Het a.s. Eeuwfeest |van de Maatschappij voor Toonkunst Instelling van groote cultureele beteekenis. 75s1' Jaargang LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag 9 Mei 1934 Derde Blad No. 22740 Eenige belangrijke historische feiten. Een Sieraad voor onze Stad! O O Hierboven het tegenwoordige bestuur der „Maatschappij voor Toonkunst" te Leiden. Van l.n.r. zittend mej. H. W van de Sande Bakhuyzen (bibliothecaresse). G. W. OToen (secretaris), A. D. Vijgh (voorzitter), Mr. G. H. Nord Thomson (vice-voor- zitter) en M. H. A. Juta (penningmeester). Staande van l.nx. jhr. ir. A. C. von Weiier, dr. H. W. Borgerhoff Mulder, A. J. Koster Hzn. en G. R. D. Crommelin. |2 Mei a.s. bestaat onze .Maatschappij Toonkunst" wèl te onderscheiden de aid. Leiden der Maatschappij tot rdering der Toonkunst, het z.g. Toon- or 100 jaar! |fïn «uw lang is zij het leidende lichaam in het muzikale leven onzer stad: i cultureele beteekenis kan van zeer bïe waarde genoemd worden! Immers: It: slechts heeft zij door haar Muziek- feo! tij voortduring een uitnemende taak p muzikaal-paedagogisch gebied vervuld, daarnaast kunnen wij den invloed, fele uitging van de jaarlijksch georgani- side concerten en waarop meerendeels (npjioote orkesten en beroemde solisten itceheele wereld zich deden hooren, niet genoeg aanslaan! |l'wraanstaande personen uit onze stad i altijd zitting gehad in het bestuur: |croegen er zorg voor dat het onderwijs trouwd ward aan leeraren die in r opzicht bevoegd waren goed muziek- wijs in welk opzicht zooveel „beun- nj" bestond en dikwijls nog bestaat |«ven. De taak dezer bestuurderen is :er een gemakkelijke geweest: bij het «bladeren der uitgebreide jaarversla- b ontwaart men met ontzetting, hoeveel dikheden telkens en telkens weer wonnen moesten worden, om het De heer A. D. Vijgh. Voorzitter van de Maatschappij. hoofd boven water te houden. Maar dank zij een gelukkig inzicht en een voorzich tig financieel beheer mocht men er steeds in slagen inzinkingen, die zelfs besprekin gen over een definitieve opheffing van school en maatschappij tengevolge had den, tc boven te komen! Het is moeilijk te schatten, hoevelen door het beteekenisvoüe werk der Maat schappij die altijd zonder gemeentelijke subsidie moest werken het begrip en de liefde voor „Vrouwe Musica" in deze 100 jaren zijn bijgebracht. Wij mogen vast stellen, dat diverse generaties van den voortreffelijken arbeid dezer Maatschappij, welke zich het geven van „min kostbaar" onderwijs en concerten ten doel had ge steld, hoogelijk geprofiteerd hebben, tot heil hunner geestelijke ontwikkeling en die van hun nageslacht. Tot op den huidigen dag, die. naar het heet. aan zulk een groote oppervlakkigheid en aan geringe belang stelling der serieuse muziekbeoefening lijdt, toe! Een belangrijk jubileum staat ons dus te wachten! Door omstandigheden moet de eigenlijke jubileumdag ongemerkt voorbij gaan: de drie herdenklngsuitvoeringen zijn gelijk gemeld vastgesteld op 16 (met receptie van het Bestuur) 18 en 23 Mei. Heden is het de dag waarop het lezens waardige en aantrekkelijk geschreven her denkingsboekwerkje verschijnt van de hand van den tegenwoordigen secretaris der Maatschappij den heer G. W. Groen, ■getiteld „Ons Eeuwfeest", vrucht van nauwgezetten arbeid gedurende anderhalf jaar en waarin op overzichtelijke wijze de geschiedenis der maatschappij staat aan- geteekend. Aan de hand daarvan, alsmede uit an dere bronnen, pubiiceeren ook wij. op verzoek van het Bestuur, eerst heden verschillende feiten uit de