„CATHARINA DE GROOTE"
Met Wuls en den logger K.W. 44
ter treilvisscherij.
.KLEINER MANN, WAS NUN"
Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Vrijdag 8 Juni 1934
Vierde Blad
No. 22764
Als een landrot naar -zee gaat!
o
(Van één onzer redacteuren)
De bemanning; van links naar rechts; Maarten het jongmaatje; Leen;Floor;
Wuls; Huig; Maarten de machinist en Piet de kok.
Met de bus naar IJmuiden.
Met een snerpend remgeknars of was
Ibet een zucht van verlichting? stopte
lie tram aan de Katwijksche remise en de
I veinige passagiers verspreidden zich over
Itit dorp. Met m'n volgepropten koffer,
I dito actetasch en het over m'n schouder
I tingelend foto-toestel spoedde ik mij
Ihrkevisserstraatwaarts om mij bij den
liap'tein" te melden. Ik bevond mij na-
I nelijk op weg om onder de vertrouwde
Itoede van ..Wuls" een reis met een logger,
llW. 44 genummerd en „Rijnmond" ge-
Itjeten, te maken! Dwars door het schil-
lierachtige, maar helaas meer en meer
licdwijnende, oud-Katwijk nam ik mijn
It»;. Overal een drukte van belang, hier
lïïoiiwen aan de waschtobbe, ginds groep-
Ije mannen, vrouwen en kinderen in af-
Inchting van de bus naar IJmuiden; het
lateen welhaast of uit elk huisje het
lliitn geweken was, zóó groot was de
takte op de hoeken van straten en ste-
i! In de eindeloos lijkende „Secretaris"-
inat had zich wel het grootste deel der
I ratekkende mannen en achterblijvende
I ramen saamgetrokken. M'n schipper
I koud al in de deur op den uitkijk, zijn
Iotw had als alle anderen de huishou-
lodijke bezigheden in de steek gelaten en
ld- kinderen vermaakten zich met vader's
Idikbuikigen, bultzak van glimmend,
|isart zeildoek.
Na een kwartier wachten verscheen een
It;;, welke spoedig tot de laatste plaats
Iteaet was met een 20-tal mannen, enkele
lira vaders tot IJmuiden vergezellende
Itnderen. een sigaretten uitbijtenden jon-
Ipi herdershond, netten en touwen! Zóó
I Igeladen met menschen en goederen
Isrtrokken er dien dag het was Pink
sterdrie, dus het meerendeel der loggers
was binnen verschillende bussen met
oude en jonge visschers, nagewuifd door
vrouwen, moeders en verloofden, van Kat
wijk naar IJmuiden. Gekheid makend,
sigaretjes rollend en rookend in ontstel
lende massa's, opspringend bij elk der
tallooze oneffenheden in straat-, weg- en
spoor- of tramkruisingen, wegglijdend en
zich aan alle mogelijke en onmogelijke
steunpunten vastgrijpend rolde het ge
zelschap naar Neerland's grootste vis-
schershaven. Nog vóór Noordwijk bereikt
was, was ik ingelijfd bij het visschers-
legioen! Raadgevingen ontving ik tegen
zeeziekte van den meest uiteenloopenden
aard en 't scheelde niet veel of het mid
del overtrof reeds bij voorbaat de kwaal-
Maar aan alles komt een einde en alles
went en eer IJmuiden in het zicht was,
waande ik mezelve een visscher en zee
man te zijnhet tegendeel zou me
nog al te duidelijk blijken!
Voor 't eerst aan dek.
Met een sierlijke zwaai stopte tenslotte
de bus achter de groote vischhal en daar
maakte ik eerst goed kennis met de visch-
lucht. Vergeten was de atmosfeer van'
èn van menschen èn van sigarettenrook,
overvolle busIn de haven: een lange
rij loggers en trawlers, Katwijkers voor
het meerendeel en er tusschen in enkele
IJM's en RO's. Het was een bosch van
masten, dat omhoog priemde in de hel
dere lucht. Slagers, bakkers, groenten-
handelaren, liepen af en aan, kolenbootjes
drongen zich tusschen de stalen logger-
boorden, auto's en sleeperswagens van
de ijsfabreken voerden groote hoeveelhe
den ijs aan; alom waren de voorbereidin
gen voor het op handen zijnde vertrek
in vollen gang. Ook aan boord van de
K.W. 44 was het een gaan en komen van
allerlei handelaren en de bemanning had
het volhandlg met het nazien van netten
en zeilen, want eerst Zaterdag voor Pink
steren was de logger binnengevallen;
maar toch had elkeen een oogenblik tijd
voor een woordje met „den vreemden
eend", den als zeeman vermomden land
rot!
