Het a.s. Eeuwfeest
|van de Maatschappij voor Toonkunst
Instelling van groote cultureele beteekenis.
75s1' Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 9 Mei 1934
Derde Blad No. 22740
Eenige belangrijke historische feiten.
Een Sieraad voor onze Stad!
O
O
Hierboven het tegenwoordige bestuur der „Maatschappij voor Toonkunst" te Leiden.
Van l.n.r. zittend mej. H. W van de Sande Bakhuyzen (bibliothecaresse). G. W.
OToen (secretaris), A. D. Vijgh (voorzitter), Mr. G. H. Nord Thomson (vice-voor-
zitter) en M. H. A. Juta (penningmeester). Staande van l.nx. jhr. ir. A. C. von Weiier,
dr. H. W. Borgerhoff Mulder, A. J. Koster Hzn. en G. R. D. Crommelin.
|2 Mei a.s. bestaat onze .Maatschappij
Toonkunst" wèl te onderscheiden
de aid. Leiden der Maatschappij tot
rdering der Toonkunst, het z.g. Toon-
or 100 jaar!
|fïn «uw lang is zij het leidende lichaam
in het muzikale leven onzer stad:
i cultureele beteekenis kan van zeer
bïe waarde genoemd worden! Immers:
It: slechts heeft zij door haar Muziek-
feo! tij voortduring een uitnemende taak
p muzikaal-paedagogisch gebied vervuld,
daarnaast kunnen wij den invloed,
fele uitging van de jaarlijksch georgani-
side concerten en waarop meerendeels
(npjioote orkesten en beroemde solisten
itceheele wereld zich deden hooren, niet
genoeg aanslaan!
|l'wraanstaande personen uit onze stad
i altijd zitting gehad in het bestuur:
|croegen er zorg voor dat het onderwijs
trouwd ward aan leeraren die in
r opzicht bevoegd waren goed muziek-
wijs in welk opzicht zooveel „beun-
nj" bestond en dikwijls nog bestaat
|«ven. De taak dezer bestuurderen is
:er een gemakkelijke geweest: bij het
«bladeren der uitgebreide jaarversla-
b ontwaart men met ontzetting, hoeveel
dikheden telkens en telkens weer
wonnen moesten worden, om het
De heer A. D. Vijgh.
Voorzitter van de Maatschappij.
hoofd boven water te houden. Maar dank
zij een gelukkig inzicht en een voorzich
tig financieel beheer mocht men er steeds
in slagen inzinkingen, die zelfs besprekin
gen over een definitieve opheffing van
school en maatschappij tengevolge had
den, tc boven te komen!
Het is moeilijk te schatten, hoevelen
door het beteekenisvoüe werk der Maat
schappij die altijd zonder gemeentelijke
subsidie moest werken het begrip en de
liefde voor „Vrouwe Musica" in deze 100
jaren zijn bijgebracht. Wij mogen vast
stellen, dat diverse generaties van den
voortreffelijken arbeid dezer Maatschappij,
welke zich het geven van „min kostbaar"
onderwijs en concerten ten doel had ge
steld, hoogelijk geprofiteerd hebben, tot
heil hunner geestelijke ontwikkeling en die
van hun nageslacht. Tot op den huidigen
dag, die. naar het heet. aan zulk een groote
oppervlakkigheid en aan geringe belang
stelling der serieuse muziekbeoefening lijdt,
toe!
Een belangrijk jubileum staat ons dus te
wachten! Door omstandigheden moet de
eigenlijke jubileumdag ongemerkt voorbij
gaan: de drie herdenklngsuitvoeringen zijn
gelijk gemeld vastgesteld op 16 (met
receptie van het Bestuur) 18 en 23 Mei.
Heden is het de dag waarop het lezens
waardige en aantrekkelijk geschreven her
denkingsboekwerkje verschijnt van de
hand van den tegenwoordigen secretaris
der Maatschappij den heer G. W. Groen,
■getiteld „Ons Eeuwfeest", vrucht van
nauwgezetten arbeid gedurende anderhalf
jaar en waarin op overzichtelijke wijze de
geschiedenis der maatschappij staat aan-
geteekend.
Aan de hand daarvan, alsmede uit an
dere bronnen, pubiiceeren ook wij. op
verzoek van het Bestuur, eerst heden
verschillende feiten uit de interessante
historie dezer Maatschappij.