interessante historie dezer Maatschappij. Het beschrijven der vele „ups en downs" zou kolommen vullen: hieronder dus en kele hoofdzaken. Nadat in Maart 1834 een circulaire was rondgezonden, waarin de plannen tot op richting eener Muziekschool werden uiteen gezet vond op den 2den Mei 1834 in de Stadsgehoorzaal een „algemeene vergade ring van Leden-inschrijvers" plaats, bij gewoond door 46 personen. Op den avond van 12 Mei d.a.v. deed de toenmalige wet houder mr. P. Cunaeus ten huize van dr. G. Salomon, mededeeiing van het feit dat op genoemde oprichtersvergadering tot bestuursleden waren gekozen de heeren Weth. Mr. P. Cunaeus president: prof. J. Bake vice-president, dr F. J. Dozy, secr., dr. van Doeveren, penningm., J. Sleyffers, J. Adiaans, dr. G. Salomon en prof. J. Geel. Het viel aanvankelijk niet mee een be hoorlijk schoollokaal te vinden, doch men vond de „Stedelijke regeering" bereid, het Stadsgebouw in de Breedestraat daartoe af te staan. Op Woensdag 2 Aug. 1934 vond de opening der school plaats onder het directoraat van den heer A. Ie Lièvre, ter wijl als onderwijzers optraden de heeren N. J. Wetrens, H M. de Graaf, Knippenberg, Vinkestüde en Schroder, belast met de vakken klavier en zang, viool, alt, violoncel, fluit en fagot, waarvoor zich 42 leerlingen hadden ingeschreven Het eerste half jarig klein-examen werd afgenomen op 31 Januan 1835 in de Ge hoorzaal en men betoonde zich enthousiast over de resultaten Het blijkt al spoedig, dat de school in een langgevoelde behoefte voorziet, want ook de uitkomsten van het eerste „Groot-Examen" dat in aanwezig heid van B. en W. en van afgevaardigden van de muziekgezelschappen ..Musis Sa crum" en „Sempre Crescendo" plaats vond op 13 Juni 1835. werden gunstig geacht. Het succes hiervan heeft tengevolge, dat ook de Gouverneur van Zuid-Holland zich voor de school gaat interesseeren: hij ver zoekt om gegevens, teneinde daarvan ge bruik te maken bij het verslag aan de Sta ten van Holland. De school mag zich in een steeds groo- tere belangstelling verheugen: bedroeg het leerlingenaantal in 1836 86, in November 1839 waren er reeds 109 leerlingen Inmiddels was eveneens een zangvereeni- ging der Maatschappij opgericht en wel op voorstel van den directeur van 10 Septem ber 1839 zooals het heet tot behoud der leerlingen die de zangschool verlieten en om deze verder te bekwamen. Deze liet zich voor 't eerst in het open baar hooren onder leiding van den direc teur den heer ie Lièvre op 20 April 1841: men voerde het oratorium van Spohr „Die letzten Dmgen" uit. alsmede den 130sten Psalm van Fesca Ook dit concert leverde het bewijs van de vooruitgang van Toon- kust. Het werd op 20 April 1842 gevolgd door een uitvoering van Mendelssohn's „Paulus" in de Stadsschouwburg". Een tegenvaller was wel, dat met Ingang van 1 Jan. 1843 aan het vrije gebruik der stadslokalen een einde kwam. Men ver huisde tot 1 Mei van dat jaar naar de Papengracht Wijk IV No. 574, terwij] de repetities in een der kamers van het hotel „Au Lion d'or" plaatsvonden. Na dien kwam de school in een perceel aan de Langebrug, eigendom van den kok Antonie Mussert. Helaas doofde het aanvankelijk enthou siasme voor de Zangvereeniging, vooral de heeren waren hieraan schuldig en bleven van de repetities weg. Bij de viering van het 10-jarig jubileum, met een feest- concert in de Stadsgehoorzaal, was het ledental dan ook belangrijk achteruitge lopen. Het programma van dit concert luidde: „Drie Lofzangen van L. van Beet hoven" en Symphonie-cantate naar woor den