TEEKEN PLAATJE
HET IJSCO-HONDJE.
RAADSELS.
t heb Does in lang niet gezien. Zou
eer Rikkers 'm verkocht hebben?"
Dik, toen hij met vader en moeder
tafel zat.
at weet ik niet", antwoordde moeder,
ar nu je 't zegt, ja 't valt mij ook op,
ik meneer Rikkers tegenwoordig altijd
Ier z'n hond zie uitgaan.
en ik vond 't juist zoo leuk, dat
altijd nteneers wandelstok in zijn bek
g", merkte Dik op.
[isschien wordt hij wel geschoren",
it vader, „zijn zwarte krulletjes waren
lang."
laar dat duurt toch geen dagen",
nde Dik.
)at 's waar. Ik vind 't eigenlijk niets
i, als Does zoo'n kaal achterlijf heeft",
i moeder.
k ook niet. Als Does maar niet dood
zuchtte de jongen.
ie moet niet zoo gauw 't ergste denken
r 't zou wel kunnen wezen, dat 't beest
is', opperde vader.
gingen weer een paar dagen voorbij
der dat Dik den hond van de overzij
Meneer Rikkers woonde namelijk
iin tegenover hen. En op een morgen,
Dik uit school kwam, zag hij daar
buurman weer alleen aankomen. Dik
oot eens naar Does te vragen. Hij
itte beleefd en zei:
ifeneer, waar is Does toch?"
Thuis."
s hij ziek?"
(een, maar Does heeft 't zoo druk".
3ruk? waarmee?" vroeg Dik verbaasd.
Boes heeft vier jonge doesjes gekregen
daar moet moeder Does nu voor zor-
Je moet ze eens komen kijken. Ze
nu precies drie weken oud."
Van middag na vieren, is dat goed?"
Best".
ik groette en liep opgetogen naar huis,
11- hij t' nieuws vertelde. En om vier
haastte hij zich naar meneer Rikkers.
bracht hem in de zijkamer bij 't nest
ge honden. Mooie diertjes waren het.
s begon te grommen, als Dik aan de
gen wou komen. En toen mocht
één van de jonge hondjes uitkiezen. De
gen wist niet, wat hij hoorde. Een eigen
id! Heerlijk was dat.
lik koos het hondje, dat een wit puntje
i zijn staart had. Maar het moest nog
poosje bij de moeder blijven. Vader
moeder hoorden op van het geschenk,
eiken dag vroeg Dik aan meneer Rik-
s, wanneer hij zijn hondje kon komen
en. Eindelijk was 't zoo ver. Dik had al
i hondenmand klaar staan en daar
est Dobby, zooals hij zijn hond noemde,
Al gauw bleek Dobby bijzonder ver-
ndig te zijn. Heel vlug was 't beest zin-
ijk en met hulp van vader leerde hij
n allerlei kunstjes: mooi zitten, dood
gen, apporteeren, enz. Dik en Dobby
rden onafscheidelijke vrienden. Dobby
icht zijn baasje geregeld naar school en
b hem 's middags tegemoet,
ioen kwam de groote vacantie. Vader
moeder zouden op reis gaan en Dik
dit bij Oom Henk in Driebergen komen
eeren.
.En Dobby dan?" vroeg Dik op eens.
Ja, misschien mag die weer zoolang bij
neer Rikkers", veronderstelde moeder,
tby legde zijn kop op Dik's schoot, als-
hij zeggen wou: „Je laat me toch
it alleen!"
-Ik schrijf aan oom Henk", besloot de
igen, „en ik vraag, of ik Dobby mee
ig brengen."
Bat deed hij enoom vond 't best.
m Henk schreef erbij, dat hij dol op
■ren was. Nu leek de vacantie Dik pas
kt leuk te zullen worden. Oom Henk
onde vlak bij de bosschen, had een auto
kwam zijn logé's daarmee halen. Dik
m een hartelijk afscheid van zijn ouders
zat even later naast oom met Dobby op
a schoot. De hond hield zich gelukkig
el kalm. 't Was een mooie tocht en nau-
lijks was het gezelschap thuis, of Dobby
lest voor oom en tante zijn kunsten
rtoonen. Toen Dik klaar was, zei oom:
■Is dat alles?"
Ja, oom, meer kent hij nog niet."
„Nu, dan zal ik je morgen eens wat
ten zien", beloofde oom.
.Waar? In een paardenspel?"
.Weineen, hier op 't dorp".
Bik was nieuwsgierig. Den volgendén
irgen wandelden oom en Dik naar het
ition. Daar bij den overweg is een garage,
ur de menschen die met den trein mee
•eten, hun fietsen kunnen stallen om er
Om na te teekenen.