Zij bestond uit Wuls, schipper; Huig,
stuurman; Maarten, machinist; Piet,
Floor en Leen, matrozen en het jong
maatje Maarten, het oudste zoontje van
Wuls. Een bemanning samengesteld uit
zooveel verschillende figuren en toch
zoo'n eenheid vormend is moeilijk denk
baar! De schipper, eerder klein dan groot
van postuur, zou een uitstekend figuur
slaan als Napeleon; Huig, groot en forsch;
Maarten weer normaal; Piet slank; Floor
nog grooter en geweldiger dan Huig, met
handen als presenteerbladen en polsen
ter dikte van een dunnen bovenarm;
Leen kort en stevig; terwijl Maarten met
zwarten haardos en gitzwarte oogen een
Spaanschen indruk maakte! Allen waren
van 't rondborstige zeemanstype en recht
geaarde „Kettikers" bovendien.
De logger met de getaande netten over
de boorden, de twee rijen luiken in het
midden van het dek, den vrij korten mast
met het opgerolde grootzeil, den nauwe
lijks buiten den neus uitstekenden boeg
spriet, de „brug" geflankeerd door twee
groote schijnwerpers, waarachter de kleine
achtermast oprees en waarvoor de motor-
kast met de winches als een uitlooper
stond, maakte een niet ongunstigen in
druk, welke eenmaal op zee echter hoo-
gelijk geflatteerd bleek! De weg was er
spoedig geleerd, want behalve de brug
waren er geen andere schuilplaatsen dan
het vooronder en het achteruit waarin
ik tijdelijk mijn tenten mocht opslaan.
Maarten de machinist had namelijk de
vriendelijkheid mij zijn kooi welke als
de eenige dwarse van het geheele schip
bijzondere voordeelen moest bieden af
te staan; waardoor ik de „kamergenoot"
werd van den schipper en den stuur
man. Het achteruit zelf bleek een pararel-
logramvormig vertrekje te zijn, waarvan
een tafel wel het grootste deel in beslag
nam en dat voorts ruimte bood aan een
kachel en twee ongeveer 30 c.M. breede
banken! In de belde lengtezijden bevon
den zich ter linker- en rechterzijde de
kooien van Huig en Wuls, terwijl de
mijne naast de opening van de trap en
den kachel was aangebracht, ten nauwste
verbonden met machinekamer en brug.
De beteekenis van het dwarse zal elkeen
die het ratelend geluid van een ruwe-
olie-motor, zooals de logger bezat, kent
nu wat duidelijker zijn! Met enkele
foto's, den onmisbaren barometer en een
boven mijn kooi geplaatst radiotoestel
was het „interieur" van het achteruit
volmaakt. Was ruimte niet een eigenschap
van het achteruit, het vooronder kon
zich hier zeer zeker niet op beroemen!
Zooals de naam doet vermoeden aange
bracht in de kop van het schip had het
den onvermijdelijken driehoeksvorm, maar
een algemeene „eettafel" en een reus
achtig fornuis op geheimzinnige wijze
op den weliswaar zacht, doch desalniet
temin glooienden vloer vastgemaakt
eischten hier de grootste oppervlakte op.
Langs de wanden bevonden zich de
kooien, acht in totaal, telkenmale twee
boven elkaar.
Waar alle victualiën aan boord waren,
het ijs in totaal ongeveer 4Vi ton in
de daarvoor bestemde luiken was gestort,
had de bemanning zich naar „Moeder
Glas" begeven om een „kaeretje" te schrij
ven naar moeder de vrouw of de verloofde.
Gezien de drukte, die in dit „hulppostkan
toor" waar het niet noodig was post
zegels te koopen, want de baas verzorgde
dit onderdeel van het „kaeretje" eigen
handig! annex biljartgelegenheid
heerschte, scheen elke in IJmuiden ver
toevende „Kattiker" de behouden aan
komst der autobus te moeten melden.