Het beschrijven der vele „ups en downs"
zou kolommen vullen: hieronder dus en
kele hoofdzaken.
Nadat in Maart 1834 een circulaire was
rondgezonden, waarin de plannen tot op
richting eener Muziekschool werden uiteen
gezet vond op den 2den Mei 1834 in de
Stadsgehoorzaal een „algemeene vergade
ring van Leden-inschrijvers" plaats, bij
gewoond door 46 personen. Op den avond
van 12 Mei d.a.v. deed de toenmalige wet
houder mr. P. Cunaeus ten huize van dr.
G. Salomon, mededeeiing van het feit dat
op genoemde oprichtersvergadering tot
bestuursleden waren gekozen de heeren
Weth. Mr. P. Cunaeus president: prof. J.
Bake vice-president, dr F. J. Dozy, secr.,
dr. van Doeveren, penningm., J. Sleyffers,
J. Adiaans, dr. G. Salomon en prof. J. Geel.
Het viel aanvankelijk niet mee een be
hoorlijk schoollokaal te vinden, doch men
vond de „Stedelijke regeering" bereid, het
Stadsgebouw in de Breedestraat daartoe af
te staan. Op Woensdag 2 Aug. 1934 vond
de opening der school plaats onder het
directoraat van den heer A. Ie Lièvre, ter
wijl als onderwijzers optraden de heeren N.
J. Wetrens, H M. de Graaf, Knippenberg,
Vinkestüde en Schroder, belast met de
vakken klavier en zang, viool, alt, violoncel,
fluit en fagot, waarvoor zich 42 leerlingen
hadden ingeschreven
Het eerste half jarig klein-examen werd
afgenomen op 31 Januan 1835 in de Ge
hoorzaal en men betoonde zich enthousiast
over de resultaten Het blijkt al spoedig,
dat de school in een langgevoelde behoefte
voorziet, want ook de uitkomsten van het
eerste „Groot-Examen" dat in aanwezig
heid van B. en W. en van afgevaardigden
van de muziekgezelschappen ..Musis Sa
crum" en „Sempre Crescendo" plaats vond
op 13 Juni 1835. werden gunstig geacht.
Het succes hiervan heeft tengevolge, dat
ook de Gouverneur van Zuid-Holland zich
voor de school gaat interesseeren: hij ver
zoekt om gegevens, teneinde daarvan ge
bruik te maken bij het verslag aan de Sta
ten van Holland.
De school mag zich in een steeds groo-
tere belangstelling verheugen: bedroeg het
leerlingenaantal in 1836 86, in November
1839 waren er reeds 109 leerlingen
Inmiddels was eveneens een zangvereeni-
ging der Maatschappij opgericht en wel op
voorstel van den directeur van 10 Septem
ber 1839 zooals het heet tot behoud der
leerlingen die de zangschool verlieten en
om deze verder te bekwamen.
Deze liet zich voor 't eerst in het open
baar hooren onder leiding van den direc
teur den heer ie Lièvre op 20 April 1841:
men voerde het oratorium van Spohr „Die
letzten Dmgen" uit. alsmede den 130sten
Psalm van Fesca Ook dit concert leverde
het bewijs van de vooruitgang van Toon-
kust. Het werd op 20 April 1842 gevolgd
door een uitvoering van Mendelssohn's
„Paulus" in de Stadsschouwburg".
Een tegenvaller was wel, dat met Ingang
van 1 Jan. 1843 aan het vrije gebruik der
stadslokalen een einde kwam. Men ver
huisde tot 1 Mei van dat jaar naar de
Papengracht Wijk IV No. 574, terwij] de
repetities in een der kamers van het
hotel „Au Lion d'or" plaatsvonden. Na
dien kwam de school in een perceel aan
de Langebrug, eigendom van den kok
Antonie Mussert.
Helaas doofde het aanvankelijk enthou
siasme voor de Zangvereeniging, vooral
de heeren waren hieraan schuldig en
bleven van de repetities weg. Bij de viering
van het 10-jarig jubileum, met een feest-
concert in de Stadsgehoorzaal, was het
ledental dan ook belangrijk achteruitge
lopen. Het programma van dit concert
luidde: „Drie Lofzangen van L. van Beet
hoven" en Symphonie-cantate naar woor
den van de Heilige Schrift van Mendels
sohn. Tot 2 uur des nachts bleef men in
vriendschappelijk samenzijn bijeen.
