LEIDSCH DAGBLAD largang Donderdag 24 Mei 1934 No. 21 TWEELINGEN 1EUC6 door DE T.TT.T.F. HOGER WAARD. |Hans waren tweelingen, die zóó. aar leken, dat geen vreemde ■kaar kon houden en zelfs de fnülieleden wel eens moesten aat mij even je linker oor zien ken, of je Tom of Hans bent!" |n.l. een zwart vlekje op dat oor, zóó klein en weinig opvallend, I onderscheidingsteeken kennen J het verschil te weten, lens vonden 't zelf wat leuk, dat Iwijls voor elkander werden aan- 1) waren als echte tweelingen peldelijk van elkander, vooral als ,vaad uitvoerden. was van oordeel, dat Tom en j rakkers waren. Wat de één niet lerzon de ander en dikwijls lagen nadat Moeder „nacht" had ge- |nog in bed te fluisteren en inge- lachen bij de voorpret over 't dere dolle plan, dat ze weer eens ladden. avond toen Moeder meende, engels al lang in den dut waren gde het edele tweetal zich op een ie ze den volgenden middag een pef, die aan den anderen kant dorp woonde, zouden bakken, 't 1 door hen samen bedacht, doch [zich uit mogelijke moeilijkheden ii redden, als het vuur hun te na |henen werd gelegd, zou Tom de zijn, zich haastig uit de voeten Hans plotseling op het terrein |n om den neef aan den praat te bij hoog en laag zijn onschuld ■n. lzat prachtig in elkaar; 't kwam maar op de uitvoering aan! En lijde vooruitzicht: hun vrijen middag zoo goedte besteden, weldra als rozen. Niemand die Eustig in bed zag liggen zou ge- bben, dat er weer iets in hun pokte, 't Waren beste jongens sliepen! llgenden middag aan de koffie- Ihet Moeder wel op, dat de twee aar nu en dan veelbeteekenend maar zij dacht, dat dit was bij lering aan 't een of ander, dat zij gen op school beleefd hadden. Zij niddag met Gonny, de oudste van |al, naar de stad gaan om een de laatste te koopen en nog ndere boodschappen te doen, ter- |r als eiken dag in de week pas uur uit de stad terug kon zijn. lens, die Moeders plannen met in- I vreugde vernamen, waren haar 1 dankbaar, dat zij Gonny mee- pt hoewel zij heelemaal niets te- ouder zusje hadden, waren er |eens«oogenblikken zooals van- I— dat zij het een rustig denk- Iden: de heele familie in de stad [praatte zóó druk over de inkoo- Moeder en zij moesten doen, de en plaatwinkels, die zij vooral limen moesten te gaan zien, dat ders aandacht in beslag nam en koor waren zij hun zus dankbaar, puimen wel eens handig zijn, misschien wel 't meest, als zij er zelf niet het minst erg in hebben! Nauwelijks waren Moeder en Gonny dan ook met de tram vertrokken, of Tom en Hans, gingen samen op pad. Bij de brug over de vaart scheiden zich hun wegen, daar Hans, die zijn hengel en verder visch. gerei bij zich had, rustig aan den kant van het water ging zitten in de hoop een vlsch- je te verschalken en Tom in zijn eentje zijn weg vervolgde, welke leidde naar het huis van den bewusten neef, dien ze altijd „Oom Piet" noemden. Nu had deze Oom Piet een grooten moestuin, die met zijn vele bessenstrulken een verbazende aantrekkingskracht voor de jongens had. Helaas was Oom Piet niet erg scheutig en scheen 't eenvoudig niet bij den man op te komen de jongens eens te laten genieten van het vele fruit, (er waren ook appel- en pereboomen!) dat zijn tuin opleverde. „Hij is zeker bang, dat we buikpijn krij gen!" meende Hans en Tom was het daar mee geheel eens. De bengels wisten, dat het middagdutje van Oom Piet het eerste half uur nog niet uit was. Gelukkig kun je in een half uur heel wat bessen plukken en het jam-em mertje, dat Tom van Moeder „geleend" had, gemakkelijk vullen. Als 't halve uur om was. zou Hans aan de voordeur verschijnen. Oom Piet aan den praat houden en Tom van de gelegenheid gebruik maken door naar de brug over de vaart terug te keeren, waar hij met de bessen naast zich op zijn beurt aan 't visschen zou gaan. Zoodra Hans zich weer bij hem voegde, zouden zij den bult ver- deelen. Overtuigd van de wiskundige zekerheid, dat alles van een leien dakje zou gaan, werd het plan door de jongelui met de grootste kalmte en nauwgezetheid