Het zeegat uit.
Tenslotte brak het groote oogenblik
dat van de afvaart aan. Langzaam
werkte de K.W. 44 zich los van de kade.
een groet werd gewisseld met bekenden
aan boord van de „Dirkje", „Burgemees
ter Woldringh van der Hoop" en andere
nog in de haven liggende Katwijksche
loggers en dan ging het de zee tegemoet!
De laatste afscheiding tusschen het land
en de onafzienbare watermassa de pier
was spoedig bereikt, kleiner en kleiner
werden de duinen, de talrijke kerkspitsen
en tenslotte de hooge gebouwen van het
Hoogovenbedrijf te Velsen; de zee had de
„Rijnmond III" in haar steeds deinende
onmetelijkheid opgenomen.
Werkelijk zeeziek!
Minder en minder werd het daglicht,
grooter en grooter werd de deining, he
viger en heviger schommelde de schuit en
meer en meer begon ik reeds spijt te
krijgen van de onderneming! Hoe het
kwam weet ik nog niet, maar plotseling
omarmde ik het want en vertelde
de visschen geheimpjes! De eerste tol aan
de zee had ik betaald. Na eenige mislukte
pogingen slaagde ik er tenslotte in be
houden het steile trapje naar het achter
uit af te dalen en'mij op handen en voe
ten achteruit loopend, met horten en
stooten in de kooi te wringen om daar
mijn onbezonnenheid te overpeinzen. De
motor schuin onder mij, scheen eveneens
heimwee naar 't land te hebben, althans
nooit hoorde ik een verzameling bouten,
cylinders, lagers en krukassen zóó hart
verscheurend kermen als in deze oogen-
blikken! Mijn toch al pijnlijke hoofd
meende ik neergelegd te hebben op den
drijfstang van de schroef, want het draaide
en wentelde alom; de schuit slingerde en
stampte en ik schoof van het voeteneind
naar het hoofddito, verloor mijn dekens,
maar het schotje behoedde mij gelukkig
voor het uit de kooi vallen! Maar het
wonderbaarlijke gebeurdemijn
maag en hoofd verzoenden zich met de
situatie en de rust keerde terug voorzoo
ver van rust in deze woelige omgeving
sprake kon zijn!
Plotselink klonk een stem naast mij en
werd mij aangeraden de kooi te verlaten
en even aan den tafel plaats te nemen.
En argeloos voldeed ik aan deze uitnoo-
diging van de vertrouwenwekkende stem-
Toen kwam een goudgeel gebakken visch
met verlokkend, donkerder getinte randjes
te voorschijn en werd me de raad gegeven
dit stukje zeebanket te nuttigen. Ten
tweede male liet ik me verleiden, maar
verder dan halverwege mijn mond en den
tafel kwam het eerste stukje niet. Met een
aanvangssnelheld, waarop een korten af-
standlooper afgunstig zou zijn geweest,
startte ik naar het dekOf het zoo be
doeld was, weet ik niet, maar achteraf ben
ik den brenger van het vischje dankbaar
geweest; want elk gevoel van zeeziekte
was vanaf dit oogenblik verdwenen; de
vuurdoop had ik ondergaan!
Wel zeelaarzen, geen zeebeenen!
In den loop van den eersten nacht be
reikten wij het vuurschip Haaks, dat ge
lijk bekend, ter hoogte van Den Helder
enkele mijlen bulten de kust den zeeman
's nachts door zijn lichtbundels voor de
naderende kust waarschuwt, en in deze
omgeving werd de eerste trek gemaakt.
Het resultaat was echter van dien aard,
dat de schipper besloot door te stoomen
zooals het irriteerende haast amech
tige puffen van de motor wijds werd be
titeld tot Norderney, ten Noorden van
Oost-Friesland. En toen ik 's morgens met
een heusche schipperstrui nog wel
eenigszins onder den indruk van het
vreemde, maar overigens kiplekker aan
dek verscheen, kon ik in de verte nog het
laatste tipje Nederland, de brokkelige dui
nenrij der Waddeneilanden waarnemen.