van de Heilige Schrift van Mendels sohn. Tot 2 uur des nachts bleef men in vriendschappelijk samenzijn bijeen. Daar het gebouw aan de Langebrug bouwvallig wordt, trekt men op 1 Mei 1847 In de woning van de weduwe Bevel op de Pieterskerkgracht. Zoo snellen de Jaren voort, waarin ook van de concerten wordt genoten. Men maakt melding van den zeer talent, vollen en muzikalen kweekellng Nicolai, een Luthersche weesjongen, bescherme ling van Majoor d'Auzon de Boisminart. Te zijnen behoeve wordt op 1 Mei 1849 een concert georganiseerd, teneinde hem de gelegenheid te geven zijn studiën aan het Conservatorium te Leipzig voort te zetten. De opbrengst bedraagt f. 992.47, Nicolai vertrekt naar Leipzig; 17 April '49 komt vandaar bericht, dat hij met gunstig ge volg het toelatingsexamen heeft afgelegd. Nicolai is, gelijk bekend, een der bekend ste Nederlandsche componisten geworden. De Leidsche muziekschool mag er dus trotsch op zijn. diens eerste schreden op muzikaal gebied geleid te hebben. Na studies te Dresden. Parijs, Berlijn en Weenen vestigde Nicolai zich voorgoed in ons land: hij droeg o.a. op 19 Nov. '52 eigen composities voor in de Pieterskerk. Ondertusschen was de school overgegaan naar het op de Ruïne gestichte nieuwe Nutsgebouw (Steenschuur), waar zij ook nu nog zetelt. Hier werd op 30 April 1850 de eerste vergadering der bestuurderen t.w. de heeren A. Hartevelt Jzn. voorz., prof. J. Geel vice-voorz., dr. J. Leenmans secr., J. A. Suzanna penningm., dr. G. Salomon, A. L. Reimeringer, M. A. Kluit, prof. G. J. Verdam en J. Adriaans gehou den. 25 Maart 1851 werd de bekende heer A. J. Wetrens als eerste onderwijzer aan de school verbonden; 27 Jan. '55 volgde diens broeder, de heer A. J. Wetrens hem op. In 1853 werd in de Maatschappij opge nomen de hier bestaande zangvereeniging onder den naam van „Zangvereeniging der Maatschappij voor Toonkunst". Over het 25 jarig jubileum der Maat schappij staat niets aangeteekend: waar schijnlijk is dit niet herdacht. Na het overlijden van den heer ie Lièvre op 4 Jan. '60 brak er een moeilijken tijd aan: er was zelfs sprake van opheffing der school met ingang van 1 April van dat jaar. Tot nieuwe directeur werd benoemd de heer Francois Hageman uit Leeuwarden. Er kwamen verschillende mutaties: de heer A. J. Wetrens nam ontslag, omdat hij zich niet wenschte te onderwerpen aan de controle van den nieuwen directeur. De moeilijkheden stapelden zich op: tal van leerlingen bedankten, het bezoek aan den concerten verminderde, zoodat op 1 Juni 1866 een voorstel kwam de school op te heffen en de maatschappij te ontbinden, 't Was een précaire toestand, maar ge lukkig ook nu wist men de moeilijk heden te boven te komen. Onder directie van den heer A. J. Wetrens ging de school weer een betere periode tegemoet. Wij vinden o.a vermeld de samenwer king van Toonkunst met de Schutte rij.: 's zomers worden op „Zomerzorg" har monieorkest. en 's winners strijkorkest uitvoeringen gegeven. De eerste kapel meester was de heer A. Blumentritt, die in 1875 door den heer A. J. Wetrens werd opgevolgd. In 1879 groeit het aantal leer lingen meer en meer, de belangstelling voor de concerten daarentegen verflauwt, terwijl in 1889 zich een algeheele reorga nisatie van School en Maatschappij vol trekt. De eenige jaren geleden overleden, aan velen onzer bekende heer J. G. Strie- ning wordt aangesteld tot onderwijzer in het vioolspel op 21 Aug. 1882. Op 1 Maart '83 werden de eerste be sprekingen gevoerd over de viering van het 50-jarig bestaan in '84: men