uitge voerd. Zelfs Gonny kon immers niet op de fiets voorbijkomen! Niet dat deze hen verraden zou hebben, maar er was iets in de jon gens, dat het beter oordeelde er hun zus heelemaal buiten te houden. Nadat Tom zich ervan overtuigd had, dat hij uit de keuken niet gezien kon worden, ging hij aan 't plukken en aan 't eten. Hij merkte echter niet, dat het zolderraam open stond en Oom Piet, die dien middag wat vroeger dan gewoon lijk gerust had, hem gadesloeg. Als hij er ook maar een flauw vermoe den van gehad had Na een half uur, terwijl Oom Piet nog voor het open zolderraam stond, werd er gebeld en daar de huishoudster haar vrijen middag had en uit was, ging hij naar beneden om open te doen. Daar zag hij plotseling één der twee lingen voor zich staan, 't Kon onmogelijk de bessendief zijn! Dien had hij immers nog bij de bessenstruiken gezien, terwijl er gebeld werd! Oom Piet begon iets van hun boos op zet te begrijpen. Hij hield zich echter heel onnoozel en vroeg, wat de jeugdige be zoeker verlangde. Hans zei, dat hij „zoo maar 's" kwam, 't geen den argwaan van den ouden heer deed toenemen. Doordringend keek hij den jongen aan en zei: „Blijf even hier op me wachten, want lk geloof, dat er dieven in den tuin zijn!" Plotseling schoot de gedachte: zijn broer te waarschuwen door Hans' bol, maar Tom was misschien al lang weg en dan zou hij hem verraden! Hij had met opzet niet den weg langs den tuin genomen, teneinde niet in de verzoeking te komen door eenig teeken van verstandhouding de aandacht te trekken. De jongen werd vuurrood. Als Tom nog ln den tuin was Oom Piet deed echter, of hij niets be merkte, scheen zich bedacht te hebben en zei: „Eigenlijk is 't nog beter, als Je met met me meegaat!" Niet bepaald opgewekt liep Hans naast den ouden heer den tuin in. Maar hij vroolijkte toch weer op, toen hij zag, dat Tom in geen velden of wegen meer te zien was. Ze waren Oom Piet toch lekker te slim af geweest! En wat liepen hun horloges prachtig gelijk! Daar waren zij de bessenstruiken reeds genaderd. Bijna begon Hans te lachen; hij beet zich op de lippen om ernstig te blijven. Plotseling greep Oom Piet hem stevig bij zijn arm en vroeg op strengen toon: „Weet jij ook, wie mijn bessen geplukt heeft?" Verschrikt keek Hans naar den ouden heer op, terwijl hij stamelde: „Ik ben hier niet geweest!" Oom Piet, die den jongen in zijn ijze ren greep gevangen hield, riep boos uit: „Hans of Tom, wie je dan ook bent, je blijft mijn gevangene, totdat ik weet, wie de bessendief is!" Hij sleepte hem mee naar huis en den kelder in, waar Hans over hun „grap" kon nadenken. Inmiddels vond Tom, dat het toch erg lang duurde, vóór Hans terugkwam. Hij zoutoch niet verdacht worden van een plannetje, dat zij wel samen op touw gezet, maar hij toch eigenlijk uitgevoerd had?.... Reeds was Tom opgesprongen om voor den tweeden keer dien middag den weg naar Oom Piet af te leggen. Weer deed de oude heer zelf open. Barsch vroeg hij: „Wat moet je?" Tom liet zich echter niet uit het veld slaan en antwoordde: „Ik ik wou u even zeggen, dat lk. „De bessen geplukt heb?" maakte Oom Piet den zin af. Tom knikte. Plotseling klaarde het gezicht van Oom Plet heelemaal op en zei hij: „Jullie zijn flinke jongens: de een ver raadt den ander niet en de ander komt eerlijk voor zijn misdaad uit. Ik weet niet of, jij Hans of Tom bent, maar dat kan mij niet schelen!" Hans werd nu uit zijn gevangenis ver lost en hoorde tot zijn onuitsprekelijke verbazing. Oom Piet tegen zijn broer en hem zeggen: „Komen jullie Zaterdagmiddag samen maar terug om bessen te plukken, maar aan de voordeur aanbellen, hoor!" Dat beloofde het tweetal en nooit heb ben zij weer vruchten bij Oom Piet ge stolen, diep beschaamd als zij waren, dat de oude heer het hun niet alleen vergaf, maar hun ondeugd zelfs beloonde. „Oom Piet is de bovenste beste! zei Tom op den terugweg naar huis en Hans was het heelemaal met zijn tweeling broer eens. (Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 11