Honderdjarige te St. Oedenrode - Nettenboetsters te VEILIGE HAVENS 75sfe Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE NIEUWE ZOMERMODE IN ENGELAND. 'Ben j&pop van organcli van bijzonder model. DE HEER v. d. VEN te St. Oeden rode, die onder groote belangstelling zijn lOOsten verjaardag vierde. Nettenboetsters. NettenBoefeters fc ScHeveningen, bezig de netten, 'die schVde opgeloopeM tëebüen, te Herstellen. door BASIL KING. (Uit het Engelsch). ,.0, neen. Ik heb een boel gezien. Ik vind net prettig te leeren hoe het op zulke fees ten toegaat. Ik ben daartoe maar zelden In de gelegenheid." ^Daaraan heb ik juist gedacht. Het soheen me toe, dat ondervinding ook wel Wat waard is. Alles is koren op je molen; boe meer je ziet, des te beter het voor je is. Meer spraken zij niet, maar toen ze hem jerliet, hield zij zijn handen vast, totdat htm armen languit waren gestrekt, terwijl aJ tegen elkaar bleven glimlachen. Toen Tom zag. dat sommigen weggin gen, besloot hij ook ongemerkt heen te kaan. Maar in de j assenkamer trof hij Tad Jan, die bleek en blijkbaar dronken in een fauteuil zat, met de handen in zijn broek- Jakken, en met zijn beenen gespreid voor J'ch uit. Er was hier niemand anders dan "e Jassenknecht, die, begrijpend dat hij t« doen had met iemand, die te veel cham pagne had gedronken, Tom een knip oogje gaf. bracht"* ^°ng' Moetnaar huis worden Se" >Laarvoor zal ik wel zorgen; ik weet waar hij woont-, en ik moet toch ook dien kant op. Tracht iemand te vinden, die een taxi voor ons roept." Tad stribbelde niet tegen, toen men hem in zijn overjas hielp en zijn hoed stevig op zijn hoofd drukte. Hij wist wat er met hem gebeurde. „Naar huis daar ben ik nog het best en dan in bed," mompelde hij. ..Allemachtig, ik zou hier wel dadelijk kunnen inslapen." In de taxi viel hij in slaap, met zijn hoofd op Tom's schouder. Tom hield hem met zijn arm om zijn middel geslagen, overeind. En weer bekroop hem dat ge voel, dat al vroeger in hem was opgeko men. „Neen, hij is geen broer van me," zei hij overtuigd tot zich zelf, „maar als dat wel het geval wasHij kon den zin niet voleindigen, was alleen maar blij, nu de jongen toch moest worden thuis ge bracht, dat die taak hem toegewezen was geworden. In Westmorely Court, waar Tad nu woonde, hadden zij weldra zijn kamer bereikt, waar hij zich rustig liet uitklee- den. Tom vond zelfs een pyjama, waarin hij het slappe lichaam wist te werken. Toen legde hij hem in bed, dekte hem toe, en wond zijn horloge op, dat hij op het beddetafeitje legde. Daarna boog hij zich over het bed om een arm, die uit de dekens was geraakt, er weer onder te leggen. Plotseling stoof hij achteruit en tegelij kertijd flitsen hem een paar verhalen van de wijze, waarop Honeybun zijn oog was kwijt geraakt, door zijn brein. Hij kreeg zoo'n vreeselijken slag op zijn oog, alsof het kapot geslagen werd, zoodat hij zich wee en slap voelde, en nauwelijks meer kon staan en denken. Het was hem alsof de kamer en de heele wereld aan splinters vloog. Het duurde lang voordat de woor den, die met den klap gepaard gingen, tot zijn hersens doordrongen: „Vervloekte klaplooper, die je bent! Ga de kamer uit!" Toen Tom weer bijgekomen was, ging Tad slapen. HOOFDSTUK XXXVm. De eenige reden, waarom Tom niet on middellijk had teruggeslagen, was, omdat de jongen dronken was. Tom was driftig; een driftbui kwam als een plotselinge storm opzetten, maar was weer gauw ge weken. Dit laatste was oorzaak, dat erger werd voorkomen. Reeds voordat hij thuis was, had hij zich ook bij deze beleediging maar neergelegd. Hij vond dit waardiger, mannelijker, beschaafder. Nooit zou hij de folterende wroeging vergeten, die hem na het laatste gevecht had gekweld. Hij raakte zijn ook niet kwijt, maar moest toch een oogarts raadplegen, die verklaarde, dat het maar een haartje had gescheeld, of