bereidt grootsche plannen voor, die de heer Groen uitvoerig weergeeft. Eigenaardig is, dat volgens het Gedenkboek niets van een definitieve viering in de notulenboeken bekend is. In oude jaargangen van het „Leidsch Dagblad" snuffelend kwamen wij echter tot de ontdekking, dat dit jubileum op 7 en 8 Nov. '84 luisterrijk gevierd is. Door den toenmaligen voorzitter jhr. J. C. Rappard werden op den eersten dag 's middags de heeren de Graaf die 50 jaren leermeester was en Wetrens ge huldigd: 's avonds was er een „Soirée musicale et dansante", waarop zich ver schillende leerlingen deden hooren. Wij lezen, dat vele oud-leerlingen in een strijkorkest medewerkten, terwijl de overige nummers van het programma werden gevuld door de leerlingen J. L. E. BIJ NOTARIS A. D. VIJGH. I'OORZITTER VAN DE „MAATSCHAPPIJ VOOR TOONKUNST." „Toont uw daadwerkelijke belangstelling". [.Wij bevinden ons op het onvolprezen Msche Rapenburg. I^Hier woont notaris A. D. Vijgh, bekend ^ezetene der stad, sinds 35 jaren actief Jtstuurslid der Leidsche Maatschappij v. [oonkunst: commissaris, secretaris, pen- ^Smeester, voorzitter, haast alle be- ^rsfuncties zijn door hem vervuld. zitten tegenover iemand met een weniange ervaring van het Leidsche mu- l^le leven. De liefde voor de Maatschap- IS; Varaan de heer Vijgh zijn niet ge- krachten gaf, spreekt uit ieder f» dat hij ons zegt. IJJ6 Wijst er ons op, dat bij Toonkunst |"Mankelljk de Muziekschool hoofdzaak |His de concerten stonden eerst volko- 1r-j) °P het tweede plan. Him groote be- I 'u, s kwam in later tijd. I "e exploitatie dezer school beoogt wèl I Sn "lokale opleiding te geven in dien InL zl). die de cursussen volgen, I tSi8 kunnen doen voor alle conserva- I en diverse reeds veeleischende di- l <tnlas' ,maar Zij wil toch in hoofdzaak I dii,„mu?kale ontwikkeling schenken aan I m,i a:aten. Zij, die de muziek als vak I iillpti k aie ae muziex ais vaa Ibeoefenen, kunnen later eventueel 'udie ook elders nog beëindigen. 61 eigen diploma der school, dat siuds kort werd afgeschaft, in verband met de nieuwe eischen, die door den staat gere geld zijn, was echter tóch reeds vrij streng, vooral sinds bekende deskundigen als gecommitteerden het afnemen van het schoolexamen bijwoonden. Over de leeraren, die de heer Vijgh in den loop van vele jaren leerde kennen is hij vol lof: zij hebben steeds tot groot ge noegen van het bestuur hun werk ver richt. Zij kweekten ook verschillende leerlin gen op, die zich een goeden naam wisten te verwerven in de wereld der beroeps musici, zooals Paul van Kempen, een vio list, die concertmeester werd van een der groote Duitsche operaorkesten. Bij het overzien van de talrijke namen der leeraren, vertelt de heer Vijgh ons van den vroegeren directeur van Gronin gen, dien hij een waarlijk groot pianist achtte en tevens een uitstekend paeda- goog. Met dankbaarheid denkt hij aan de vele operetteopvoeringen en zangspelen (Dalcroze). onder leiding van mej. Jeanné Wijs, nu 30 jaar geleden en aan die van „Doornroosje", onder directie van den heer Striening, die met deze compositie van zijn hand een groot succes mocht verwerven. Met veel lof gewaagt hij ook van de organisatie der orkestklasse, even eens door den heer Striening, waar de leerlingen geheel kosteloos het orkestspel leerden; dit werk wordt nu voortreffelijk voortgezet door den heer Van den Burg. En tenslotte spreekt hij met waardeering over het werk van de vroegere directrice mej. Van der Harst, die zich vooral op het gebied der kinderkoren verdienstelijk wist