De warmte - Bosch- en heidebrand - Wasbum Child in ons land
M)
DE VLUCHTELING
Jfrfc Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
PRIJSVRAAG-FEUILLETON.
FlïT WARMTIJ. 'T IS ZELFS DEN CHIMPANSEES IN DEN LONDENSCHEN
W Alt! 11 Ej DIERENTUIN TE ERG.
TE EINDHOVEN werden ter gedegenheid van de vergadering van den -pvrp nDï?MTMP VAM FM? ^TT1 TT TT/rïïlf TT? VTT7T
Noord-Braibantschen Provincialen BTandweerbond, wedstrijden in het -JEj I_/JT J_j1> lil vJ V-rV.il VJUi ZjHiIIj W I_jXjI\. 1 ui JV.LJ_j.Lj*
bdu&achen gehouden. De brandweer van Aarle-Raxtel bij het spuiten
in trechters start voor de propaganda-vaart van 500 zeilbootjes, gezien van den kruiser „Karlsruhe
Roman door IVANS.
Hij keek mij vragend aan en ik zag, dat
I Zijn gezicht betrok.
..Er is hier in huis iemand" zeide ik,
I „aan wie ik eigenlijk nog meer te danken
I heb dan aan u, omdat zónder haar mijn
I leven niet gespaard gebleven zou zijn. Ik
I bedoel uw dochter."
De uitdrukking van Georg Bonner's ge
acht werd duisterder en duisterder.
„Ik acht het tegenover u eerlijk, te zeg-
Kn, dat ik haar lief heb."
Plotseling sloeg hij met de gebalde vuist
«P de tafel.
„U hebt liet gewaagd, daarover met haar
w spreken?"
„Dat zou in de omstandigheden, waarin
j» nu verkeer, onmogelijk en onverdedig
baar geweest zijn" zeide ik. „Het eenige,
*at ik haar gevraagd heb, is, of zij mij
gelegenheid wilde geven mijn onschuld te
bewijzen, voordat.... voordat
Hij maakte een bruusk gebaar.
.Spreekt u maar niet veder!" zeide
bij. „Zij is schrander genoeg om met een
Ibalf woord te begrijpen
Hij staarde een poosje voor zich uit
„Er is niets anders tusschen u beiden
voorgevallen?" vroeg hij toen scherp.
„Niets!" kon ik, naar waarheid, ver
baren en ik was daarvoor nu innig dank-
r\ Mar.
„Kan ik u gelooven
„Vraag het haarzelve, Herr Bonner!"
„Dat zal ik zeker doen!"
„Zelfs kan ik u verklaren" zeide ik,
zonder er mij rekenschap van te geven,
hoe zot in dit ernstige gesprek mijn woor
den eigenlijk klinken moesten, „dat wij
elkander nooit met „je" en „jij" hebben
toegesproken."
„Dat is braaf van jelui" zeide hij en
tot mijn verlichting verscheen er een
spottende uitdrukking in zijn oogen.
Plotseling legde hij mij de hand op den
schouder en keek mij, met zijn eerlijke
oogen, opnieuw strak aan.
„Jongeman!" zeide hij. „Je hebt een
groote verantwoordelijkheid op je geno
men, want, al moet ik erkennen, dat je
tegenover mijn dochter als alles waar
is, wat je zegt niet incorrect bent opge
treden, toch is het einde van de geschie
denis, dat, terwijl die vreeslijke verdenking
op je rust, zij anders aan jou denkt dan
aan andere jonge mannen. Zij hoopt erop,
dat je je van elke verdenking bevrijden
zult. En, eerlijk gezegd" (hier haperde zijn
stem even), „ik hoop het ook. „Maar dit
zeg ik je" (en hier namen gezicht en
stem een dreigende uitdrukking aan),
„mocht het blijken, dat je ons bedrogen
hebt, dan zul je niet veilig voor nae zijn,
zelfs al vluchtte je naar het eindje van de
wereld! Ik weet wat ik zeg!"
Het volgende oogenblik was ik alleen
HOOFDSTUK XIII.
Vertrek.
Volgens alle regelen van de romantiek
had ik mij in den daarop volgenden nacht
slapeloos op mijn legerstede moeten rond
wentelen.... In werkelijkheid sliep ik
niettegenstaande alle emoties als een
blok: waarschijnlijk een gevolg van de
vermoeidheid, die op haar beurt weer het
gevolg was van mijn lange ziekte.
Ware ik niet zoo vermoeid geweest,
stellig zou ik vóór het slapen gaan plan
nen ontworpen hebben omtrent de wijze,
waarop ik den volgenden dag de hofstede
verlaten zou. Want het afscheid-nemen
scheen mij niet gemakkelijk en het senti-
menteele, dat in eiken verliefden jongeling
schuilt, tooverde mij aandoenlijke toonee-
len voor den geest. Dat duurde eohter
slechts kort, omdat ik zoo gauw insliep!
Het was reeds laat negen uur toen
ik beneden kwam. Onwillekeurig moest ik
denken aan dien anderen ochtend op het
laatst van Maart, toen ik Else voor dag en
dauw reeds beneden had gevonden om
mijn ontbijt te verzorgen.
