LEIDSCH DAGBLAD
75ste Jaargang
Donderdag 28 Juni 1934
No. 26
HET GEHEIM.
1EUO
Met z'n drieën zaten ze in Jenny's
tuin: Jen, Non en Fransje. Met ernstige
gezichten keken ze elkaar aan. Dat was
me een mooie geschiedenis: overmorgen
was de moeder van Jenny en Frans ja
rig en nu hadden de kinderen geen geld
om een cadeautje te koopen!
Zakgeld kregen ze nog niet; Jenny
was pas zeven jaar en Fransje vijf en
Non, ja Nonny was ook zeven jaar, maar
dat was een vriendinnetje, dat in het
huis vlak naast het hunne woonde.
De moeder van Jenny en Fransje vond
haar kinderen nog te klein om al zak
geld te hebben en als ze zoo nu en dan
eens wat geld van oma of een aardige
tante kregen, deed moeder dat in hun
spaarpot, dien ze voor hen bewaarde, tot
ze wat grooter waren.
En daar zaten ze nu, te denken en te
denken, hoe ze toch iets voor moeder
konden koopen. Vader vragen ging ook
al niet, die was kapitein op een groot
schip en bleef nog wel drie weken weg,
zoodat ook f niet helpen kon.
Plotseling a^.ong Jen op.
„Ik weet wat ik weet wat! Nou, Frans,
moet je luisteren zeg, vindt je dat geen
goed plannetje?" En opgewonden ver
volgde ze: „Weet je, wat we doen? We
staan morgenochtend héél vroeg op en
dan gaan we bloemen plukken. Ik weet
een fijn plekje een eindje verder, de laan
uit bij dat weiland, daar heb ik gisteren
nog zooveel bloemen gezien en dan
maken we een heeleboel boeketjes en die
verkoopen we dan aan de deur!"
„Aan de deur, hoe bedoel je dat?"
vroeg kleine Frans. „Ga je dan aan onze
deur staan? Dan ziet moeder het im
mers?"
„Och neen, domme jongen!" berispte
Jenny hem, „we gaan langs de huizen
en bellen heel gewoon aan!"
„Durf jy dat?" vroeg Non, die niet
zooveel ondernemingsgeest als haar
vriendinnetje had.
„Ik well Ik zeg gewoon: wilt u niet
een mooi boeketje koopen?"
„Ja maar", zei de praetische Non, „ze
kennen ons hier in de buurt allemaal en
de menschen weten wel, dat wij geen
echte bloemenverkoopers zijn en dan
krijg je vast geen cent!"
„Welles!" zei Jen; „ik zeg gewoon: Ja
ziet u, m'n moeder is morgen jarig en
we willen graag een cadeautje voor haar
koopen. Nou en dan zul je wel zien, dan
koopen alle menschen vast wat!"
Ja, nu waren Nonny en Fransje toch
ook wel overtuigd en vol van het plan
netje spraken ze af, den volgenden mor
gen om zeven uur present te zijn. Na
Fransje nog eens op z'n hart gedrukt te
hebben, er niets van aan moeder te ver
tellen gingen de kinderen naar huis.
Den volgenden morgen om zeven uur
waren ze alle drie present en meteen
ging het op een holletje naar het wei
landje, dat Jenny wist. Inderdaad groei
den er verschillende soorten bloempjes:
boterbloemen, madeliefjes, paarse en
witte klaver, doovenetel en dan nog van
die aardige sprietjes en halmpjes, neen,
't werden alles bij elkaar zulke keurige
boeketjes, dat Jenny een poosje later
trotsch verzekerde, dat ze er best een
dubbeltje per stuk voor konden vragen.
„Een dubbeltje, ben jedat is veel
te veel, neen hoor, dat geven ze vast
niet, vijf cent is genoeg!" zei Non. „Je
moet denken, het zijn maar eigen ge
plukte bloemetjes
„Maar even goed mooi, hoor!" verde
digde Jen nu al haar koopwaar en haar
blonde krullebol heelemaal schuin, rang
schikte ze de frissche bloemetjes.
Eindelijk hadden ze genoeg. Alle boe
ketjes werden voorzichtig in het mandje,
dat Jen meegenomen had, gelegd en
even later ging het op een holletje weer
terug.
„Zeg Jen, wanneer verkoopen we ze?"
vroeg Non eensklaps, 't Is nu al over
half acht en om negen uur moeten we
op school zijn!"
Maar de bijdehande Jen had ook daar
al aan gedacht.
„Wel, we beginnen nu direct!" zei ze.
„Als je die bloemen tot twaalf uur zoo
liggen laat, zijn ze immers allemaal
verlept en dan kun je ze niet verkoopen..
Nee hoor, we beginnen metéén! Hier: we
beginnen bij het eerste huis, bij Mevrouw
Kareis
Toch aarzelde Jenny even, alvorens ze
op de bel drukte.
„Eng hè?" fluisterde Non, terwijl Frans
je zich achter de beide meisjes verschool.