te maken. Nu staat de school onder de uitnemende leiding van den heer Boer, die, evenals de geheele staf van leeraren, zijn taak bijzonder goed vervult. Van groot belang acht de heer Vijgh de openbare lessen, die de jeugd vrijmoe digheid leeren. Gelukkig is de duur daar van nu wat ingekrompen; vroeger kwam hieraan dikwijls geen eind! Men musi ceerde dan van 1012, van 25 en van 7—11, wat echter zeker te veel van 't goede was! De jongens van het Gymna sium en de H.B.S. kwamen hun vriendjes en vriendinnetjes dan in massa toejui chen: 't gejubel hield niet op! Maar soms werd er met bloemkoolen gegooid: dat was 't enthousiasme ten top gedreven! De Com missarissen waren wel gedwongen tegen dergelijke „uitwassen" op een gegeven moment energiek op te treden! Gelukkig zijn de openbare lessen nog steeds in eere maar 't gaat er nu heel wat ordelijker toe. En zij bewijzen, dat er na ernstige studie veel bereikt kan worden. Dat acht ik 't groote nut der school, zoo zegt de heer Vijgh: óók diletanten waardeering en liefde voor de muziek bij te brengen. Zij behoeven heusch niet allen „hoogsprin gers" te worden, maar zij zullen, als vol wassen menschen na eigen oefening, de concerten beter begrijpen. Zelfstandig oefenen: dat is toch van veel meer be teekenis dan het luisteren naar de Radio, zonder zélf iets te presteeren! En van de Radio komt het gesprek dan op de concerten, die nu hier een moeilij ken tijd beleven. Aan de financieele eischen is haast niet meer te voldoen! Wij brachten vroeger het Concertgebouw-or kest, maar de exorbitant hooge prijzen dwongen wel tot stopzetting daarvan. Wij brachten het Residentieorkest, de H. O. V„ de A. O. V. en het orkest uit Utrecht. Maar al die gastuitvoeringen der or kesten behooren helaas sinds lang tot het het verleden: zij zouden nu ook minder beteekenis hebben, sinds het Residentie orkest hier zijn eigen serie heeft. De onkosten werden zóó groot, dat de begrooting tenslotte sluitend gemaakt moest worden met kamermuziekuitvoerin gen. Vooral het Boheemsche kwartet heeft toen groote successen behaald: artistiek zoowel als financieel. Bij de Bohemers was het altijd uitverkocht: een mooie tijd! Zij waren het, die het Leidsche pu bliek de smaak voor het kwartetspel heb ben bijgebracht! Trouwens: wij zijn er steeds op uit geweest uitstekende solisten te zoeken: gelukkig maakte dat weer veel goed! Tenslotte komen wij dan te spreken over de vraag, hoe het met de concerten in de toekomst zal moeten gaan, nu de kosten steeds grooter zijn geworden en de toehoorders minder blijk van belangstel ling geven. „Eigenlijk, zoo zegt de heer Vijgh, is de contributie der leden onvoldoende om leder Jaar een 3-tal werkelijk goede con- „Als wij nu herdenken welk nut de „Maatschappij voor Toonkunst in het af- „geloopen tijdvak gesticht heeft; hoevele „mannen, die later ln de muzikale wereld „schitterden, aan onze Leidsche muziek- „school hunne eerste opleiding genoten „hebben; hoeveel kunstgenot zij onzen „stadgenooten heeft verschaft, dan kunnen „wij niet dankbaar genoeg zijn voor het „edel streven van hen, die noch geld, noch „tijd hebben ontzien om dit alles tot stand: „te brengen. „Helaas! Velen dier achtenswaardige „mannen zijn niet meer. doch wat zij „stichtten is gebleven. „Het feest der Leidsche Maatschappij „voor Toonkunst zal nu gevierd worden op „een wijze, die het tegenwoordig bestuur „tot eer strekt. Moge deze Maatschappij blijven wat zij ,is: een sieraad voor onze stad!" Uit het .Leidsch Dagblad" van 13 October 1884 in een voor