Bezoek van de Koningin en de Prinses aan de provincie Groningen
DE VLUCHTELING
75ste Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
PRIJSVRAAG-FEUILLETON.
HET BEZOEK VAN DE KO
NINGIN EN DE PRINSES
aan de provincie Groningen.
Het fanfare-corps van Onst
wedde speelt tijdens het bezoek
der hooge gasten.
DE LUT1NB-TOREN op zijn reis van Amsterdam naar Terschelling, waar wederom
een poging gedaan zal worden om het Lutine-goaid te lichten. De toren na het passeeren
van de Oranjesluizen.
MISS BATTEN een meisje
uit Nieuw Zeeland, dat op haar
solo-vlucht EngelandAustralië
Amy Johnson's record sloeg
DE KONINGIN EN DE PRINSES IN DE PROVINCIE GRONINGEN. De vorstelijke
personen hartelijk toegejuicht door de inwoners van Onstwedde.
IN DE GOEDE STEMMING. De Hollandsche voetbalploeg poseert op de doorreis
naar Italië op het station Mannheim voor den fotograaf. Mol heeft een harmonica
meegenomen.
GöRING IN ATHENE. De
Pruisische premier op den
Acropolis.
DE DICTATUUR IN BOELGARIJE. Soldaten op het Domplein te Sofia tijdens de
bezetting der stad door de troepen.
Roman door IVANS.
||l
.Kun jij dat vragenvroeg zij.
fioe duizendmaal heb je mij niet gezegd,
|ot middelmaat in de kunst niet op haar
Plaats is en dat een middelmatig talent,
I "at zich geheel aan de kunst wijdt, zijn
I ®?eluk tegemoet gaat.'
I Dat had betrekking op jou, maar niet
19 hém" antwoordde mijn stief -
I 'Her ruw.
1„Geloot je dan, dat hij een groot talent
I Weiti"
„Bij is een man!"
De toon, waarop deze vier woorden wer-
J® uitgesproken, had iets onzeglijk kwet-
voor de vrouw, tot wie zij gericht
wen. Er lag duidelijk als of hij het
»tt zooveel woorden gezegd had in op-
rapten, dat een vrouw geen groot talent
Wbben kón.
Laat mij dadelijk zeggen, dat dit inder-
Jpl de bekrompen en ouderwetsche
™iawijze was van mijn toch zoo genialen
''-"vader. Het was een van de redenen,
'•arom hij aan het talent van mijn moe-
i»r
„looit recht had laten wedervaren.
I --iJ moeder antwoordde niet, maar aan
uitdrukking van haar gezicht en aan
Mos, die dit plotseling bedekte, be-
rttP ik, hoe pijnlijk die enkele woorden
~jr getroffen hadden.
J 'as ik als 18-jarlge! weinig
1 jWsenend en nog minder bezadigd. De
'i waarop mijn stiefvader gesproken
had, maakte mij bitter-boos. Ook werd
daardoor bevestigd, wat ik in den laatsten
tijd was gaan vermoeden omtrent de wijze,
waarop mijn stiefvader het talent in zijn
vrouw, als opzettelijk, trachtte te fnuiken.
Ik sprong, in het vuur van mijn veront
waardiging, van mijn stoel op.
„Ziet u moeder's talent soms voor mid
delmatig aan?" vroeg ik; en laat mij
erkennen, dat de toon, waarop ik die vraag
stelde, verre van eerbiedig was.
Mijn stiefvader keek mij aan, met op
rechte verbazing in zijn blik.
„Tut, tut!" zeide. hij. „Waarom zoo
verontwaardigd, Albert? Je moeder zelve is
het met mij eens, dat haar talent niet
meer dan middelmatig is. Niet waar,
Anna?"
Zij zag strak voor zich uit, maar zeide
niets.
„Niet waar, Anna?" herhaalde mijn
stiefvader met aandrang.
Toen knikte de aangesprokene schier
onmerkbaar.
Opeens kwam er een gevoel over mij,
dat nieuw voor mij was; een gevoel van
haat tegen mijn stiefvader. Het was voor
mij moeielijk te verkroppen, nu ik zag,
dat hij mijn moeder als 't ware dwong, de
middelmatigheid van haar eigen talent te
erkennen en dat nog wel in tegenwoordig
heid van mij, haar eigen zoon! Bovendien
was het verleden daar, om aan te toonen,
dat zij zéér talentvol was!
„Als haar talent dan middelmatig is, is
het dat geworden sinds zij te Weenen op
het punt van de kunst vegeteeren
moet!" zeide ik heftig. „In Holland was
het anders."
„Jawel, jawel!" zeide mijn stiefvader,
die, tegenover mijn heftigheid irriteerend
kalm bleef. „Holland is Oostenrijk niet en
Amsterdam verschilt nog al wat van Wee
nen. Bij ons stelt men zwaardere eischen."
Deze woorden werkten als olie op het
vuur. Ik wist immers, dat op muzikaal ge
bied publiek en kritiek in Holland lang
niet „gemakkelijk" zijn. Ik was op het
punt een antwoord te geven, dat ongetwij
feld nog veel heftiger geklonken zou heb
ben dan wat ik vroeger gezegd had, toen
mijn moeder mij met een gebaar het zwij
gen oplegde.
