Stille rondgang in den Haag - Vertrek „Christiaan Haygens VEILIGE HAVENS 75,le Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. door BASIL KfflG. (Uit het Engelsch). [„Ik kies niet. Ik kan niet anders. Het Tit niet om hetgeen iemands leven be- ®rt, het gaat om hetgeen men lief [ft. Ik ben een van die menschen, voor niets gaat boven liefde. Zeker, het ten zwak vooral In een man maar to ben lk nu eenmaal." ■Indien het voornaamste wat Je be- ®5?t, liefde is. [Zoa het dan de Jouwe niet kunnen zijn, Jk zou trachten redelijk te zijn nu toch zooveel concessies moeten wor- gedaan." nist," haastte Tom zich te zeggen, bebt u het op de juiste wijze gefor- leerd! Ik vraag niet om het doen van .cessies. Zoodra dat noodig zou zijn l*J lk van de heele zaak niet meer weten, zou niet in uw gezin kunnen komen, wist, dat u terwille van mij con- zoudt doen." Iht kan ik niet in ie afkeuren," sprak jjjtelaw. I "om trachtte zijn toestand duidelijker Ije verklaren. „Heel wat jaren geleden zat Ijcens in den trein, die langs de Hudson |hed. ik was, na pupil van den Staat te ■Km geweest, met den man, die me als I Joon had aangenomen, op weg naar New lïctk. Op de rivier .was een stoomboot, waarnaar ik keek. Ik wist niet uit welke haven zij kwam, en evenmin naar welke zij ging. En toen dacht ik: die stoomboot doet net als jij zelf. Ik wist ook niet uit welke haven ik kwam, en evenmin naar welke ik op weg was. Maar nu lk drie en twintig ben althans indien dat mijn leeftijd is merk ik op mijn zwerftocht telkens een veilige haven te zijn binnen gevaren, waar ik door de menschen werd opgenomen, en waar zij goed voor me waren. Dat heeft het me mogelijk ge maakt mijn reis te vervolgen." „Mooie veilige havens," viel de moeder in de rede, „vol met ex-gevangenen en moordenaars!" „Zeker, en toch waren het veilige ha vens. De ex-gevangenen en moordenaars waren vriendelijk. Een jongen, die geen thuis heeft, vraagt niet naar de recht schapenheid van menschen, die hem voedsel en onderdak en kleeren verschaf fen en wat nog meer zegt: die hem het allerbeste schenken, waartoe hun hart in staat is. En nu ik het leven in die veilige havens ken een tijdje in de eene, dan weer in een volgende wensch ik geen onveilige haven binnen te varen, zelfs al was ik er geboren." Overeind springend, kwam Tad op hem af. „Weet je wat je volgens mij bent? Een ezel!" .Heel waarschijnlijk heb je gelijk. Ik probeer je alleen maar duidelijk te ma ken, waarom ik niet je broer zou kunnen zijn pelfs al was ik je broer." „Neen, alleen maar omdat je het niet wenscht te zijn en dat weet je zelf verduveld goed!" „Zoo kan je het ook uitleggen maar lk doe het zoo niet." Met een loome beweging stond Llly op, en sprak zonder tot iemand speciaal het woord te richten. „Als jullie het mij vraagt, geloof ik dat hij een flinke kerel is. Ik zou ook niet in een gezin als het onze willen komen niet zoolang het er zoo raar toegaat." „Wacht nog even, Lily," riep Whltelaw uit, terwijl zij langzaam naar de deur liep. Ook hij was opgestaan. „Jullie hebt allen je oordeel eerlijk uitgesproken. Ik zal dat in geen van jullie afkeuren. Maar nu wensch ik dat iedereen goed begrijpt" hij wees naar Tom „dat hij mijn zoon is. Ik weet dat hij het is. Ik maak aanspraak op hem als mijn zoon. Wat hij zelf ook moge zeggen maakt voor mij niét het geringste verschil." Tom ging naar hem toe, en vatte zijn nand. „Ja, mijnheer Whitelaw, u bent mijn vader. Ook ik weet het, en lk maak ook mijnerzijds aanspraak op u. Maar hier moeten we halt houden. Verder kun nen we niet gaan. Ik zal in elk opzicht uw zoon zijn, behalve Hij keek ieder een aan „behalve in dien zin, dat ik uw erfgenaam zal zijn, of een lid van uw gezin. Dat kan ik niet. Maar tusschen u en mij is alles in orde." Op waardige wijze verliet hij de kamer. Toen hij Tad passeerde, knikte hij en zei: „Dank je wel!" Tot Lily zei hij: „Ook Jou dank ik voor hetgeen Je te mijner verde diging gezegd hebt." Toen hij bij de moe der was gekomen, die hij niet kende, en die hem niet kende, maakte hij een diepe buiging. Weer achter