Een regendag in de vacantie NAAR OMA! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. „Bah! al weer regen!" riep Miek uit, terwijl zij het gordijn opentrok van de slaapkamer, die zij met haar jonger zusje Do deelde. Een dof gegrom klonk als een soort echo onder de dekens. „Wat vervelend, juist nu we naar Oma zouden gaan!" „Maar we gaan toch!" klonk het nu een eind boven de dekens uit. 't Woord „Oma" had Do doen opveeren. „Nou ja, maar wat heb je met zulk weer aan den tuin!" mopperde Miek. „We gaan naar Oma!" was alles wat Do zei. Toen het tweetal zich aangekleed had en beneden kwam, wachtte Moeder haar meisjes met de minder prettige tijding op, dat Oma zich niet lekker voelde, zoo dat Miek en Do een anderen dag moesten komen. „Alles loopt vandaag ook tegen!" prut telde Miek, wier gezicht hoe langer hoe onheilspellender werd. „Ik weet een raadsel", zei Vader plotse ling. „Welk plantje groeit met regenweer het hardst?" De meisjes noemden eenige planten op, die behoefte hadden aan veel water, maar .telkens was het antwoord weer mis. Eindelijk zei Vader: „Dan zal ik t maar zeggen: mopperkruid Do lachte. Die Vader ook! Altijd maakte hij grappen en het hij je „er in" loopen, als je er 't allerminst op verdacht was. Bij Miek kon er echter geen lachje af „Flauw!" mompelde zij bijna onhoorbaar. Vader had het echter toch verstaan, wilde zijn dochtertje het zoutvaatje aangeven, maar Moeder gaf hem een wenk het niet te doen. Het beste was, Miek in zoo'n stem ming maar aan haar lot over te laten. Toen Miek na het ontbijt dan ook met een ontevreden gezicht voor 't raam stond, liet Moeder haar stil begaan. Wat maakte die Miek het zichzelf en anderen altijd moeilijk! Daar ging de telefoon! Do, die al naar 't toestel gegaan was, riep: ..Moeder, daar ls Tante Tiny. Komt u even?" Moeder voldeed onmiddellijk aan het verzoek en de meisjes begrepen uit het gesprek, dat zij met Tante Tiny had, dat deze dien dag bij hen wilde doorbrengen. „Kom maar dadelijk!" zei Moeder. Even later verscheen Tante Tiny, Moe ders jongste zuster, die leerares in teeke nen was. Zij was altijd een welkome gast, opgewekt en vroolijk! Zelfs Miek kon nooit lang mopperen, als Tante Tiny kwam. Even later werd er gebeld en stormden Miek en Do naar de voordeur om Tante Tiny open te doen en nadat Tante zich ,van regenhoed en -jas ontdaan had, voer den ze haar triomfantelijk mee naar de huiskamer. „Wat n' weer!" riep Tante Tiny lachend uit. ,,'k Had vanmorgen naar Groeneveld willen gaan om den molen van boer Jo- rissen te schilderen, maar de regen heeft mijn plannen in de war gestuurd en daar mijn atelier schoongemaakt wordt, neem ik het er vandaag maar eens van. De regen is dan nog ergens goed voor!" Dat vonden Miek en Do ook en de eer ste vergat heelemaal, dat zij dien morgen bij het opstaan nog zoo gemopperd had juist naar aanleiding van dienzelfden regen. „Wat voeren jullie eigenlijk uit?" vroeg Tante Tiny aan Miek. Deze bleef het antwoord schuldig. Tante begreep het al. Verveling was de kamer binnengeslopen, maar.... moest de wijk nemen en gauw ook, anders heette zij geen Tante Tiny. „Wie doet er meer aan den wedstrijd?" vroeg zij. „Wat voor wedstrijd, Tante?" vroeg Do en ook Miek was een-en-al belangstelling. Een wedstrijd voor meisjes van acht tot tien Jaar. En de prijsvraag luidt: Wie teekent het best de villa van dokter Jo- rissen aan den overkant uit?" Nauwelijks had Tante Tiny dit gezegd, of daar belden de buurtjes Annie en Lies- Je Timmermans aan, tweelingen, en wat hun leeftijd betrof, juist tusschen Miek en Do in. Dolgraag wilden ook zü aan den wed strijd mee doen. Tante had papier en potlooden bij zich pn de wedstrijd begon. Rozen staan er in ons tuintje, Rozen rood en rozen geel. Rozen wit en rozen rose, O er staan er toch zoo veel! 