„Stil, Albert!" zeide zij. „Het is nu
genoeg geweest. Ik vind, dat wij nu dit
gesprek maar staken moesten."
En toen deed ik iets, dat geheel bij mijn
18 jaren paste, maar toch niet verstan
dig was.
„Ik zal niets meer zeggen, moeder!"
zeide ik. „Alleen wil ik u nog dit verzeke
ren: ik zal uw raad opvolgen en geen be
roepsmusicus worden
„En waarom niet?' vroeg Leopold
Reiner.
„Omdat ik anders vrees, dat u mij even
zeer in mijn carrière hinderen zult als u
dat moeder gedaan hebt."
Het volgende oogenblik had ik de kamer
verlaten.
Van dit oogenblik af dateerde een toe
nemende antipathie tusschen mijn stief
vader en mij. Beiden trachtten wij die te
verbergen, maar nu en dan vlamde zij
plotseling weer op.
De beslissing, die ik zooals men dat
noemt „met een dollen kop" genomen
had, speet mij, van achter-af beschouwd.
Ik had mij laten inschrijven als student
aan de Technische Hochschule te Weenen
en studeerdemet mate. Ik kwam wel
vooruit, maar langzaam. Het was dit
ontdekte ik al spoedig zonder twijfel
mijn roeping niet om ingenieur te worden.
Maar in den grond was ik even vasthou
dend en koppig als mijn stiefvader. Tegen
over hem wilde ik niet bekennen, dat ik
een verkeerde keuze gedaan had. Daarom
hield ik vol, maar ik voelde mij alles be
halve gelukkig.
Daarbij kwam de steeds toenemende
spanning thuis.
Ik was nu gekomen op een leeftijd,
waarop men niet alleen meer let op de
dingen, die rondom iemand gebeuren,
maar daaruit ook juistere gevolgtrekkingen
leert maken, vooral wanneer men weet, in
welke richting men kijken moet
Ik zag, als het ware voor mijn oogen, hoe
het talent van mijn moeder stelselmatig
onderdrukt en verwoest werd door het
arrogante genie van mijn stiefvader. Dik
wijls heb ik mij afgevraagd, of bij dezen
daarbij boosaardigheid voorzat, maar ik
kan dit niet aannemen. Vooroordeel en het
egoïsme van een zelfzuchtige genialiteit
waren hier in het spel. Maar het resultaat
ervan was, dat mijn moeder meer en meer
overtuigd raakte van haar eigen inferiori
teit. Wanneer ik haar aan vroegere
triomfen herinnerde, dan scheen haar dit
pijn te doen. Zij schudde dan het hoofd en
zeide meestal: „Die tijden zijn voorbij,
Albert, ik ben nu een oude vrouw."
Nu was niets minder waar.
Zij was op het oogenblik, waarop dit
ware verhaal van mijn zonderlinge avon
turen begint eerst 42 jaar. Want zij
was pas pas twintig, toen zij met mijn
vader trouwde. Zij was een groote, impo
sante vrouw met 'n mooi, regelmatig
gezicht en diep-blauwe oogen, die in de
laatste jaren iets lijdends gekregen had
den. Toch kon men niettegenstaande
alles niet zeggen, dat zij in haar tweede
huwelijk ongelukkig was. Juist doordat zij
ik heb nooit goed begrepen, dat zij in
dit opzicht bijna zonder strijd zwichtte
haar eigen talent zoo sterk had leeren
onderschatten, had zij haar man voor zich
gewonnen, die nu wat hun gemeen
schappelijke kunst betrof den baas
over haar speelde, maar in andere dingen
oplettend én soms zeer hartelijk voor
haar was.
Wat mijzelven aanging, ik begon, naar
mate ik ouder werd, mijn stiefvader mee
steeds groeienden weerzien te beschouwen,
omdat ik, tot op zekere hoogte, in mijn
moeder een slachtoffer zag van zijn domi-
neerend karakter.
HOOFDSTUK EI.
Wrijvingen.,
Vóórdat ik terugkeer tot mijzelven op
dien mooien zomeravond, moet ik nog
één gebeurtenis kortelijks vertellen, omdat
zij het optreden van mijn stiefvader zoo
duidelijk karakteriseert en tevens nog dui
delijker zal maken, waarom de tusschen
hem en mij bestaande antipathie, althans
mijnerzijds, meer en meer het karakter
van haat aannam.
De concertmeester van een van de
groote Weener orkesten, waarmede mijn
stiefvader nog al eens concerteerde, was
hoewel zelf een niet onverdienstelijk kun
stenaar een nederig bewonderaar van
Leopold Reiner. Ik lag hier den nadruk op
het woord „nederig", omdat de man zich
eigenlijk, op grond van zijn eigen muzikale
gaven, ook tegenover den grooten Meester
wat meer had kunnen laten gelden. Maar
hij was plooibaar, misschien wel zwak van
karakter en beschouwde het als een groote
eer, dat mijn stiefvader hem zijn vriend
schap geschonken had en hem nog al eens
aan tafel inviteerde.
(Wordt vervolgd).