Daar het gebouw aan de Langebrug
bouwvallig wordt, trekt men op 1 Mei 1847
In de woning van de weduwe Bevel op de
Pieterskerkgracht. Zoo snellen de Jaren
voort, waarin ook van de concerten wordt
genoten.
Men maakt melding van den zeer talent,
vollen en muzikalen kweekellng Nicolai,
een Luthersche weesjongen, bescherme
ling van Majoor d'Auzon de Boisminart.
Te zijnen behoeve wordt op 1 Mei 1849 een
concert georganiseerd, teneinde hem de
gelegenheid te geven zijn studiën aan het
Conservatorium te Leipzig voort te zetten.
De opbrengst bedraagt f. 992.47, Nicolai
vertrekt naar Leipzig; 17 April '49 komt
vandaar bericht, dat hij met gunstig ge
volg het toelatingsexamen heeft afgelegd.
Nicolai is, gelijk bekend, een der bekend
ste Nederlandsche componisten geworden.
De Leidsche muziekschool mag er dus
trotsch op zijn. diens eerste schreden op
muzikaal gebied geleid te hebben. Na
studies te Dresden. Parijs, Berlijn en
Weenen vestigde Nicolai zich voorgoed in
ons land: hij droeg o.a. op 19 Nov. '52 eigen
composities voor in de Pieterskerk.
Ondertusschen was de school overgegaan
naar het op de Ruïne gestichte nieuwe
Nutsgebouw (Steenschuur), waar zij ook
nu nog zetelt. Hier werd op 30 April 1850
de eerste vergadering der bestuurderen
t.w. de heeren A. Hartevelt Jzn. voorz.,
prof. J. Geel vice-voorz., dr. J. Leenmans
secr., J. A. Suzanna penningm., dr. G.
Salomon, A. L. Reimeringer, M. A. Kluit,
prof. G. J. Verdam en J. Adriaans gehou
den.
25 Maart 1851 werd de bekende heer A.
J. Wetrens als eerste onderwijzer aan de
school verbonden; 27 Jan. '55 volgde diens
broeder, de heer A. J. Wetrens hem op.
In 1853 werd in de Maatschappij opge
nomen de hier bestaande zangvereeniging
onder den naam van „Zangvereeniging der
Maatschappij voor Toonkunst".
Over het 25 jarig jubileum der Maat
schappij staat niets aangeteekend: waar
schijnlijk is dit niet herdacht.
Na het overlijden van den heer ie Lièvre
op 4 Jan. '60 brak er een moeilijken tijd
aan: er was zelfs sprake van opheffing
der school met ingang van 1 April van
dat jaar.
Tot nieuwe directeur werd benoemd de
heer Francois Hageman uit Leeuwarden.
Er kwamen verschillende mutaties: de
heer A. J. Wetrens nam ontslag, omdat hij
zich niet wenschte te onderwerpen aan de
controle van den nieuwen directeur. De
moeilijkheden stapelden zich op: tal van
leerlingen bedankten, het bezoek aan den
concerten verminderde, zoodat op 1 Juni
1866 een voorstel kwam de school op te
heffen en de maatschappij te ontbinden,
't Was een précaire toestand, maar ge
lukkig ook nu wist men de moeilijk
heden te boven te komen. Onder directie
van den heer A. J. Wetrens ging de school
weer een betere periode tegemoet.
Wij vinden o.a vermeld de samenwer
king van Toonkunst met de Schutte rij.:
's zomers worden op „Zomerzorg" har
monieorkest. en 's winners strijkorkest
uitvoeringen gegeven. De eerste kapel
meester was de heer A. Blumentritt, die
in 1875 door den heer A. J. Wetrens werd
opgevolgd. In 1879 groeit het aantal leer
lingen meer en meer, de belangstelling
voor de concerten daarentegen verflauwt,
terwijl in 1889 zich een algeheele reorga
nisatie van School en Maatschappij vol
trekt. De eenige jaren geleden overleden,
aan velen onzer bekende heer J. G. Strie-
ning wordt aangesteld tot onderwijzer in
het vioolspel op 21 Aug. 1882.