Het bleek, dat de boer reeds vroeg was
uitgegaan om op arbeiders toezicht te
houden. En op nieuw was het Else, die ik
beneden vond.
„Mijn vader laat u groeten" zeide
zij. „Hij rekent erop, dat u uw woord hou
den en straks vertrekken zult."
Terwijl zij deze woorden sprak, had zij
mij niet aangekeken, maar aan het beven
van haar stem kon ik meiiken, dat zij
moeite had, haar tranen in te houden.
De verhouding tusschen ons belden was
nu wel allerzonderlingst. Ik had beloofd,
zoolang het zwaard boven mijn hoofd hing
(om maar weer eens tot de romantiek
terug te keeren!) haar niet over mijn ge
negenheid voor haar te spreken. Maar
wederzijds wisten wij van elkander, hoe
het in ons binnenste gesteld was.
Heeft uw vader u gesproken over alles,
wat wij gisteren met elkander verhandeld
hebben?" vroeg ik.
„Ik geloof het wel!" zeide zij. „Ik weet,
dat u vandaag naar Weenen gaathet
gevaar tegemoet
Er brak iets in haar stem.
„U weet, Fraulein Else, dat ik een slot op
den mond heb" zeide ik. En toen kon
ook ik niet verder spreken.
Zij verliet snel de kamer en ik gebruikte
mijn ontbijt, in een stemming, die ik maar
liever onbeschreven laat.
Het oogenblik was nu gekomen om dit
huis, waar ik zoo lang de hartelijkste gast
vrijheid genoten had, te verlaten.
Het was duidelijk, dat de boer zich aan
een afscheid onttrekken wilde. Else daar
entegen trof ik bij den ingang aan.
,Mag ik mijn viool zoolang hier
latenvroeg ik.
„Komt u die zelf terughalen?
Ik knikte.
„Ik hoop het, Fraulein Else! En in dat
geval kom ik nog meer halen
Toen wendde ik mij af en, hoewel ik
achter mij een onderdrukt snikken hoorde,
had ik den moed mij niet meer om te
draaien
Ik ging op weg!
Een zonderlinger afscheid tusschen twee
menschen, die van elkander hielden, was
moeilijk denkbaar.
Men heeft mij wel eens gezegd, dat mijn
houding tegenover Else overdreven en
gewild-ridderlijk was. Maar zij, die dit
zeiden, waren meestal menschen, veel
jonger dan ik. Aan den anderen kant won
ik door mijn houding in deze zaak het ver
trouwen van Georg Bonner.
Het duurde niet lang, of ik hoorde haas
tige stappen aohter mij. Foldi, de man met
het roode hoofd, had zich ter vervolging
opgemaakt!
„Dus u gaat nu voor goed weg?"
vroeg hij, terwijl hij naast mij loopen
kwam.
„Ja, Poldi! Heeft de boer je dat gezegd?"
„Ja! 't Spijt me!"
„Mij ook, Poldi!"
„D'r zijn meer menschen, wien het
spijt."
„Wie dan....?"
Ik deed deze vraag met 'n kloppend hart.
Zou men op de Hofstede iets bemerkt heb
ben van wat er tussahen Else en mij
gaande was? Het antwoord van Poldi was
'n verrassing.
,JJe boer in de eerste plaats"zeide hij.
„Die is niet weinig op u gesteld. Van och
tend zeid'-ie nog: 'k Hoop, dat we den
jongen nog 'ns hier zien. Om de muziek,
weet u
„M'n viool blijft hier: die kom ik terug
halen."
„Maar hoe komt u dan aan uw brood..
Dat moet u immers verdienen met uw
viool
De vraag lag voor de hand en toch
bracht hij mij in het nauw. Ik had beter
gedaan over die viool te zwijgen!
„Ik moet iets anders zoeken" ant
woordde ik. „Ik ben nog niet sterk genoeg
om den heelen dag te loopen en te staan."
.Dat begrijp ik. Maar waarom blijft u
dan niet nog wat hier, totdat u weer
heelemaal aangesterkt is? De boer zal u
heusch niet wegjagen!"
Opnieuw zat ik het nauw
Ik kon dezen man tooh niet zeggen,
waaróm ik zoo plotseling vertrok!
„Ik wil anderen niet langer tot last zijn"
zeide ik, 'n beetje kort af. „We hebben
het in dien tijd goed samen kunnen vin
den, Poldi! Wanneer ik terugkom, zal het
me verheugen ook jou weer te zien."
.(Wordt vervolgd).
DE AFGEZANT VAN ROOSETEI/T Wasbüra Child, (links), die
een rondreis door Europa maakt, met den Amerikaanschen gezant
voor het Ameaikaan&ch gezantschap in de residentie.
EEN GROOTE BRAND heeft gewoe.d op de heide en in de bosschen in
de omgeving van Drunen en Helvoirt (N.B.) Twee kapitale boerderijen
met een café en vele H.A. heide en bosch zijn -door het vuur vernield