PRIJSRAADSELS. OPLOSSINGEN. HET OUDE WAGENRAD ANEKDOTEN. PRIJSRAADSELS VOOR GROOTEREN EN KLEINEREN. De grooteren moeten 5 goede oplossin gen de kleineren 4 goede oplossingen in zenden. Men mag uitkiezen, welke men het prettigste vindt. I. Begraven buitenlandsche steden. Jullie hindert mij met je gesnap Els en Lize. (Stad in Italië). Kan ik je vanmiddag bij de spoorbrug gezien hebben. (Stad in België). H. Mijn eerste is nooit dichtbij, mijn twee de is een lange tijd, mijn derde is een deel van mijn tweede, mijn geheel is een pret tig feest. m. Mijn geheel van 4 lettergrepen, 13 letters Js een plaats waar 1, 2, 3, 4 bewerkt wordt. Van 1, 2, 3, 4 kan men van alles maken, 6, 6, 7, 8 is timmermansgereedschap, 9, 10, 11 is een klein diertje dat onder den grond leeft, 12, 13 is een voegwoord. TV. Welk woord maak je uit deze 11 letters! öeegimnnnor. V. Op de kruisjeslijn van boven naar bene den moet de naam van land in het Noor den van Europa komen. Er worden dus 10 woordjes van 4 letters gevraagd, want ieder puntje is één letter en het kruisje is één letter. X iets dat we langs onze kust vinden x een lichaamsdeel waarvan we er 2 hebben x iets wat jullie allen zijn x iets in een kast of tafel x een heel groote stad in Italië x een verkorte jongensnaam x een mooie heerlijk ruikende bloem x een metalen pan of vat x een getal beneden 12 x een hemellichaam. Dus op die schuine rij van kruisjes moet het land in het Noorden van Europa ko men. VI. Met m ben ik een heel groot viervoetig dier, met n een specerij (die m en n staan in 't midden van het woord van 2 letter grepen) Is het goed begrepen? de grooteren 5 de kleineren 4 goede oplossingen. Naam en leeftijd er bij schrijven. Tijdig inzenden, vóór 9 uur Maandagsmorgens aan het Bureau Leidsch Dagblad of uiter lijk Maandag over de post aan mijn Haag- sche adres: Den Haag, Van Beuningen- straat 42. En jullie weten het, zooals altijd bij prijsraadsels, alsjeblieft geen lange brie ven er bij schrijven, omdat ik dan al zoo veel extra werk heb. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. 1. Een pen of een potlood. 2. Molenaars die een watermolen windmolen hebben. 3. Meerdere schreeuwende varkens. 4. Monnikendam. 5. Beer, leer, meer, peer. 6. Hooge boomen vangen veel wind. 7. Trompet, karpet. 8. Tak, kat of door C. E. DE t.TT.T.F. loc bo] va va wa st< va gr W! ke m m br m m dl A di II n ti zi n n Kleine Jantje plast en schatert, Kleine Jantje is kletsnat. Juichend roept het oolijk baasje: Mammie, lekker is 't in bad! Moeder zegt: Mijn vroolljk Jantje Is toch heusch zoo'n kleine schat! Vader neemt een kiek van 't ventje. Als hij spartelt in het bad. (Nadruk verboden.) HOGERWAARD. Broertje Tom een jaartje ouder Huilt en roept: Hu, 't is zoo na Eiken keer vindt Tom 't een straf Als hij Vrijdags moet in bad. Tom komt - lach niet! - ook op 't pli Iedereen vraagt: Wie is dat? Welke jongen gaat nu huilen? Hij maakt 't water dubbel nat! (EEN FABEL) Er was eens een wagenrad, dat van een wagen werd afgenomen, omdat de spaken van ouderdom niet meer bruikbaar waren. Het oude rad echter, dat zich nog heel sterk dacht, was daarover niet best te spreken. „Ja, ja, daar lig ik nu hier op het erf als een nutteloos ding!" zuchtte 't wagen rad tot het gras, waarop het was neerge worpen. Doch het gras gaf geen antwoord en daarom klaagde het rad zijn nood maar aan de kippen, die om en over hem heen trippelen. „Ja, ja, daar lig ik nu afge dankt in 'tgras! 