Coticours-hippique te Amsterdam - T.-races - Volksdansfeest DE VLUCHTELING 75$le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad De T. T.-races te Assen. PRIJSVRAAG-FEUILLETON. De races om den Grooten prijs van Europa. Links; Flinterman op F.N. is in een slootje gereden. Rechts: de Belg Demeuter, die den Grooten Prijs van Europa won. Het coticours-hippique te Amsterdam. Links: luit. Schummelketel op „Feldblimie" maakt een buitelingmiddenluit. Pahud de Mortanges won de ge- schiktheidsproef voor rijpaarden; rechts: de Belg kapt. Menten de Home op ,,Musaphiki" werd winnaar van den individueelen prijs. VOLKSDANSFEEST IN HET OOSTERPARK TE AMSTERDAM als onderdeel van de Amster- damsche zomerfeesten 1934. Dansende boeren en boerinnen uit Overijsel. TE APELDOORN is een school voor marechaus- OM HET VOETBALKAMPIOENSCHAP VAN NEDER- sees5 waar o.a. een grondige opleiding gegeven LAND, r Moment uit den te Almelo gespe&lden wedstrijd wordt in het opsporen van misdadigers. Het maken van een afdruk van gips van voetspo ren. Heracles Ajax, door Heracles met 2 1 gewonnen. Roman door IVANS. 29) „Met enkele uitzonderingen: ja!" ant woordde zij. „Vergeet niet, Albert, dat het vermoeden van mijn medeplichtigheid was uitgesproken. Zoo iets schrikt brave men- schen all" De laatste woorden hadden bitter ge klonken. „En wie waren de uitzonderingen?" vroeg ik. „Vooreerst Schweniger die zooals je weet vroeger nooit hier kwam" ant woordde zij. „Nu heeft hij mij herhaal delijk bezocht, niet tegenstaande zijn be perkten tijd. Ook van Schlangen is hier veel geweest. Maar het is vooral Clemens Brunn, die mi] bewezen heeft, dat men een goeden vriend in den nood leert kennen. Hij heeft alles gedaan om mij over de eerste, moeilijke dagen heen te helpen. Ongelukkig is hij, zooals je weet, niet overhandig en nu en dan had hij zijn ge wone aanvallen van verlegenheid. Maar hij deed zijn best, op bijna aandoenlijke wijze!" Er bleef nu nog één zaak ter regeling over althans voorloopig! Hoe zouden, wanneer dat noodig was, mijn moeder en ik spoedig contact met elkander kunnen krijgen? Het scheen ons vrijwel ondoenlijk hiervoor vaste regels aan te geven: wij moesten hier veel aan het toeval overlaten. Het onaangename bij dit alles was. dat wij het gevoel hadden, dat onze gangen zouden worden nagegaan door de poli tie namelijk wanneer het in het oog viel, dat wij elkander dikwijls ontmoetten en er dan gevaar ontstaan zou. dat men er achter zou komen, wie ik eigenlijk was. Men ziet, dat wij op dit punt geen op lossing vonden en wij zooals men dat pleegt te noemen op zien-komen spelen moesten. In elk geval, voor den avond van dien dag was het vraagstuk opgelost: om half- negen zou ik mij aanmelden en dan zou mijn moeder alléén thuis zijn. Nadat ik mijn jas weer aangetrokken en mijn hoed opgezet had, bracht mijn moe der mij naar de deur van de woning en opende die voor mij. Lysbeth kwam snel aangeloopen om te assisteeren; maar het zal in hoofdzaak wel nieuwsgierigheid ge weest zijn, die haar daartoe dreef. Zij kwam echter juist te laat, want toen zij de deur bereikte, sloot deze zich juist ach ter mij. Ik daalde de trap af en halver wege kwam ik eenigszins tot mijn ont steltenis Schweniger tegen, die ver moedelijk op weg was naar mijn moeder. Ik had mij nog niet onkenbaar gemaakt, door in mijn jas weg te duiken en den hoed in mijn oogen te trekken. En daar hij mij gezien had, vóórdat ik hem ont dekte, kon ik mij nu ook niet plotseling in 'n mensch metamorfoseeren, wiens ge laatstrekken discretelijk bedekt waren. Ik moest dus de vuurproef doorstaan Eïn ik doorstond deze schitterend. Ik passeerde den man rakelings en ik zag duidelijk, dat hij een zijdelingschen blik op mij wierp! Maar mijn donkere baard en mijn vermagerd gezicht deden hun plicht: zij waren er oorzaak van, dat Herr Schwe niger, hoewel wij elkander nu en dan ont moet hadden, zelfs niet vermoedde, wie hem daarjuist op de trap voorbij ge gaan was. Tegenover den „Hausmeister" zou ik voorzichtiger moeten zijn. Hij had zich tegenover mij een groote