Daar ging de deur al open en stak het
dienstmeisje haar hoofd om de deur.
„Wat is er?" vroeg ze verbaasd, toen ze
de kinderen herkende.
Kordaat nam Jen het woord.
„Is mevrouw al op?"
„Ja, waarom?"
„Roep haar dan even", verzocht Jen, die
vond, dat je altijd recht op je doel moest
afgaan.
Het meisje verdween en kwam even la
ter terug met Mevrouw Kareis.
„Wel kinderen, wat komen jullie zoo
vroeg doen?" vroeg ze vriendelijk, maar
toch erg verbaasd.
Jenny hield haar een van de boeketjes
voor.
„Zou U zoo'n boeketje van ons willen
koopen, Mevrouw; ze kosten maar vijf
cent!"
Nu keek Mevrouw toch werkelijk héél
verwonderd.
.Koopen? Maar Jen, hoe kom je er bij,
vindt je moeder dat goed, dat je bloemen
te koop aanbiedt?"
Nu begon Jen te lachen. Hé, wat dom
van mevrouw Kareis, dat ze niet eens be
greep, dat Moeder er juist heelemaal niets
van weten mocht!
,,'t Is juist voor Moeder, Mevrouw!" en
toen volgde het verhaal, dat moeder jarig
was enz. enz. Lachend luisterde Mevrouw.
Kareis.
„Nu, weet je wat, jullie hebt zulke keu
rige boeketjes gemaakt, geef er dan maar
twee alsjeblieft, hier heb je een dubbeltje.
Is dat goed?"
„O heerlijk, mevrouw, dank U wel, hoor!"
riepen nu ook Non en Fransje. „Fijn, dat
er twee gekocht heeft!"
Nadat ze mevrouw Kareis alle drie har
telijk de hand geschud hadden, gingen ze
verder, naar het volgende huis.
En heusch, nog vóór de klok half negen
had geslagen, was Jenny's mandje heele
maal uitverkocht en rammelden de centen
en dubbeltjes in Fransje's broekzak.
„Goed je hand er op houden, hoor!" had
Jen hem gezegd en met beide handen ste
vig op z'n broekzakken stapte de kleine
man naast de meisjes. Heerlijk, wat waren
ze rijk; zooveel geld; hij zou wel oppassen,
dat hij geen centje verloor!
Toen het laatste boeketje verkocht was,
zochten ze een stil plekje en nu werden
Fransje's zakken omgekeerd. Wat een geld
kwam daar uit!
„Eerst tellen!" juichte Jen; .Jiier Non,
help even! Wacht, een dubbeltje en nog
een en vier halve stuivers en allemaal
centen!
Even was het stil, toen lachte ze: „Fijn
Non, Frans, vijf en zestig cent, hoe vindt
ja dat? Veel hè? O, wat zullen we er voor
koopen, wat een boel geldhè?"
Gelukkig keek Non eens op de torenklok
en bemerkte ze tot haar schrik, dat het al
Over half negen was en ze nog naar huis
moesten om hun schooltasch te halen. En
dan meteen naar school, anders kwamen
ze nog te laat! Jenny zou het geld mee
naar huis nemen; ze zou het wel zoolang
in haar kastje verstoppen, dan zouden ze
om twaalf uur wel verder beraadslagen,
wat te koopen.
Erg goed werd er door de beide vrien
dinnetjes dien ochtend niet opgelet, maar
gelukkig kwam er geen schoolblijven van!
En toen werd er overlegd, wat ze voor
het geld zouden koopen. Frans stelde voor,
een groote taart te geven, maar dat vond
Jen niet leuk.
„Hè nee, daar eten we zelf het meeste
van; iets voor moeder alleen!" Even dacht
ze na.
„Ik weet watl" juichte ze. „Weet je wat
Frans? We geven moeder een kamergie-
tertje om de bloempotjes in de venster
bank te besproeien! Moeder zei gisteren
nog, dat ze altijd zoo morste, als ze de
planten water gaf!"
Nou, dat vond Fransje ook een pracht-
cadeau en ook Non vond het heel geschikt.
En zoo gebeurde het, dat Jenny en
Fransje's moeder op haar verjaardag een
prachtig kamergietertje van ze kreeg, waar
ze heel erg blij mee was.
„Maar kinderen, wat prachtig, nee maar
ik ben er echt verrast door; zooiets wilde
ik al lang hebben, maar hoe kwamen jullie
aan geld?" lachte ze blij.
Jenny en Fransje lachten glunder tegen
elkaar.
„Ja moesje, dat is een geheim, hoor; we
hebben het echt zelf verdiend!"
En moeder begreep maar niet, waarom
al de buren haar dien dag zoo vriendelijk
toeknikten en zelfs feliciteerden! Wat mal,
dat al die menschen wisten, dat ze jarig
was vandaag.
En toen ze er later met de kinderen over
praatte, lachten die alle drie hartelijk en
riepen: „Ja dat is nu ons geheim!"
RO FRANKFORT— WERKENDAM,