Opening Juliana-kanaal - Visschersbootje gestrand
VEILIGE HAVENS
FEUILLETON.
[fr|e JaargangLEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad
EEN VISSCHERSBOOTJE, DE SCH. 105 liep nabij Monster tengevolge van een plot
seling opkomenden N.W.-wind op het strand. Het bootje werd geheel vernield,, waar
door de eigenaar J. Pronk uit Scheveningen zijn bedrijf niet meer kan uitoefenen.
MINISTER MARCHANT hield gisteravond over de beide
Nederlandsche zenders een rede over het spellingvraagstuk. De
minister voor de microfoon
„MET SCHIETEN - IK BEN BILLING ER NIET". Een
chauffeur van een vrachtauto in den Amerikaanschen staat Wis
consin heeft dit plakkaat op zijn auto aangebracht en hoopt op
dje manier ongehinderd door de vele politie-cordons te kunnen
komen.
EEN LOCOMOTIEF STAAT MODEL. De studenten van de Kunstacademie te
bestudeeren den vorm van een modernen locomotief op het station.
Hull ANNA MONARO de vrouw van een visscher uit
Triest, wier lichaam, als zij slaapt, vaak licht uit
straalt. De vrouw bij aankomst te Rome, waar zij
door doktoren onderzocht zal worden.
door BASIL KING.
(Uit bet Engelsch).
195)
Maar doen zal ik het, en wel om meer
aan één reden, die ik zal trachten naar
rangorde Je te vermelden.
In de eerste plaats om jou. Je wilt het,
j® dat is me al genoeg. Je redenen begrijp
ook: het maakt de zaak voor je ouders
iemakkelijker, en het is In het belang
*an onze toekomst. In zooverre is de zaak
dus ln orde.
.Voorts wensch ik me te schikken naar
"otgeen zi], die eenige belangstelling voor
™e toonen, van me verwachten. Ik wil niet
.schijn op me laden een dwaas te zijn,
dat zou ik doen als ik zoo'n aanbod af-
ï"®- Niemand anders dan ik zelf zou mijn
Fikredenen begrijpen, en wat deze be-
aSj er zoowel een pro als een contra
«11 de heele kwestie verbonden.
indien het bepaald noodzakelijk voor
di! t vader te hebben, is er niemand,
H», 200 gemakkelijk als zoodanig zou
la» h11 aa®vaaxden als mijnheer White-
t Is me al net of bij mijn vader is,
M-. kij me als mijn zoon beschouwt.
eer nog: het ziet er uit-alsof hij mijn va
ren en ik schÜn tot het soort te behoo-
7/m'maaruit hij zich van nature een zoon
van ensctren. Ik ben er zeker van dat hij
ik ..me houdt; ik houd ook van hem. Als
een vader m,osst uitkiezen, zou M de
man zijn, die ik onder alle gegadigden er
uit zou pikken.
Ook je zult wel verwonderd zijn het
me te hooren zeggen zou ik het met
Tad als broer best kunnen vinden. Dat hij
het met mij nooit heeft kunnen vinden,
heeft hiermee niets te maken. Er gaat iets
van den jongen uit, dat me vanaf het
eerste oogenblik ,dat ik hem zag, heeft
bekoord. Niet dat ik bepaald van hem heb
gehouden, Ik heb alleen maar een soort
verantwoordelijkheidsgevoel voor hem ge
had. Ik heb geprobeerd net te doen of dat
gevoel niet bestond, er om te lachen en
het weg te redeneeren, maar het was iets,
dat bleef bestaan. Indien er zoo iets be
staat als een Instinctmatige aantrekkings
kracht tusschen hen, die van één vleesch
en bloed zijn, dan zou lk zeggen, dat het
althans mijnerzijds dit geweest is. Ik
twijfel er niet aan, dat wanneer we ln de
zelfde menagerie terecht zouden komen, er
een zelfde soort vriendschap tusschen ons
zou ontstaan als tusschen een leeuw en
een tijger maar toch een soort vriend
schap.
De belde vrouwen vind ik verschrikkelijk.
Ik weet het niet anders uit te drukken.
Voor den vader zou ik een liefhebbenden
zoon kunnen zijn, alsof ik altijd tot het
gezin had behoord. Met Tad zou ik een
soort gewapende broederschap tot stand
kunnen brengen wat ik trouwens al heb
gedaan. Maar voor zoover ik het nu voel,
zou ik noch voor de moeder, noch voor de
dochter ooit iets kunnen zijn. Ze zouden
me daartoe niet in de gelegenheid stellen;
ze zouden me niet noodig hebben. Indien
zij er voor zouden zwichten mij als lid van
het gezin toe te laten, dan zouden zij toch
altijd hun hart voor me gesloten houden.
Mijn hoop gaat daarom niet verder en
wel omdat ik me in den regel weet aan te
passen aan de menschein, met wie ik moet
omgaan dan dat zij haar vijandigheid
niet al te erg toonen. Ook leef ik in het
vooruitzicht, dat, als jij en ik eenmaal ge
trouwd zijn en dit is mijn eenige be
weegreden in de heele kwestie dit een
soort bevrijding voor me zal wezen."