Op 1 Maart '83 werden de eerste be
sprekingen gevoerd over de viering van
het 50-jarig bestaan in '84: men bereidt
grootsche plannen voor, die de heer
Groen uitvoerig weergeeft. Eigenaardig is,
dat volgens het Gedenkboek niets van een
definitieve viering in de notulenboeken
bekend is. In oude jaargangen van het
„Leidsch Dagblad" snuffelend kwamen wij
echter tot de ontdekking, dat dit jubileum
op 7 en 8 Nov. '84 luisterrijk gevierd is.
Door den toenmaligen voorzitter jhr. J.
C. Rappard werden op den eersten dag
's middags de heeren de Graaf die 50
jaren leermeester was en Wetrens ge
huldigd: 's avonds was er een „Soirée
musicale et dansante", waarop zich ver
schillende leerlingen deden hooren. Wij
lezen, dat vele oud-leerlingen in een
strijkorkest medewerkten, terwijl de
overige nummers van het programma
werden gevuld door de leerlingen J. L. E.
BIJ NOTARIS A. D. VIJGH.
I'OORZITTER VAN DE „MAATSCHAPPIJ
VOOR TOONKUNST."
„Toont uw daadwerkelijke
belangstelling".
[.Wij bevinden ons op het onvolprezen
Msche Rapenburg.
I^Hier woont notaris A. D. Vijgh, bekend
^ezetene der stad, sinds 35 jaren actief
Jtstuurslid der Leidsche Maatschappij v.
[oonkunst: commissaris, secretaris, pen-
^Smeester, voorzitter, haast alle be-
^rsfuncties zijn door hem vervuld.
zitten tegenover iemand met een
weniange ervaring van het Leidsche mu-
l^le leven. De liefde voor de Maatschap-
IS; Varaan de heer Vijgh zijn niet ge-
krachten gaf, spreekt uit ieder
f» dat hij ons zegt.
IJJ6 Wijst er ons op, dat bij Toonkunst
|"Mankelljk de Muziekschool hoofdzaak
|His de concerten stonden eerst volko-
1r-j) °P het tweede plan. Him groote be-
I 'u, s kwam in later tijd.
I "e exploitatie dezer school beoogt wèl
I Sn "lokale opleiding te geven in dien
InL zl). die de cursussen volgen,
I tSi8 kunnen doen voor alle conserva-
I en diverse reeds veeleischende di-
l <tnlas' ,maar Zij wil toch in hoofdzaak
I dii,„mu?kale ontwikkeling schenken aan
I m,i a:aten. Zij, die de muziek als vak
I iillpti k aie ae muziex ais vaa
Ibeoefenen, kunnen later eventueel
'udie ook elders nog beëindigen.
61 eigen diploma der school, dat siuds
kort werd afgeschaft, in verband met de
nieuwe eischen, die door den staat gere
geld zijn, was echter tóch reeds vrij
streng, vooral sinds bekende deskundigen
als gecommitteerden het afnemen van het
schoolexamen bijwoonden.
Over de leeraren, die de heer Vijgh in
den loop van vele jaren leerde kennen is
hij vol lof: zij hebben steeds tot groot ge
noegen van het bestuur hun werk ver
richt.
Zij kweekten ook verschillende leerlin
gen op, die zich een goeden naam wisten
te verwerven in de wereld der beroeps
musici, zooals Paul van Kempen, een vio
list, die concertmeester werd van een der
groote Duitsche operaorkesten.
Bij het overzien van de talrijke namen
der leeraren, vertelt de heer Vijgh ons
van den vroegeren directeur van Gronin
gen, dien hij een waarlijk groot pianist
achtte en tevens een uitstekend paeda-
goog. Met dankbaarheid denkt hij aan de
vele operetteopvoeringen en zangspelen
(Dalcroze). onder leiding van mej. Jeanné
Wijs, nu 30 jaar geleden en aan die van
„Doornroosje", onder directie van den
heer Striening, die met deze compositie
van zijn hand een groot succes mocht
verwerven. Met veel lof gewaagt hij ook
van de organisatie der orkestklasse, even
eens door den heer Striening, waar de
leerlingen geheel kosteloos het orkestspel
leerden; dit werk wordt nu voortreffelijk
voortgezet door den heer Van den Burg.