te-kort-koming (misschien wel erger) te verwijten; en, nu de politie mij nog steeds niet gevonden had, moest hij wel voortdurend op zijn „qui-vlve" zijn, of de man, wiens brief hij verduisterd had, misschien plotseling zou kunnen öpduiken. Waaróm de man mij aldus in moeilijk heden gebracht zou hebben, kon ik mij maar niet verklaren. Ik was ten slotte tot de overtuiging gekomen, dat hij den brief vermoedelijk eerst vergeten had en er later niet meê voor den dag had durven komen; maar zelf moest ik erkennen, dat de verklaring niet geheel afdoende was. Bovendien: wat was er uit den brief ge worden? Had iemand daarvan kennis ge nomen? Zoo ja, waarom had die „iemand" dan gezwegen en deze belangrijke aanwij zing aan de politie onthouden Mijn hoop, dat Glaser, sedert ik het huis binnen gegaan was, in zijn eigen woning, die op den „Hof" (binnenplaats) uitkwam, verdwenen zou zijn, werd niet bewaarheid. Nog steeds stond hij aan den ingang en keek naar buiten, waar de menschen in den regen liepen. Hij lette in het geheel niet op mij. Ik daarentegen kon niet nalaten om, nu ik tot de onderstelling gekomen was, dat hij onbetrouwbaar was, hem zoo nauw keurig mogelijk op te nemen. Men zal al licht zeggen, dat ik gedurende de vele maanden, waarin ik dezen „Hausmeister" om zoo te zeggen dagelijks gezien had, ge legenheid genoeg gehad had om hem goed te bekijken. Ik stem dit gaarne toe. Men bedenke evenwel, dat men iemand anders zien kan, zoo men bepaalde dingen van hem weet of vermoedt dan wanneer dit niet het geval ls. Zoo viel het mij nu op, dat de man een niet gunstig uiterlijk had en den indruk maakte van een bruut. Was dit zelfbedrog van mijn kant, tenge volge van het vooroordeel, dat ik tegen over hem had opgevat, of was dit inder daad het geval en was het mij vroeger niet opgevallen, toen ik hem nog niet wan trouwde? Het viel moeilijk uit te maken! Een oogenblik voelde ik de verzoeking bij mij opkomen om mijn veranderd uiter lijk op de proef te stellen, zooals ik dat tegenover Schweniger gedaan had. Maar de overweging, dat dit toen mijnerzijds onder den dwang van het oogenblik ge schied was, terwijl ik nu het gevaar vrij willig opzoeken zou, hield mij daarvan terug. Ik had thans ook voor anderen ver antwoording te dragen, in de eerste plaats voor mijn moeder, die wat het vinden van de oplossing der duistere moordzaak betrof van mij afhankelijk was. En ook gevoelde ik, dat het meisje daarboven in het „Wienerwald" recht erop had, dat ik mij niet onnoodig aan gevaar blootstel len zou. Daarom bood ik weerstand aan de ver zoeking, deed alsof ik den „Hausmeister" niet zag en ging het huis uit en de straat op. Nog steeds regende het: een malschq zomerregen, maar die voldoende reden was om mijn gezicht op de reeds meermalen beschreven wijze te „omhullen". Ik stapte dus den Ring op in de richting van den „Kamterstrasse". Terwijl ik met mijn moeder sprak, had zich in mijn hoofd een plan gevormd, waaraan ik nu een begin van uitvoering wilde geven. HOOFDSTUK XVI. Baron De G De toestand, waarin ik mij in de Oos- tenrijksche Hoofdstad bevond, was op dat oogenblik wel zéér eigenaardig. Ik was gesignaleerd als een gevaarlijk misdadiger en de politie zocht naar mij. De misdaad, waarvan men mij (en misschien ook min of meer mijn moeder) verdacht, was door geen van ons beiden gepleegd of uitgelokt. En het doel van mijn aanwezigheid was het uitsluitend, den waren dader, die tevens toeliet, dat men óns verdacht, op het spoor te komen. Nu zou er, had ik niet voortdurend ge vaar geloopen in hechtenis te worden ge nomen, één manier geweest zijn, die dezen onbekenden booswicht tot voorzichtige handelingen had kunnen verlokken, en wel doordat men den schijn wekte, alsof de verdenking tegen óns zwakker en zwak ker werd Dan kwam het erop aan, de oogen wijd open te houden en te ontdek ken, of er van deze of gene zijde moeite werd gedaan om het vuurtje weer aan te blazen, dat wil zeggen om de gronden, die voor onze schuld werden aangenomen, te versterken. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5