Den volgenden morgen schafte hij zich
een paar handschoenen en een niet duren
wandelstok aan, om zoo'n beetje het uiter
lijk te hebben van die keurig uitziende
jongelui, die hij dikwijls in de Vijfde
Avenue zag. Het was niet zoo zeer zijn doel
om er keurig uit te zien, als wel om be
hoorlijk voor den dag te komen in het huis
waar hij moest gaan lunchen.
Om daar te komen, klom hij bovenop
zoo'n zelfden omnibus als die, waarop hij
bijna tien jaren geleden met Honeybun
had gezeten. Dat deed hij met de bedoe
ling om de herinnering aan dien rit weer
wakker te roepen. Honey's voorgevoel en
voorspelling leken toen ongerijmd en
nu stonden zij aan den vooravond om ver
wezenlijkt te worden.
Hij stapte aan denzelfden hoek uit, waar
hij, zooals hij zich herinnerde, op dien
Zondagmiddag in Augustus met Honey
was uitgestapt. Hij stak de straat over om
te zien of hij het huis van den Baby van
Whitelaw, dat hem toen was gewezen, nog
zou herkennen. Dat zou niet moeilijk zijn,
aangezien het in de heele rij huizen het
eenige was, dat afzonderlijk stond, met
aan alle zijden door een grasperk om
geven. Het was een groot huis van donker
gekleurde baksteen, dat er door zijn wel
gekozen afmetingen en door een massa
lentebloemen, zooals gele narcissen, tulpen
en hyacinthen in zijn rond uitspringende
vensters er vroolijk en gezellig uitzag.
Een beetje vóór zijn tijd zijnde, wandel
de hij de straat een eind op, trachtende
daardoor wat kalmer te worden en zich
moed in te spreken. Hij herinnerde zich
het verhaal, dat Honeybun hem het eerst
verteld had, en bij stukjes en beetjes door
anderen was herhaald. Te ver weg staande
om door iemand, die toevallig naar buiten
zou kijken, opgemerkt te worden, zag hij
om naar het huis. Als hij inderdaad Harry
Whitelaw was. dan was hij dus daar gebo
ren. De laatste maal, dat hij er uit kwam,
hadden twee huisknechts hem de treden
van de stoep afgedragen. Toen had een
nurse, die het gebruikelijke costuum droeg,
hem in zijn wagentje naar den overkant
van de straat, en toen naar het Park ge
reden. Op een open plaats van het Park
had er op de een of andere manier een
plotselinge ommekeer in zijn levenslot
plaats gegrepen en daarna wist nie
mand meer iets, tot het oogenblik, waarop
hij zich herinnerde in een stoel in een
keuken te zitten, en, met een lepel op de
tafel slaande, vroeg: „Moeke, is mijn naam
Gracle of Tom?" Die herinnering was
eenerzijds vaag, anderzijds levendig. Vaag,
omdat zij uit het niet voortkwam en weer
in het niet verdween, levendig omdat zij
een schakel vormde van het verbijsterende
raadsel van zijn identiteit, dat hem
sinds zijn prille jeugd steeds had ver
volgd. Eerst toen de vrouw, die gehunkerd
had naar het bezit van een meisje, ont
dekte, dat hij een jongen was, was hij zich
ten volle bewust een levend wezen te zijn.
Voor het oogenblik wilde hij niet denken
aan zijn voornemen om zich van die
vrouw af te keeren. Er was toch niets aan
te doen. Langen tijd had hij een sluier ge
houden voor dit heilige der heiligen; hij
zou dien nu maar weer gewoon er voor
hangen, hem vastspijkeren en nooit meer
wegnemen, en nog minder er een blik
achter werpen. Wat zich daar bevond, zou
nu voor eeuwig voor iedereen verborgen
blijven, ook voor hem zelf.
Eén minuut vóór eenen stak hij de
straat weer over, en liep naar het huis toe.
In de rol van Harry Whitelaw, die hij nu
trachtte te spelen, de stoep op te gaan,
was voor hem iets van groote beteekenis.
zyn lange, zoo rijk aan kronkelpaden
zijnde, schijnbaar dwaze zweftocht door
het leven had hem hier weer terug
gebracht. Alleen voor hem zelf scheen de
afgelegde weg recht, en de omzwerving
niet doelloos.
De man van middelbaren leeftijd, die de
huisdeur open deed, trok heel even zijn
wenkbrauwen op. en keek hem met groote
oogen aan. Het duurde geen seconde. Het
volgende oogenblik was hij weer het toon
beeld van correctheid en decorum. En toch
merkte Tom, dat, terwijl hij hoed, wandel
stok en handschoenen van den bezoeker
in ontvangst nam, hij vluchtig een paar
maal naar zijn gezicht keek.
Het was een ruime vestibule, die Indruk
maakte door enkele massieve, antieke
meubels en een trap, die ten deele door een
gordijn, dat misschien eens de een of
andere Fransche kathedraal had gesierd,
aan het oog was onttrokken. Tom, die ge
wend was geraakt aan de luxe van de
Ansley's, maar die, hierbij vergeleken, be
scheiden kon worden genoemd, merkte
opnieuw hoe weinig hij nog afwist van
groote weelde.
.(Wordt vervolgd).
OPENING JULI AN AK ANAAL. - In het bijzijn van
de Koningin, Prinses Juliana en Prins Hendrik is
een deel van het Juliana-kanaal officieel geopend.
Links de Koningin en de Prinses bezichtigen de schut-:
sluis te Maasbraeht. Rechts de eerste sleep gaat
door de sluis.