haar theetafel zit tend. reikte zij hem haar hand, die hij in de zijne nam, en kuste. Hij hoordé nog haar zucht, die op een snik leek, toen hij in de ruime, half duistere vestibule kwam. Van Hildred had hij geen afscheid ge nomen, omdat hjj begreep, dat zij zou doen, wat zij dadelijk daarop ook deed. Maar dat zij daarbij de woorden zou spreken, die hij hoorde, kon-hij niet voor uit weten. „Ik ga met hem mee, lieve mevrouw, maar zal niet lang wegblijven. Ik wil niet, dat hij zoo alleen weggaat, omdat om dat ik van plan ben met hem te trouwen." HOOFDSTUK XLVTI. Terwijl zij de stoep afgingen, nam ze zijn arm. „Tom, mijn lieveling, ik ben trotsch op je. Nu weten zij hoe het tus schen ons staat." ,,'t Was prachtig van je, me zoo te steu nen. 't Geeft me zoo machtig veel moed, dat je niet bang bent geweest te zeggen, dat wij bij elkaar behooren. Maar je be grijpt, dat hetgeen ik zooeven heb ge zegd. ons verder van elkaar zal ver wijderen." „Ik zou niet weten waarom. Vader heeft gezegd, dat ons engagement er eerst dan door is, als je erkend bent als den zoon van mijnheer Whitelaw en dat is ge beurd. Hij heeft nooit gezegd dat je de zoon van mevrouw Whitelaw meest wor den. Dit is een geval waarin in 't bijzon der de vader meetelt". „Maar ik zou nooit iets van zijn geld kunnen aannemen, behalve dat, wat ik verdien". „O, dat zou me niets kunnen schelen". Zij staken de Avenue over en liepen het Park in, omdat het de geschikste plaats was voor menschen als zij, die aan de drukte op straat wilden ontkomen. Vroo- lijk was het er op zoo'n middag in Mei echter wel. Ruiters reden er in korten galop op de ruiterpaden, wandelaars kui erden op de voetpaden, kinderen waren aan het spelen, en vogels vlogen met strootjes en draadjes af en aan om hun nesten te bouwen. Maar de opgewektheid van Tom en Hildred kwam voort uit hun innerlijke blijheid. „Maar je begrijpt niet hoe arm we zul len zijn". „Zoo, begrijp ik dat niet? Denk je soms, dat ik geen oogen heb? Ik verwacht niet anders dan dat we 't heel zuinigjes zullen moeten aanleggen, als we trouwen een tijdje tenminste. Maar ik zal zelf 't huiswerk doen, evenals de meeste jonge vrouwen, die ik ken". „En je hebt altijd zooveel gepraat over dienstboden?" „Jawel, lieve Tom, maar dat gold alléén voor dat onbewoonde eiland, waar we heelemaal alleen zouden zijn. Maar dat eiland zullen we niet vinden behalve in ons hart." „Maar zelfs buiten zoo'n eiland, had ik altijd gedacht, dat als een meisje, zooals jij, getrouwd was. „Dat ze dan minstens een huishouden ging opzetten, zooals het onze op het Louisburg Plein. Zeker, dat gebeurde ook maar twintig of dertig jaren geleden, t Spijt me je te moeten zeggen, dat dit nu niet meer zoo is, Als je van revolutie spreekt, dan heeft dfe zeker In dat op- zloht plaats gehad. Met de huishuur en de loonen van tegenwoordig, moet een jong paar heel eenvoudig beginnen; daarvan weet ik meer dan je denkt." Hij lachte. „Dat merk ik." „O, ik kan koken, en naaien, en bedden opmaken, en het vaatwerk wasschen. (Slot volgt), j EES VROOIJJK AFSCHEID. Uit de Amsterdamsche haven vertrok de „Christiaan Huy- gens" voor een Pinksterreis naar Hardanger. Serpentines vormen bij. het afscheid de spoe'dig .verbroken band met den vasten wak DE BEIDE OCEAAN VLIEGERS 8ABELL1 ES POND (RECHTS) i—na huil landing in I Ierland. Achter hen net vliegtuig, dat tegen een dijk geftoopen, is bij de landing. Stille rondgang ooor den orede. Vijfduizend NederlandecKe vrouwen hebben gisteren in "den Haag een stille rondgang gehouden, om van Haar vasten vredeswil op Volkenbondsdag te getuigen. De stoet op het Malieveld, waar de opstelling plaats vond. DOOR EEN TOETAL gelukte het een fotograaf 'deze scène in het Sequoria Nationale Park (Amerika) te fotografeeren. Een leeuw Bp ringt op zijn buit. ITALIë'S JONGSTE PILOOT. De tweede zoon van Mussolini, Vittorio, heeft met goed gevolg zijn vliegersexamen afgelegd. HET BAL DER DEBUTANTEN in Dor chester Hotel te Londen. Prine George en mrs. Maxwell op het bal.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5