hij had zijn oog verloren. „Waar, voor den drommel, heb je dat opgeloopen?" vroeg Guy een paar dagen later. Tom vond deze vraag een geschikte ge legenheid om te weten te komen of Tad al of niet bewust had gehandeld. „Daar moet je Tad maar eens naar vragen." „Wat zeg je daar! Je bedoelt toch niet dat je weer ruzie met hem hetb gehad? Allemachtig nog toe!" „Neen, ik heb niet weer ruzie met hem gehad. Maar hoe ook vraag er hem maar naar." Guy deed dit, maar kreeg geen andere inlichting, dan dat de patser er nog zoo een zou krijgen, als hij hem niet uit den weg bleef. Meer wenschte Tom niet te weten. Hij was dus niet zoo dronken ge weest, of hij had hem met voorbedachten rade geslagen, en zich herinnerd dat hij geslagen had. Guy had er zeker met Hildred over ge sproken, want rij schreef Tom een briefje, met verzoek haar te komen opzoeken. Hij moest zich maar niet om zijn blauwe oog geneeren, want daar wist rij alles van. Haar briefje was lief en vertroostend. „En toch geloof ik niet, dat hij, even min als Lily, een poen is," zei ze, hem een kopje thee gevende, „maar ze zijn beiden door te veel geld bedorven, en ook omdat men hen een te grooten dunk van zich zelf heeft laten krijgen. Door het verlies van haar oudste kind, heeft de moeder hen totaal verkeerd opgevoed, hun in alles toegegeven, meer dan iemand, die geen ge boren heilige is, kan verdragen. Het zou veel beter voor hen zijn geweest, als zij zich zelf door het leven heen hadden moe ten slaan althans ten deele zoo als jij". „Ik ben van een ander maaksel." „In figuurlijken zin ja. Maar wat je bloed betreft „O. maar Hildred! Jij gelooft toch niet aan dat larieverhaal?" „Neen maar alleen niet, omdat ik niet alles weet. Maar ik vind het wel heel won derlijk." „In welk opricht wonderlijk?" „O. in alle opzichten. De Whitelaw's vin den dat zelf ook." „En waarom hebben ze dan zoo'n hekel aan me?" „Ik geloof niet dat ze dat hebben. Ze zijn bang van je, je brengt hen in de war. Dat is de zaak. Nadat zij die heele ge schiedenis dood en begraven hadden ge waand, kom jij opdagen, zoodat rij de heele kwestie weer moeten opgraven. Daaraan hadden zij geen behoefte. Ze voelen dat het te laat is. Je begrijpt toch zelf wel, dat het voor Tad en Lily aller akeligst is. Als je altijd de twee eenige kinderen bent geweest en dan nog wel bedorven als rij altijd waren en dan plotseling een ouderen broer, van wien je nooit iets anders hebt geweten dan dat hij eens heeft bestaan, te zien opmar- cheeren „Zeker. Dat begrijp ik." „Mijnheer Whitelaw voelt dat zelf ook wel, maar op een andere manier. Hij zou hem aannemen, al zou het nog zoo moei lijk zijn." „En mevrouw Whitelaw?" „O, die arme stumper heeft al zooveel geleden, dat het eenige wat zij vraagt, is, dat men Haar nooit meer doet lijden. Ik geloof niet, dat Het haar nu nog schelen kan of het kind gevonden wordt of niet als men haar maar niet meer kwelt." „Denkt ze dan dat ik haar zou kwellen?" „Neen, dat niet. Het gaat niet om het geen jij zoudt kunnen doen, maar om het geen zij zelf verplicht zouden zijn. Dit laatste verontrust hen." .(Wordt vervolgd!, j I)F, EX-KROONPRINS VAN SPANJE (RECHTS) die korten tijd geleden in het huwelijk getreden ie, met zijn yrouw bij een bezoek aan de ruïnes in Pompeji. KROONPRINS OLAF VAN NOORWEGEN EN KROONPRINSES MARTHA brachten een bezoek aan de Lap landers te Kantokeino. Op den voorgrond de beide hooge bezoekéds. MOEDER EN KIND" een mooie litho van Sierk Schroder welke als premie - plaat der verloting van kunstwerken van den Haagschen Kunstkring verschenen is. IN HET SLACHTHUIS TE NEW YORK brak eej^ stier los. Nadat verschillende amateur-cowboys geprobeerd hadden om het dier met lasso's te vangen', werd het ten* slotte in een loods gegrepen. De vlucht voor den aanstonniendfc'n stier.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5