IN DEN BOOMGAARD
PRIJSRAADSELS.
HET SPROOKJE VAN DE
LATHYRUS
In den boomgaard van Boer Jansen
Gaan wij ieder Jaar te gast:
Vader, Moeder, al de kind'ren,
Dat staat als een huis zoo vast.
Aan een lange, houten tafel
Zoo maar, midden op het gras,
Zitten wij op witte banken,
Alsof het een „schooltje" was.
De boerin brengt diepe schalen
Vol met kersen, hoog belaan,
En zoo gauw ze leeger worden,
Brengt zij nieuwen voorraad aan.
Ook Boer Jansen komt eens kijken,
Hij maakt met ons grap op grap,
En geeft raadsels op te raden
Wie die vinden kan, is knap.
Veel te gauw is 't tijd van scheiden,
En wij roepen door elkaar:
Dag, dag! Wel bedankt voor alles!
Graag weer tot het volgend Jaar!
(Nadruk verboden.)
HERMANNA
PRIJSRAADSELS VOOR GROOTEREN
EN KLEINEREN.
Extra veel prijzen! - Er worden 20
boeken verloot, dus een massa kansen. Ik
.verloot
8 boeken onder de getrouwen,
G boeken onder alle grooteren (dat is
van 1116 jaar);
f 6 boeken onder alle kleineren (dat is
I van 711 jaar).
Naam en leeftijd er bij schrijven, anders
kan men niet meeloten.
Hierbij een heel aardig gedicht uit een
oud boek, van ieder woord staan slechts
enkele letters, ieder puntje beteekent 1
letter. Nu moeten de woorden natuurlijk
In zijn geheel worden opgeschreven, dus
de puntjes vervangen door letters.
Het zijn 8 coupletjes, de grootereu
moeten alle 8 coupletjes netjes opschrij
ven, de kleineren de eerste 5 coupletjes.
Men krijgt meer dagen voor het werk
dan anders, omdat ik in de volgende week
één keer oversla met raadsels en corres
pondentie, ik ga dan naar Kloosterzande
(Zeeland), reis net in de dagen, dat ik
anders voor jullie werk en nu ik weer zoo
lang ziek was, zal ik dan heel moe zijn.
De brieven moeten vóór Donderdag 5
Juli aan het Bureau Leidsch Dagblad zijn
of vóór Donderdag 5 Juli over de post
naar Kloosterzande (Zeeland).
Jullie krijgt dus 3 dagen langer om aan
het prijsraadsel te werken en ik 3 dagen
langer om alles na te kijken en dat zal
wel heel veel zijn, want er zullen natuur
lijk wel zeer vele kinderen een kansje
willen wagen voor zoovele boeken, 20
Is het niet prachtig? Er behoeven geen
brieven bij, het gedicht opschrijven is al
genoeg werk.
DE TWAALF ZUSTERS.
K.nt .ij d.e t.a.l. z tr
D.e a.t.d n. e.k.a.
p.s w.r.l.r.nd b.z.e.èn,
G.r.g.ld i.d.r j.a.
P j.n.s.é v.n d.. z..t..s
Z.e. w.t v.n s.e.u. e. ij.
P. t.e.d. m.a.t e.n l.v.n
A.s w.s z. s.m. n,e. w.s.
P. d.r.e e.n w.ld. h.rr.e
I. ee. kw d did.n.
P. v.e.d. da.r.nt.g.n
I. i.d.r. li.v.l.n.
P v fd bi d v 1 vr g e
Z.o m.n.ch a.s di.r.n a.n
p. z.s.e s.r.oi. sl.ch.. r.z.n
L n s h a b b oe e b a'n
P- z.v.n.e b. b.o.m.n
S..en.t h.o. v. .r 'tn.tt.g v.ë
E. d. a..t.t. v.l. d. s..u.en
M t v ed aa g aa a m e.
P. n.g.n.e sc.e.kt vr.c.t.n
D.e rch v rkik nd z n
p. t.en.e g..ft o.. dr..v.n
E. d.o. d.e dr..v.n w.n.
IM-a. d. e.fd. i. e.n br.mpt
D.e a.t.d r..st e ti.r.
p. tw..l.d. e.n h.e'. o.d vr..w.j,
D.t st..d'. h.t K.r.tf..s. v..rt
,W-. z.n d.tw..lf z.s.e.s,
D.e a.t.d m.t e.k.a.
P.s w.r.l.ro.d b.zo.k.n
G.r.g.ld j.a. o. ja.r?
V
Dit is nu het gedicht, dat jullie netjes
Inoeten opschrijven en vóór Donderdag
6 Juli inzenden met naam en leeftijd en
dan krijgen jullie Donderdag 12 Juli den
Uitslag te hooren. Leest allen goed alles
iwat ik boven het prijsraadsel heb ge
schreven.