(Nadruk verboden).
's avond als ze met den trein terugkomen,
weer op naar huis te lijden. En de man,
die de fietsen bewaart, verricht ook de
noodige reparaties. Oom bleef daar stil
staan.
„Is 't hier?" vroeg Dik.
„Ja."
„En waar is de hond?"
„Daar!"
Oom wees op een klein, bruinzwart
hondje, dat tusschen de fietsen doorliep.
Opeens rende 't weg en daasde wat om een
ijsco-man heen, die een eindje verder met
zijn karretje stond. De man sloeg met
forsche slagen op de gong op de liefheb
bers uit te noodigen iets van zijn koele
lekkernij te koopen.
„Fik! Fikje!" riep oom.
Het hondje kwam aandraven, bleef
kwispelend met zijn staart bij oom staan.
„Moet je een ijsco?" vroeg oom.
,Hè ja, graag", antwoordde Dik.
„Ik vraag 't niet aan jou", zei oom
lachend, „maar aan 't hondje."
Fik had de vraag begrepen, kwispelde
nog harder met zijn staart en antwoordde
met een kort: „waf, waf!"
„Ga dan je bakje maar halen", zei om.
Het hondje holde weg naar de garage,
kwam even later terug met een vierkant
blikken bakje, dat hij zijn bek droeg en
voor ooms voeten neerzette.
Intusschen had oom zijn beurs te voor
schijn gehaald en nam er drie centen uit,
welke hij in het bakje legde. Nu nam Fik
het voorwerp weer tusschen zijn tanden
en haastte zich ermee naar den ijsco-man.
Deze begreep den kleinen klant direct, nam
de drie centen er uit en legde er een ijsco
voor in de plaats, welke hij uit het kar
tonnetje liet glijden. De hond had het
bakje reeds op den grond gezet en slokte
de lekkernij in twee, drie happen naar
binnen. Toen bracht de hond het leege
bakje weer op zijn plaats.
Even later kwam er een reiziger, die het
hondje op dezelfde wijze trakteerde.
„En, wat zeg je ervan?" vroeg oom.
„Kunstig. Ik ga 't Dobby ook leeien
ijsco's te koopen, maar.. ..dan moet hij
ze bij mij brengen, dat ik ze kan opeten."
„Slimmerd! En moet Dobby dan toe
kijken?"
„Natuurlijk niet! Hij krijgt ook wat voor
zijn moeite."
Dik zag het ijsco-hondje nog herhaalde
malen zijn kunst vertoonen. En als jullie
dezen zomer langs 't station Driebergen
komen, op de fiets of met de auto, dan
moet je eens op het ijsco-hondje letten.
Neem vooral drie centen mee, om 't
beestje ook eens te trakteeren.
J. H. BRINKGREVE—ENTROE
.(Nadruk verboden.)
RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT TE t
KIEZEN, DE GROOTEREN 4.
DE KLEINEREN 3.
L
Ingezonden door Adriaan Pison.
Welk spreekwoord staat hier.
G. e. r..e. zn .e. d. .re
rt.
Ingezonden door Gerda Spiecker.
Ik ken een woord dat 2 beteekenissen
heeft. Ie kan het iets beteekenen dat
iedere soldaat heeft; 2e. kan het iets zijn
dat iedere stad of dorp heeft (wat Lei
den heeft, hooren sleutels bü1
m.
Ingezonden door Jo, Kit en
Martie Dreef.
Een rond voorwerp, ook wel eens met
bobbels zoodat het niet geheel rond is, het
heeft oogen en men eet het dagelijks.
IV.
Ingezonden door Hennie de lTücluse.
Waarom rijdt een trein en een tram op
rails?
V.
Ingezonden door Toosje Bouter.
Wat is 's nachts bijna altijd leeg, en
overdag met menschenvleesch gevuld?
VI.
Ingezonden door Marius v. d. Anker.
Welke vogel kleine vrinden,
Kunt gij in de „streek" vinden?
vn.
Ingezonden door Johan Hoogstraiten.
Antwerpen begint met een A en ein
digt met een e. Hoe kan dat?
vm.
Ingezonden door Lies Deumer.
Mijn geheel van 8 letters, 3 lettergre
pen noemen een man. 1, 2, 3 is een kleine
graver; 3. 2, 8 is een ander woord voor
prul of vod; 4, 1, 1, 7 is een meisjesnaam;
3, 6, 8, 4, 5 is een dorp dat men zoowel
in het Gooi als in Gelderland vindt.