beschouwing over het te vieren Gouden Jubileum. Deze woorden zijn ook voor het heden nog volkomen van toe passing. Jaeger en C. M. Farmentier (piano), L. Schmier (sopraan) en E- van Kaathoven (alt). De heeren M. de _Haas en W. van Bemmelen traden als solisten op, resp. voor viool en violoncel, een vrouwenkoor be sloot het geheel. Na het concert werd de zaal van stoelen ontruimd. Het was een aardig gezicht de jeugdige cavaliers met hun balboekjes ter invulling de zaal te zien doorkruisen en nog aardiger was het om van de gaanderij af, waar de meeste grooteren hadden plaatsgenomen, te zien, hoe niet minder dan 98 paartjes en paren aan de polonaise deelnamen. Op den tweeden dag trad in de ver sierde Stadsgehoorzaal als solist op de heer D. F. van Goens, van Nov. 1868— Aug. '72 leerling van de school en van den grijzen heer de Graaf, die op het con servatorium te Parijs den eersten prijs voor vloloncelspel behaalde. Hij speelde virtuoos, degelijk, gevoelvol en meeslepend, aldus luidde de critiek. De beroemde coloratuursopraan mej. Dyna Beumer uit Brussel deed van „haar omvangrijk, kristalhelder geluid, gepaard gaande met eene zoo gemakkelijke en toch zoo boeien de voordracht" genieten; het publiek, aldus het uitvoerige verslag, „hing aan hare lippen". Tenslotte speelde het orkest van het Paleis voor Volksvlijt ondei leiding van Coenen „Toonwerken" van Schumann, Handel, Lasseu en Liszt. Dit schoone concert werd in ons blad over 't algemeen zeer geprezen. 1 Oct. 1885 stelt men een „voorzorgskas'' in voor de leerkrachten: in 1912 ging men echter tot verdeeling daarvan over. Ware dit niet geschied zoo zegt het Gedenk boek dan zou er nu een vrij aardig stamkapitaal zijn, waarmee iets bereikt kon worden ter bezorging van den ouden dag van het onderwijzend personeel. Het ledental neemt steeds toe: van het jaar '87 wordt vermeld, dat dit 433 bedroeg Tengevolge van het feit, dat in Aug. '89 de Stadsgehoorzaal door brand verwoest werd. moesten de concerten gedurende enkele jaren in de Schouwburg gehouden worden; 1 Oct. 1891 werd de Stadszaal weer opengesteld. De heer Richard Boer. Directeur der Muziekschool. certen toe geven. Want ook tengevolge der crisis is hun aantal sterk achteruit- geloopen. 't Is natuurlijk prachtig, dat wij tot nu toe altijd zonder steun van de ge meente zoo goed en zoo kwaad ais 't ging konden uitkomen. Maar 't zou toch wel belangrijk zijn, als de gemeente eens wilde overwegen op een of andere wijze hulp te verleenen, ook voor de school waarmee het overigens naar wensch gaat! bijv. door het beschik baarstellen van een gebouw tegen lagen huurprijs. Hoe 't met de concerten op den duur moet gaan; ik weet 't niet goed! Indien er niet spoedig veel meer inschrijvers ko men. dan zou 't mogelijk zijn, dat wij daarmee niet verder kunnen doorgaan." De heer Vijgh koesterde tenslotte ech ter alle hoop, dat de maatschappij onder leiding van eert bestuur, dat met energie haar belangen behartigt en met toewij ding van den directeur en het leeraar- personeel, vol vertrouwen de nieuwe eeuw die voor haar ingaat, kan tegemoet zien! Ook wij hopen, dat de nieuw in te tre den eeuw van het Toonkunstleven hoop volle perspectieven zal openen.Mogen daar toe de Leidenaars beseffen, welk een groot verlies een eventueele opehffing der con certen zou beteekenen en in 't komende seizoen daadwerkelijk toonen, dat zij deze niet wenschen! Dat zal voor de Maat schappij het schoonste geschenk voor haar Eeuwfeest zijn!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 9