Twentsche folklore - Manoeuvres van de Engelsche thuis-vloot DE VLUCHTELING tye Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad PRIJSVRAAG-FEU ILLETO N TWENTSCHE FOLKLORE. Volgens oud gebruik komen de be woners van Groot en Klein Agelo 's Maandags na Pinksteren bijeen om aan .de armen van het nabije Ootmarsum groote roggebrooden uit te deelen. De armen met de groote brooden. BELGISCHE SPECIALE MISSIE IN BERLIJN om den Rijks- president officieel mededeeling te doen van het overlijden van} Koning Albert en de troonsbestijging van Koning Leopold. OP HET HOLLANDSCHE SPOOR-STATION IN DE RESIDENTIE ontspoorde gisteravond een der wagons van den Bazel-trein. De wagon kwam dwars over -de baan te staanwaardoor de lijn naar Rotterdam yersperd werd. DILLINGER'S VRIENDIN VOOR DEN RECHTER TE ST. PAUL. Evelyn Fre chette, de vriendin van Dillinger, met haar yerdedïg^r. MISS BORDEN HARRIMAN die waarschijnlijk benoemd zal worden tot Amerikaansche gezante te Dublin. MANOEUVRES VAN DE VLOOT VOOR DE ENGELSCHE WATEREN, NABIJ PORTLAND. Tusschen de vuurmonden van den kruiser Valiant" door ziet men o.a. de kruisers Malaya" en Barham'L Roman door IVANS. 8) Xaat mij uitspreken! Ik heb toege zien, dat je met je studiën slabakte. Woü k.mij dat soms tegensprekenJe had JJél verder, je had klaar kunnen zijn! «aar nu je zoo weinig begrip van den toestand toont, moet ik je er met nadruk Ajn herinneren, dat Je finantieel van mij afhankelijk bent...." Terwijl hij sprak, had ik mijn kalmte Kneel teruggekregen. Helaas, lk kon niet ontkennen, dat ik "tot mijn studie weinig was opgeschoten! Men weet, dat ik die niet dan noode be tonnen was. Maar er was iets anders en gelukkig ge welde ik mij nu weer in staat, daarop in •hstlge woorden te wijzen. „Uw herinnering, dat ik finantieel van u 'Ihankelijk ben, accepteer ik niet" zelde „Mijn moeder zou een aanzienlijk lnko- ®en kunnen hebben, als u niet belet hadt, zij met haar gaven als kunstenares ™or het publiek optrad. Daarom is uw op- werking een bewuste onwaarheid, die voor diep beleedigend is. Van mijn moeder p1 ik kunnen aannemen, wat van u ™mende u blijkbaar als een aalmoes «schouwt. Maak u intusschen niet onge- ik zal u gegn hgU®r meer ScgtemJF Mijn moeder had, met een bleek gezicht, ons gesprek aangehoord. Zij haa het verscheurde blad opgeraapt en de overige bij elkaar gepakt. „Dit is mijn eigendom" zelde zij rustig en verliet daarop het vertrek. Ik zag daarin een aanwijzing, dat zij mij al leen wenschte te spreken en mijnerzijds gevoelde ik daaraan ook groote behoefte, omdat het noodig was te overleggen, wat ik nu doen moest. Eén ding echter stond bij mij vast: in dit huis kon ik niet langer blijven. Na wat Leopold Reiner mij zoo even gezegd had. gedoogde mijn eer dat niet. Ik weet wel, dat die „eer" iets is, wat tegenwoordig nogal licht geteld wordt; maar ik voelde Reiner's woorden ais een smaad, en misschien was dit wel in ver dubbelde mate het geval, omdat zooals ik zeide in het verwijt omtrent mijn studie wel eenlge waarheid lag. Het is een bekend verschijnsel, dat in zoo'n geval, juist het verdiende van den smaad, dezen wel eens moeielijker te dulden maakt. Mijn stiefvader had zich er niet tegen verzet, dat mijn moeder de kamer verliet: ik was dus nu met hem alleen. Eenigszins tot mijn verbazing zelde hij niets meer, trad naar buiten op het bal- con en zag daar den stoel staan, waarop ik gezeten had. Met een ruk draaide hij zich om. ,.Bah! Je hebt daar zitten luisteren! zeide hij en liep daarop regelrecht op de kamerdeur toe, die hij met een smak achter zich sloot. Ditmaal was zijn verwijt stellig onver diend, maar bij die vroegere gelegenheid vele maanden vroeger zou het al weer niet geheel onverdiend geweest zljpt Misschien daarom maakte het mij nu dubbel boos. Ik had nu evenwel ruimschoots gelegen heid tot een normale gemoedsstemming terug te keeren, te meer omdat ik dade lijk daarop mijn stiefvader de woning hoorde verlaten en