Ter aanvulling van mijn „vermomming"
kreeg ik een paar zware, half-hooge zee
manslaarzen in bruikleen en werkelijk in
mijn nu zij het misschien wat vreemd
soortige, maar aan redelijke eischen be
antwoordende uitrusting gevoelde ik mij
op-ende-top visscher! Hoe bitter was de
teleurstelling toen ik mij aan dek waagde
en mij trachtte voort te bewegen over de
glibberige planken. Stel u voor een gans
met de pooten van een struisvogel en laat
het dier niet alleen waggelen, maar tevens
door de knieën knikken en ge hebt een
begrip, dat de beweging van een op een
vrij woelige zee stoomenden logger, bena
dert! De cake-walk op de 3-October-kermls
mag dan haar schuifelende, schuddende
en rollende wijze van „gasten ontvangen"
aan het slingeren en stampen van een zee
schip hebben ontleend, zij is niet meer dan
een flauwe imitatie van den K.W. 44 op
zeeBij mijn wandeling over het on
geveer 10 M. lange „promenadedek" gleed
ik niet alleen van stuurboord naar bak
boord, maar gelijk een jonge hond, die
voor den baas uitrent en meerdere malen
den weg aflegt één stap voorwaarts deed
me anderhalve pas achterwaarts gaan!
Maar met de zware laarzen en m'n trui en
een flinke dosis koppigheid gelukte het
me tenslotte onder groote belangstelling
van de geheele bemanning den voormast
te bereiken. Eenmaal zoover gekomen, heb
ik me langs den boegspriet verder omhoog
gewerkt tot ik op de kop van den „Rijn
mond III" stond! De heenreis was afge
legd, terug ging het niet alleen heuvel af,
maar ook met „stroom" mee; dus snel.
Met haast pijnlijke nauwkeurigheid en
onverholen verbazing werd ik gadegesla
gen en vervolgens beroken door Max, den
scheepshond. Max was waarschijnlijk wel
het meest vreemde lid der geheele beman
ning; zijn haar was een staalkaart voor
een verffabriek en van de meest uiteen-
loopende rassen scheen hij enkele ken
merken te hebben geërfd. Goedig als een
St. Bernard en hoog op de been als een
Russische hazewind stapte hij met een be
nijdenswaardige routine over het dek, zich
van tijd tot tijd als een zeetje hem een
onverwachts bad bezorgde uitschuddend;
hoe filisofisch kon hij een klein scholletje,
dat vruchtelooze kop- en staart-bewegin-
gen maakte om te trachten de zilte vrij
heid weder te bereiken, bestudeeren! Ge
duldig liet hij door groot en klein met
zich sollen; slechts als het al te erg werd
kwam het sterke gebit van onder den op
getrokken bovenlip te zien- Hangend op
den rug van een der mannen „nam" Max
den trap naar het vooronder, waar hij zich
dan in afwachting van zijn maaltijd be
haaglijk naast het fornuis nestelde.
(Wordt vervolgd).
de schijnwerper schijnt
op het publiek.
Wanneer het in den bioscoop bij het
l'-?in van een voorstelling donker wordt,
■tilt uit den achtergrond van de duis-
Ifemis de melkwitte streep van de pro-
l.-tie-machine over de hoofden der toe-
IJhouwers en schildert in beeld en ge-
een geschiedenis op het witte doek.
geschiedenis met goede en teedere,
|»tt lieve en wilde, met booze en lastige,
Ifflukkige en ontevreden helden. Laten
Iji) echter eens dezen grauwen licht-
l«lel van het witte doek afwenden en
las midden op het publiek laten schij-
Isen. Dan ontdekken wij in de rijen de
belden van het parket in hun rollen.
IJannen en vrouwen, meisjes en jonge
lingen, die goedgeloovig het sprookje van
|ttt aangename leven accepteeren, die een
liefdesgeschiedenis tot hun eigen ge
schiedenis maken en een grapje met een
hartelijken lach quitteeren. terwijl an
deren sceptisch of met een dood-ernstig
gezicht er naast zitten, alles beter weten
en, wat onaangenamer is, zelfs alles van
te voren weten. Wie kent hen niet, voor,
naast, of achter u, de dame. die om zoo
te zeggen „alles merkt"? De vrouw, die
„al direct geweten had, hoe het af zou
loopen", elke situatie onder gegichel
raadt en als het blijkt, dat het werkelijk
zoo is, de heele film, door tegen haar
buurvrouw zegt „Zie je wel, Marie, precies
zooals ik gedacht heb, haha hihi, haha!"