't Is er nu een bloemenweelde. Want t is volop rozentijd. Maar ze laten 't hoofdje hangen. Is er soms iets, dat hun spijt? O. ik weet het al: die rozen Hebben dorst! 't Is lang al droog. Daardoor kwam het, dat elk roosje Treurig werd en 't hoofdje boog, 'k Haal een gieter! 'k Geef ze water! Kijk, ze worden al weer frisch! En ik doe dat eiken avond. Zoolang 't droog en warm nog ls. Al die rozen kijken dankbaar. En ze bloeien nu weer mooi. Heerlijk is het in ons tuintje Met die schoonen rozentooi! (Nadruk verboden). OARLA HOOG. Vol ijver ging het viertal aan het werk. Miek, die dol van teekenen hield, was weldra evenals de anderen geheel in haar arbeid verdiept. De morgen vloog om en de meisjes vonden 't jammer, dat ze moesten koffiedrinken. Tegen half twee zouden de buurtjes terugkomen en kon de wedstrijd voortgezet worden. Aan de koffietafel werd druk gebabbeld. Miek was omgedraaid als een blad aan een boom. Ze moest zoo hartelijk lachen om de grappen van kleinen Hans, hun jongste neefje, bij wiens ouders Tante Tiny pas gelogeerd had, dat een vreemde in haar stellig niet het mopperende meisje van dien morgen herkend zou hebben. Verlangend keken Miek en Do tegen half twee naar de buurtjes uit. Daar kwamen zij al aan en de wedstrijd werd voortgezet. Klokke drie zou de prijsuitdeeling plaats hebben. Nieuwsgierig keken acht jeugdige oogen naar de geheimzinnig uitpuilende tasch van Tante Tiny. Zouden daar de prijzen in zitten? Daar sloeg de klok driemaal. Tante Tiny verzamelde de teekeningen, bekeek ze lang en aandachtig enwees den eer sten prijs, en doos bonbons, aan Miek toe. Of die blij was! Annie Timmermans kreeg den tweeden prijs, een plak chocolade, en haar zusje den derden, een zak flikken. „Als troostprijs heb ik een rolletje zuur tjes", zei Tante Tiny, terwijl zij dit Do overhandigde. Moeder zette thee en er werd druk ge snoept, want natuurlijk wilde ieder pre senteeren. Er werden allerlei spelletjes gedaan en niemand kon begrijpen, dat het plotseling half zes was. Tante Tiny bleef eten en vertelde daar na van haar laatste reis. Toen Miek en Do eindelijk in bed lagen, waren zij het er roerend over eens, dat het niettegenstaande den regen een heerlijke dag geweest was. Beneden in de huiskamer zei Moeder tegen Vader: „Tante Tiny kwam precies op tijd!" En toen Oma den volgenden morgen weer beter was en de zon scheen, gingen Miek en Do naar hun Grootmoeder. Wat hadden zij veel te vertellen van den vorigen dag, die zoo akelig begonnen en toch zoo prettig geworden was! .(Nadruk verboden). Van trippel-de-trip gaan de voetjes. De beentjes, die worden niet moe, Want weet je Marietje en Koentje Gaan samen naar Omaatje toe. De regen valt neer, o, bij stroomen. Zij hebben hun regenkeep aan. Ze kunnen toch immers niet zonder Door regen- en windvlagen gaan! Van trippel-de-trip gaan de voetjes En Omaatje wuift hen al toe. Zij zal hun vast sprookjes vertellen. Daarom zijn de beentjes niet moe! Want, wie zou geen eind kunnen loopen In sneeuw of in regen en wind, Als hij mooie sprookjes gaat hooren? Bedenk eens heel even: welk kind? CARLA HOOG. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 14