■o-
Lang, heel lang geleden waren alle
lathyrus-bloempjes vlindertjes. Ze hadden
de prachtigste kleuren en dartelden en
dansten heel den zomer door. Van den
morgen tot den avond waren ze in bewe
ging, Heten hun schitterende kleuren
flonkeren en stralen in den zonneschijn
of speelden krijgertje.
In dien tijd nu woonde er in een huis
met een heel grooten tuin een klein meisje,
Liza, dat veel van die vlindertjes hield. Ze
ving ze nooit in een netje, om ze dan
wreed op te prikken maar kon uren naar
ee zitten kijken midden tusschen de bloe
men of op het grasveld, hoe ze speelden,
hoog vlogen en weer neerdoken op een
bloem of een grasspriet.
Op een keer echter werd Liza ziek en
moest langen tijd te bed blijven liggen.
Toen ze langzamerhand wat beter werd,
Zette men haar bedje vlak bij het open
raam, zoodat ze haar vriendjes goed kon
eien.
De vlindertjes vlogen af en aan, soms
kwam er eentje even op haar bedje zitten,
want ze wisten wel, dat Liza hen geen
kwaad zou doen. Nu dat deed ze dan ook
niet, ze lag maar stil te kijken. Daar ze
echter zoo zwak was vermoeide het kijken
naar al dat beweeglijke goedje haar al
spoedig en telkens vielen haar oogjes dicht.
„Ach", verzocht zij soms, „ach, vlindertjes,
zit toch eens een oogenblik stil, ik word
zoo duizelig van al dat gewemel, mijn
oogen gaan pijn doen van het kijken naar
jullie".
De vlindertjes, die hun vriendinnetje
graag plezier wilden doen, zaten dan wel
even stil, maar al heel gauw trilden de
dunne vleugeltjes weer enweg waren
ze. 't Waren nu eenmaal vlindertjes en ze
moesten vliegen.
Kleine Uza werd weer zieker, zoo'q yer-
driet had ze om de vlindertjes, die zoo
mooi en kleurig waren en die ze nu haast
nooit meer zien kon, want de dokter had
gezegd, dat al dat gefladder en beweeg
haar zieke oogen te veel vermoeide en dat
er een scherm om haar bedje gezet moest
worden.
Tot op een avond.... „tik, tik" klonk
het tegen het scherm en nog eens „tik.
tik!"
„O", dacht Liza, .dat is een vlindertje!"
en ze probeerde het scherm weg te duwen.
Dat ging niet gemakkelijk, maar eindelijk
week het een beetje en kon het vlindertje
er door. Het ging op Liza's kussen zitten
en zong zachtjes:
De lieve, goede Tooverfee
Gaf elk van ons een stengel mee.
We zullen voortaan bloempjes zijn.
Vindt onze Liza dat niet fijn?
En zzzt.... weg was 't vlindertje!
Liza richtte zich op in bed en keek door
,t raam het vlindertje na. En wat zag zij
n-u? Vlak vóór 't raam stond een perk met
de teerste, kleurigste bloempjes, die men
zich denken kan zacht trillend op hun
steeltjes, want, zié je, hun vlinderaard
heelemaal opgeven konden ze nog niet.
Het vlindertje, dat voor Liza gezongen
had, vloog op een stengeltje, dat nog geen
bloempje droeg enmeteen was het
vlindertje in een bloempje veranderd. Liza
wreef haar oogen uit. Was het echt waar
of droomde zij maar?
Op eens.... daar stond de tooverfee voor
haar: „Dag Liza" zei ze „je denkt, dat dit
een droom is, maar dat is niet zoo, hoor!
Je bent altijd lief voor de vlinders geweest
en nu je ziek bent geworden en dat gewe
mel niet verdragen kunt, heb ik ze sten
geltjes gegeven en ze allemaal in bloemen
omgetooverd".
„O", zei Liza „wat heerlijk! Maar vinden
de vlindertjes het nu niet naar, zoo stil te
moeten zitten?"
„Welnee", lachte de fee „ze hebben ér
zelf om gevraagd en het is net zoo pret
tig om een mooi bloempje, als een mooi
vlindertje te zijn. Maar nu moet je gauw
gaan rusten, de zon is als heelemaal onder,
dan kun je morgen heel den dag naar je
vlinderbloemetjes kijken".
Zoo gebeurde het ook en toen Liza weer
beter werd en de1 bloempjes uitgebloeid
waren, verzamelde ze de zaadjes om ze elk
jaar opnieuw te kunnen zaaien.
Als je nu lathyrus-bloempjes ziet, moet jé
(maar eens goed kijken, dan kun je nog
duidelijk zien, dat het vroeger vlindertjes
geweest zijn.
M. HOEKENDIJK. I
LCNadruk yerboden)