En de heele omgeving profiteert van de
scherpzinnigheid van de dame, die over
een komische scène drie maal lacht. Een
maal, wanneer zij de pointe vermoedt,
eenmaal, wanneer haar vermoeden juist
letmann Thimig en Hertha Thiele spelen
£'e week in de verfilming van Hans
'•Ma's bekende boek „Kleiner Mann, was
Deze warm-menschelijke geschiede-
rj *hn den pechvogel Pinneberg, waarin
tl leven getoond wordt, zooals het is:
geheel mooi, maar ook niet erg lee-
roet wat regen en wat zonneschijn,
I W I oi» wunwvuM",
I le?en van „de kleine man, me* zijn
confectiepakkie an' zullen allen, die het
boek lazen, gaarne ook op het witte doek
willen zien. Bekende acteur als Victor de
Kowa. Ida Wüst, Frits Kampers en Jacob
Tiedtke werken eveneens mede. Hierboven
Hermann Thimig en Hertha Thiele in een
der levensware scènes van deze door dr.
Fritz Wendhausen geregisseerde veelbe
sproken film.
blijkt te zijn, en eenmaal van vreugde, dat
zij „het direct gemerkt had."
Het waardige pendant van de dame,
die alles merkt is de heer, die vantevoren
het programma heeft gelezen, en knik
kend en brommend verraadt, dat ze nu.
en ja, je had het heelemaal niet ver
wachtmaar aan het eindedat
moet je zien.... en hij weet alles heel
precies.
Dus waarom zou hij zich nog opwin
den? De dader van den moord krijgen
ze „en wel omdatnatuurlijk!"
We draaien den schijnwerper nog een
beetje. We vinden nog een paar welbe
kende bioscoop-typen. Juist.daar zit
ten de meisjes, die de hoofdrollen van
een film, terwijl zij draait, altijd met an
dere personen willen bezetten. En wel met
hun persoonlijke filmlievelingen en diva's
Bij elke scène zuchten ze :,.Ach! Kathe
von Nagy had dat veel mooier gespeeld",
of „Nu, Hans Albers zou dien zin veel
overtuigender hebben uitgesproken!"
Glijd verder, witte straal van onzen
schijnwerper, je ziet nog wel een goede
bekende tusschen de goed gevulde rijen.
Kijk. een eeuwig ontevreden persoon! Wat
ergert hem? De film? Die is nog njet
eens begonnen! Maar toch scheldt hij. Eh
waarom? Het duurt hem te lang, voor
dat het begint. Daar rolt de eerste
titel: De UFA presenteert. Daarna volgt
de hoofdtitel van de film, dan de hoofd
rolspelers, dan regisseur, productieleider,
montageleider, componist, architect(en),
enz. enz. Ja. komt er dan geen einde aan
die „waschlijst"? „Tot nu toe alleen na
men voor mijn geld." bromt de bewuste
heer. de man, die den medewerkers aan
de film, al diegenen, wier namen niet op
de aanplakbiljetten voorkomen, niet hun
50 meter waaxdeering gunt. de aankondi-
gingstltels, die de copieerinrichting door
muziek en trucschrift prettiger om te zien
tracht te maken. Omdat haar het voor
oordeel van enkele bioscoopbezoekers te
gen dezen namen-opmarsch bekend is.
Maar mijn waarde heer in het schijn-
werperlicht. hebt u toch consideratie met
de medewerkers aan het filmwerk! Zeker,
het groote publiek vraagt alleen maar:
„Wie doen er in mee?" En het zal zich
ook voor den regisseur, mits hij een groote
bekendheid geniet, interesseeren, maar het
zal helaas nooit een film gaan zien, om
dat het de fotografie van een cameraman
is bevallen of omdat deze of gene kleinere
artist ook weer eens medespeelt, of om
dat het zich voor de costuums of archi
tectuur interesseert. Voor de „kleinere"
medewerkers zelf beteekenen deze 50 M.
heel wat. Iets, waarop zij zich in hun vak
kunnen beroepen. Om zoo te zeggen, hun
visite-kaartjes, die men hem moot toe
staan.
