk is."
„En hoe kom ik aan een vermomming?"
„Ook daarvoor zal lk zorgen. Hebt u nog
meer te vragen?"
„Nog één ding: er ls nog een vierde per
soon, die van die vermomming kennis moet
dragen: mijn moeder. Want met haar zal
ik, in het belang van de zaak, nu en dan
moeten overleggen. Vanavond nog zou ik
haar in onze woning bezoeken."
„Dat is uitgesloten: althans in uw ge
wone gestalte- Waarom wenscht u dat
„Omdat ik de schrijftafel en de kasten
van mijn stiefvader nauwkeurig wil onder
zoeken. Men heeft daarin niets bijzonders
gevonden: ik wil zien, of lk gelukkiger
ben".
„Ik verzet mij daartegen niet, maar
nog eens u kunt niet in uw gewone ge
stalte gaan en ik verlang uw eerewoord,
dat u ook uw moeder niet zeggen zult, wie
u is. U zult komen, voorzien van een bevel
schrift van de politie om de kamer nog
maals te doorzoeken."
„Maar mijn moeder zal mij stellig her
kennen."
„Dat zal zij niet; laat ook dkirvoor de
zorg aan mij!"
Ik was op het punt nog iets in het
midden te brengen, toen hij mij met een
heftig gebaar het woord afsneed.
„Hoor eens!" zeide hij. „Wij hebben
nu lang genoeg gepraat. Het is voor U
kiezen of deelen! U vereenigt zich met
mijn voorstel ofU verlaat dit huis als
gevangene."
„De keus is niet moeilijk," zeide ik,
„hoewel ik nog niet goed begrijp, hoe alles
precies geregeld moet worden."
„Voor vanavond zal ik U Uw instructies
geven," antwoordde Dr. von Gabler. „U
begint met hier nog een briefjee
aan Uw moeder te schrijven om haar
mede te deelen, dat U haar dezen avond
niet bezoeken zult."
„Kan ik er een enkel woord van ge
ruststelling bijvoegen?" vroeg ik: „Bij
voorbeeld, dat mij geen kwaad overkomen
is en zij spoedig van mij hooren zal?"
„Dat, maar dan ook niets meer!"
decreteerde de „Polizei-Prasident".
Zich daarop tot den Gezant wendende,
verzocht hij dezen papier en inkt te ver
schaffen om het briefje te schrijven.
„Maar niet op het papier van het Gezant
schap!" voegde hij er half lachend
aan toe.
En opnieuw deed zich thans iets voor,
dat eenig ls in de Annalen van het Ge
zantschap: de „voortvluchtige misdadiger"
schreef een brief aan zijn moeder, zittende
aan de schrijftafel van den gezant, en in
tegenwoordigheid van dezen en van den
„Polizei-Prasident"!
Laatstgenoemde las den brief over.
„Goed zoo!" zeide hij. „Nu het adres
erop en met de bezorging belast ik mij.
Uw moeder zal niet te weten komen, dat de
politie den brief bezorgd heeft."
Deze laatste woorden bewezen weer eens
dat dr. van Gabler in den grond een fijn
gevoelig mensch was. Hij begreep, dat mijn
moeder schrikken zou, wanneer mijn brief
door de politie gebracht werd.
„En wat zal ik nu vanavond verder
doen?" vroeg ik.
„Iets heel eenvoudigs" antwoordde de
President- „Met mij gaat u in mijn auto
naar mijn bureau in het „Polizei-Prasi-
dium"; daar overnacht u--.."
Ik schijn hier, onbewust, een beweging
van verrassing gemaakt te hebben. Ten
minste de „Polizei-Prasident" schudde met
een spottend gezicht het hoofd.
„De bedoeling is niet, u op te sluiten",
zeide hij. „Behalve cellen hebben wij daar
ook betere gelegenheden om iemand onder
dak te brengen, en onze tactiek moet juist
zijn, u niet voor een gevangene te dpen
doorgaan."
„Maar als men mij herkent
„Voor alle voorzichtigheid zult u zich
weer onherkenbaar maken door middel van
uw Jas en uw hoed, zooals tot dusverre"
antwoordde hij. „En morgenochtend wordt
gezorgd voor de vermomming
„En danvroeg ik.
„Dan gaat u met mij of 'n ander een be
zoek brengen aan den „Hausmeister?U
zult dan de rol vervullen van zwijgend
detective."
Terwijl hij sprak, was Dr. Von Gabler
opgestaan.
„Wij kunnen nu afscheid van Zijne
Excellentie nemen" zeide hij. En toen,
zich plotseling tot mij wendende, alsof hij
nog iets vergeten had, voegde hij hieraan
toe: „Dit alles, Herr Fransen, onder de
uitdrukkelijke voorwaarde, dat u in het
„Polizei-PrasidiUm" dadelijk naar bed
gaat. U hebt nu in de allereerste plaats
een lange rust noodig. Morgenochtend wil
ik tegenover een goed uitgerust en helder
denkend mensch komen te staan. Op dit
oogenblik Is u noch het een noch het
ander."
De man had groot gelijk, want ik voelde
mijn miserabel.
Bij het afscheid nemen van den gezant
sprak ik een paar woorden van dank voor
de werkelijk buitengewone wijze, waarop
deze mij geholpen had.
„Ik heb dat alleen gedaan, Fransen"
zeide hij, „omdat ik niettegenstaande
alles vertrouwen In je heb. Mocht ik mij
daarin bedrogen hebben, dan zul je de ge
volgen later des te zwaarder voelen."
De auto van den President wachtte voor
de deur van het groote huis. Hij deed mij
vóór zich instappen. Van mijn gezicht was
toen niet veel meer te zien dan mijn neus
en mijn baard
Onder weg maakte de President de op
merking, dat ik nu ik deze rol speelde
ook een naam moest hebben.
„Van dit oogenblik af heet u, tot nader
order, Schmidt" zeide hij. „En ik wil u
wel zeggen, dat uw geval mij nu werkelijk
interesseert. Voorloopig wil ik u een
dubieus compliment maken: als u wél
schuldig Is, Is u een volmaakte comediant!
Ik antwoordde hierop maar niet.
Aan het „Polizei-Prasidium" gekomen,
stapte de President het eerst uit. Aan den
toesnellenden portier zeide hij een paar
woorden. En daarop knikte hij mij toe.
„Tot morgenochtend, Herr Schmidt!"
Hij verdween in de ingangspoort en de
portier was mij bij het uitstappen behulp
zaam, waarbij hij zeer beleefd en zorg
zaam was. Het laatste zal wel te wijten ge
weest zijn aan de omstandigheid, dat ik
van vermoeidheid nu niet dan met moeite
meer loopen kon.
Een politie-agent die mij ook al een be
leefden groet bracht, nam mij, nadat hem
door den portier de noodige instructies ge
geven waren, van dezen over en bracht mij
naar een kleine, eenvoudig ingerichte
slaapkamer, waar zeep, handdoeken en
verdere toilet-artikelen te mijner beschik
king gesteld werden.
„De „Herr Frasldent" heeft bevolen, dat
men u niet storen zal vóór morgen
ochtend negen uur" zeide de politie-agent.
„Wenscht u. voordat u naar bed gaat, nog
iets te gebruiken?"
Ik dankte voor dit aanbod. De maaltijd
op het Gezantschap was overvloedig ge
weest en nog niet lang geleden
(Wordt vervolgd), j