En tenslotte spreekt hij met waardeering
over het werk van de vroegere directrice
mej. Van der Harst, die zich vooral op het
gebied der kinderkoren verdienstelijk wist
te maken. Nu staat de school onder de
uitnemende leiding van den heer Boer,
die, evenals de geheele staf van leeraren,
zijn taak bijzonder goed vervult.
Van groot belang acht de heer Vijgh
de openbare lessen, die de jeugd vrijmoe
digheid leeren. Gelukkig is de duur daar
van nu wat ingekrompen; vroeger kwam
hieraan dikwijls geen eind! Men musi
ceerde dan van 1012, van 25 en van
7—11, wat echter zeker te veel van 't
goede was! De jongens van het Gymna
sium en de H.B.S. kwamen hun vriendjes
en vriendinnetjes dan in massa toejui
chen: 't gejubel hield niet op! Maar soms
werd er met bloemkoolen gegooid: dat was
't enthousiasme ten top gedreven! De Com
missarissen waren wel gedwongen tegen
dergelijke „uitwassen" op een gegeven
moment energiek op te treden! Gelukkig
zijn de openbare lessen nog steeds in eere
maar 't gaat er nu heel wat ordelijker
toe. En zij bewijzen, dat er na ernstige
studie veel bereikt kan worden. Dat acht
ik 't groote nut der school, zoo zegt de
heer Vijgh: óók diletanten waardeering en
liefde voor de muziek bij te brengen. Zij
behoeven heusch niet allen „hoogsprin
gers" te worden, maar zij zullen, als vol
wassen menschen na eigen oefening, de
concerten beter begrijpen. Zelfstandig
oefenen: dat is toch van veel meer be
teekenis dan het luisteren naar de Radio,
zonder zélf iets te presteeren!
En van de Radio komt het gesprek dan
op de concerten, die nu hier een moeilij
ken tijd beleven. Aan de financieele
eischen is haast niet meer te voldoen! Wij
brachten vroeger het Concertgebouw-or
kest, maar de exorbitant hooge prijzen
dwongen wel tot stopzetting daarvan. Wij
brachten het Residentieorkest, de H. O.
V„ de A. O. V. en het orkest uit Utrecht.
Maar al die gastuitvoeringen der or
kesten behooren helaas sinds lang tot het
het verleden: zij zouden nu ook minder
beteekenis hebben, sinds het Residentie
orkest hier zijn eigen serie heeft.
De onkosten werden zóó groot, dat de
begrooting tenslotte sluitend gemaakt
moest worden met kamermuziekuitvoerin
gen. Vooral het Boheemsche kwartet heeft
toen groote successen behaald: artistiek
zoowel als financieel. Bij de Bohemers
was het altijd uitverkocht: een mooie
tijd! Zij waren het, die het Leidsche pu
bliek de smaak voor het kwartetspel heb
ben bijgebracht! Trouwens: wij zijn er
steeds op uit geweest uitstekende solisten
te zoeken: gelukkig maakte dat weer veel
goed!
Tenslotte komen wij dan te spreken
over de vraag, hoe het met de concerten
in de toekomst zal moeten gaan, nu de
kosten steeds grooter zijn geworden en de
toehoorders minder blijk van belangstel
ling geven.
„Eigenlijk, zoo zegt de heer Vijgh, is de
contributie der leden onvoldoende om
leder Jaar een 3-tal werkelijk goede con-
„Als wij nu herdenken welk nut de
„Maatschappij voor Toonkunst in het af-
„geloopen tijdvak gesticht heeft; hoevele
„mannen, die later ln de muzikale wereld
„schitterden, aan onze Leidsche muziek-
„school hunne eerste opleiding genoten
„hebben; hoeveel kunstgenot zij onzen
„stadgenooten heeft verschaft, dan kunnen
„wij niet dankbaar genoeg zijn voor het
„edel streven van hen, die noch geld, noch
„tijd hebben ontzien om dit alles tot stand:
„te brengen.
„Helaas! Velen dier achtenswaardige
„mannen zijn niet meer. doch wat zij
„stichtten is gebleven.
„Het feest der Leidsche Maatschappij
„voor Toonkunst zal nu gevierd worden op
„een wijze, die het tegenwoordig bestuur
„tot eer strekt.
Moge deze Maatschappij blijven wat zij
,is: een sieraad voor onze stad!"