Na deze ernstige beschouwing zoeken
wij met onzen schijnwerper tusschen de
vele menschen naar een welbekend pu-
ülieks-type. Het is de man, die de liefde
zoo grappig vindt, dat hij om elke liefdes
scène (al wordt ze ook met nog zoo groote
Douglas Fairbanks Jr. als
Groothertog Peter.
De kleine Elisabeth Bergner speelt deze
weBk de rol van Catharlna de Groote in
de gelijknamige film, die geregisseerd werd
door den bekenden Paul Czinner, met
Douglas Fairbanks Jr., Flora Robson, Sir
Gerald du Maurier, Gibb Mc Laughlin,
Clifford Heatherly en Griffith Jones. Dit
historische overzicht eener verwarde pe
riode in de Russische geschiedenis, be
handelt het tijdperk tusschen Catharina's
huwelijk met Peter den Groote en het
oogenblik, dat zij haar waanzinnigen echt
genoot ter wille van haar land opoffert.
Alexander Korda's nieuwste film wordt
geprezen om haar uitbundige pracht, ter
wijl zij aan de hoofdpersonen de vrijheid
Biedt, interessante typen uit te beelden:
Elizabeth Bergner als de verlegen, schuch
tere Duitsche prinses, die trouwen zal met
den half wijzen Groothertog Peter, met
Elizabeth Bergner als
Catharina de Groote.
diens abnormaal wantrouwen, machts
waanzin en wreede behandeling van zijn
vrouw, terwijl de oude Keizerin haar land
met vasten hand regeert, doch overigens
een groot gebrek aan moraal toont. Ca
tharina wordt voorgesteld als de ernstige,
toegewijde echtgenoote, alleen bezorgd
voor het welzijn van haar man. Doch
verzeild geraakt in den politieken maal
stroom. wordt zij, zonder het te willen,
genoodzaakt, geen gevolg te geven aan de
ingevingen van haar hart. De film toont
Catharina's geleidelijke bewustwording,
dat Peter in het belang van Rusland moet
worden afgezet en de nutteloosheid van
haar overwinning, als zij bemerkt, dat
zij door haar troonsbestijging den dood
heeft veroorzaakt van den eenigen
mensch, dien zij waarlijk liefhad.
kunst gespeeld) moet lachen. Eveneens
om eiken kus. Vooral, wanneer hij (fil
misch) gesproken een paar meter over de
gebruikelijke tijdsspanne duurt. Onze man
lacht. Hij vindt ze grappig, de liefde
van anderen, natuurlijk. Zijn eigen liefde
is natuurlijk een ernstige aangelegenheid.
En grapjes hierover staat hij niet toe
0, zoo!
Voordat wij onzen schijnwerper dooven,
gaan we nog even naar de menschen, die
altijd, snoepgoed e.d. meebrengen, het
geen bij het tevoorschijn halen een on
aangenaam krakend geluid veroorzaakt;
dat zijn dezelfden, die telkens van plaats
verwisselen, omdat zij niet op hun gemak
zitten.
En nu draaien wij den schijnwerper uit.
De voorstelling is afgeloopen. Zoowel die
op het witte doek, als die in de zaal. De
bezoekers schuifelen naar den uitgang. En
wie nog geheel na geniet, blijft voor de
fotokasten staan en beleeft de film nog
eens. De wijsvingers gaan langs de ruiten:
ja, hier zegt hij „lieveling" tegen
haarOf: „Dat is toch het oogen
blik, waar hy haar verlaat niet of
„Zie je die japon van Brigitte Helm, zoo
laat ik er ook een maken."
Ja, deze foto's zijn zeer belangrijk.
De vrouw, die alles merkt, de man, die
de liefde grappig vindt, de heer, die den
inhoud kent, en de meisjes, die de rollen
door andere personen willen laten spelen,
zij gaan naar huis. Zij hebben prachtig
gespeeld in de zaal, waar hun typen een
voudig niet weg te denken zijn. Ja, die
wij zouden missen, wanneer wij ze niet
meer zouden kunnen ontdekken
Niet waar, waarde lezer, u hebt ze toch
ook reeds waargenomen, de door ons hier
in het schijnwerperlicht geplaatste typen?'
En met de hand op uw hart zoudt
u misschien zelf ook een van die figuren
zijn. 2