hem vervolgens op straat zag, den „Ring" volgende in de richting van de ..Kartnerstrasse". Mijn moeder vond ik in de muziekka mer. Zij zat op de tabouret voor den vleugel, met de handen in den schoon strak vóór zich te kijken. De bladen van haar compositie lagen op het deksel van den vleugel. Zij was zóózeer in gedachten verdiept, dat zij mij niet hoorde binnen komen. Daardoor werd mij de gelegenheid geboden, haar gezicht te zien, voordat zij wist, dat ik dit doen kon. Ik herkende het bijna niet. In plaats van de stille, berustende uitdrukking, waarover ik vroeger reeds gesproken heb. lag er nu een trek van vastberadenheid, ja van onverzettelijkheid op. De laatste brutale aanranding van haar recht ais vrije kunstenares, scheen de droppel ge weest te zijn, die den beker had doen overloopen. „Moeder" zeide ik, nadat ik korten tijd stil naar haar had staan kijken, .,lk ben gekomen om met u te overleggen; zóó kan het niet langer doorgaan." Zij hief het hoofd op en keek mij recht in de oogen. „M'n jongen" zeide zij. „Ik geef je volkomen gelijk, wanneer je je beleedigd voelt." ,.Maar u moeder!" „Wij spreken nu niet over rajj" aet- woordde zij. „Mijn man heeft in zooverre gelijk, dat het voor jou niet aangewezen is, je te bemoeien met de verhouding tus schen hem en mij." ..Maar, als ik voor mijn oogen zie, dat U lichamelijk en zelfs geestelijk achteruit gaat Zij onderbrak mij met een heftig ge baar. „Dat is voorbij!" zeide zij. „In de laatste maanden van ernstig werken heb ik mijn energie teruggekregen. En dat heb ik aan jou te danken. Albert, omdat je mij ertoe gebracht heb. mijn krachten aan die prijsvraag te wijden. Ik heb ont dekt. dat ik nog werken kón..-.." „Dat hoopte ik, moeder!" „Des te kwellender is voor mij het ge voel" aldus vervolgde zij, ,.dat ik het geweest ben, die je in mijn vroegere, moedelooze stemming den verkeerden raad gegeven heb, ontrouw aan je roeping te worden." „Het is nog niet te laat. moeder!" zeide ik. „Ik zal mijn studie (eigenlijk is het nooit „studie" geweest!) als ingenieur er aan geven en mij toch nog geheel aan de muziek wijden ,.En het geld „Maak u daarover geen zorgen, moeder! Er zijn heel wat kunstenaars, die als arme stakkers begonnen zijn „En geëindigd ook!" viel mijn moeder mij in de rede. ,Ik zie intusschen, dat je het een of andere plan gemaakt hebt. Wat denk je te doen „In de eerste plaats denk ik mijn eigen weg te gaan en geen nacht langer te blij ven onder het dak van mijn stiefvader!" HOOFDSTUK IV. Ik trek naar buiten. Het was met de groote geestdrift, maar ook met het egoisme van de jeugd dat ik deze woorden gesproken had. Ik had er mij nauwelijks rekenschap van gegeven, dat, zoo ik aan mijn voornemen gevolg gaf, ik mijn moeder, in haar moeilijke omstandigheden alleen moest achterlaten! Maar mijn moeder dacht bij dit alles niet aan zichzelf. ..Ik geef je groot gelijk" zeide zij. „En maak je over mij maar niet ongerust. Van nu af zal ook ik, als kunstenares, mijn eigen weg gaan: ik voel daartoe de kracht weer in mij." „En als uw man U dat onmogelijk maakt „Ik zal zorgen, dat hij het mij niet on mogelijk maken kan!" Zij zweeg even en vervolgde toen: „Maar je kunt toch zóó maar niet weg gaan, Albert! Je kunt toch niet zonder geld, de wereld intrekken' Ik kan je maar een kleinigheid meegeven: hoe zou je aan geregelde inkomsten komen? „Ik weet het nog niet. moeder! Maar ik zal er door heen rollen, dat staat vast! Laat mij de zaak nog eens overdenken." „Blijf ten minste den komenden nacht nog hier: overijl je niet, Albert!" Leopold Reiner kwam niet naar huis voor het avondmaal; en toen, om tien uur. mijn moeder en ik elkander goeden nacht wenschten, was de heer des huizes nog niet terug. Ik was bij dat goedennacht zeggen 'n beetje bewogen, tengevolge van zekere gedachten, die gedurende den avond bij mij waren opgekomen en zekere plannen, die ik was begonnen te maken. .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5