Uit het .Leidsch Dagblad" van
13 October 1884 in een voor
beschouwing over het te vieren
Gouden Jubileum.
Deze woorden zijn ook voor het
heden nog volkomen van toe
passing.
Jaeger en C. M. Farmentier (piano), L.
Schmier (sopraan) en E- van Kaathoven
(alt). De heeren M. de _Haas en W. van
Bemmelen traden als solisten op, resp. voor
viool en violoncel, een vrouwenkoor be
sloot het geheel. Na het concert werd de
zaal van stoelen ontruimd. Het was een
aardig gezicht de jeugdige cavaliers met
hun balboekjes ter invulling de zaal te
zien doorkruisen en nog aardiger was het
om van de gaanderij af, waar de meeste
grooteren hadden plaatsgenomen, te zien,
hoe niet minder dan 98 paartjes en paren
aan de polonaise deelnamen.
Op den tweeden dag trad in de ver
sierde Stadsgehoorzaal als solist op de
heer D. F. van Goens, van Nov. 1868—
Aug. '72 leerling van de school en van
den grijzen heer de Graaf, die op het con
servatorium te Parijs den eersten prijs
voor vloloncelspel behaalde. Hij speelde
virtuoos, degelijk, gevoelvol en meeslepend,
aldus luidde de critiek. De beroemde
coloratuursopraan mej. Dyna Beumer uit
Brussel deed van „haar omvangrijk,
kristalhelder geluid, gepaard gaande met
eene zoo gemakkelijke en toch zoo boeien
de voordracht" genieten; het publiek,
aldus het uitvoerige verslag, „hing aan
hare lippen". Tenslotte speelde het
orkest van het Paleis voor Volksvlijt ondei
leiding van Coenen „Toonwerken" van
Schumann, Handel, Lasseu en Liszt. Dit
schoone concert werd in ons blad over 't
algemeen zeer geprezen.
1 Oct. 1885 stelt men een „voorzorgskas''
in voor de leerkrachten: in 1912 ging men
echter tot verdeeling daarvan over. Ware
dit niet geschied zoo zegt het Gedenk
boek dan zou er nu een vrij aardig
stamkapitaal zijn, waarmee iets bereikt
kon worden ter bezorging van den ouden
dag van het onderwijzend personeel.
Het ledental neemt steeds toe: van het
jaar '87 wordt vermeld, dat dit 433 bedroeg
Tengevolge van het feit, dat in Aug. '89
de Stadsgehoorzaal door brand verwoest
werd. moesten de concerten gedurende
enkele jaren in de Schouwburg gehouden
worden; 1 Oct. 1891 werd de Stadszaal
weer opengesteld.
De heer Richard Boer.
Directeur der Muziekschool.
certen toe geven. Want ook tengevolge
der crisis is hun aantal sterk achteruit-
geloopen. 't Is natuurlijk prachtig, dat wij
tot nu toe altijd zonder steun van de ge
meente zoo goed en zoo kwaad ais 't
ging konden uitkomen. Maar 't zou
toch wel belangrijk zijn, als de gemeente
eens wilde overwegen op een of andere
wijze hulp te verleenen, ook voor de
school waarmee het overigens naar
wensch gaat! bijv. door het beschik
baarstellen van een gebouw tegen lagen
huurprijs.
Hoe 't met de concerten op den duur
moet gaan; ik weet 't niet goed! Indien
er niet spoedig veel meer inschrijvers ko
men. dan zou 't mogelijk zijn, dat wij
daarmee niet verder kunnen doorgaan."
De heer Vijgh koesterde tenslotte ech
ter alle hoop, dat de maatschappij onder
leiding van eert bestuur, dat met energie
haar belangen behartigt en met toewij
ding van den directeur en het leeraar-
personeel, vol vertrouwen de nieuwe eeuw
die voor haar ingaat, kan tegemoet zien!
Ook wij hopen, dat de nieuw in te tre
den eeuw van het Toonkunstleven hoop
volle perspectieven zal openen.Mogen daar
toe de Leidenaars beseffen, welk een groot
verlies een eventueele opehffing der con
certen zou beteekenen en in 't komende
seizoen daadwerkelijk toonen, dat zij deze
niet wenschen! Dat zal voor de Maat
schappij het schoonste geschenk voor
haar Eeuwfeest zijn!