'k Ben onbruikbaar, zeggen ze. En ik deed toch altijd zóó mijn best, om het den boer naar den zin te makenAch, ach, wat zijn de menschen toch vreeselijk ondankbaar" „Kukeleku, kukeleku, ja heel ondank baar zijn de menschen!" kraaide heer Haan, terwijl hij zijn kop tusschen een paar staken stak, omdat hij een worm meende te zien. „Kukeleku! 'tls maar een takje!" riep hij boos. „Niet prettig, als zoo'n ding je voor den mal houdtDe haan wilde nog meer tot het wagenrad zeggen, doch werd daarin gestoord door een man, die nu vlak bij het wagenrad stond. Dit was de oudste zoon van den boer. Hij bekeek het wiel van alle kanten en daarna mompelde hij: „Van dit oude wagenrad kan ik misschien een groot ooievaarsnest maken, 'tis daarvoor nog sterk genoeg Natuurlijk begreep het wagenrad niets van hetgeen de boer tot hem sprak. Doch wél begreep hij, dat er iets met hem zou gebeuren, toen men hem den volgenden dag als een hoepel voortrolde, en hij, zoo rollende, op een grasveld achter de boer derij terecht kwam. Dóór viel hij toen weer neer en men liet hem liggen, totdat er een heel hooge paal stevig in den grond stond. Nu duurde het niet lang, of het oude wagenrad werd boven op den top van den paal gelegd en daar stevig vast gemaakt. Het oude wagenrad was nu een ooievaarsnest geworden! 't Duurde echter heel lang, vóórdat de ooievaars uit het Zuiden terugkwamen, om het nieuwe nest te betrekken. Doch juist op een heerlijk-warmen zomermorgen zag het wagenrad twee jonge ooievaars al vliegende, overal heen kijken. 'tWas juist, alsof ze iets zochten. ,Als ik een stem had, zou ik ze toe roepen: „Komt maar hierheen!" dacht het wagenrad. Maar 'twas juist alsof de jonge oole- Ingezonden door Marietje Latervee Op school verklaart de meester spreekwoorden en noemt ook: „Het is alles goud wat er blinkt". Wie kan mij voorbeeld hiervan noemen? Jantje steekt zijn vinger op: „O met schoenen die glimmen van het sch smeer". Ingezonden door Willy Secrève. Gierige boer tot knecht, nadat ze ontbijt hebben gebruikt: „Nou Krelis we nou maar vast voor den heelen tegelijk eten." Krelis (nadat hij klaar is met ete „Ziezoo baas, nou ga ik maar naar want ik moest dit toch ook als avond beschouwen, en na mijn avondeten g altijd naar bed. vaars de gedachten van het wagen begrepen, want weldra bemerkten zij en kwamen aangevlogen. „O, kijk toch eens. wat de menscl voor ons hebben gemaakt!" riep toen heel gauw een der ooievaars. „O, kijk e hoe veilig en hoe hoog! Ja, hier boui we ons nest! Want hier dichtbij wo zeker goede menschen. die ons graag de nabijheid van hun huis zien „Daarom hebben ze dat ronde ding boven op dien paal neergezet," riep andere ooievaar. „Ja, hier is 'tbest!" Weldra begonnen toen de twee ooieva met het in orde maken van hun nest. 'twerd waarlijk een prachtig, en voo een heerlijk-warm ooievaarsnest. „Wel, wel, nu ben ik toch nog voor geschikt!" dacht met vreugde het wagenrad. „Nu maak ik me weer nut! Nu voel ik me weer even vroolijk en lukkig als in den tijd, toen ik nog als en stevig wiel aan den wagen zat! Ja, voel ik mij waarlijk weer jong!" Zoo dacht het oude wagenrad óók op dag. toen de eieren door het ooievaa vrouwtje in het nest gelegd, waren uit! broed, en de vroolijke ooievaars-kindei daarin ook weldra begonnen rond te fli deren. Toen werd, door het drukke ged en het gesjilp der jonge ooievaars, het luk van het oude wagenrad nog grooter, wanthet voelde, dat het zelfs in den ouderdom nog nuttig maak Daarom leert deze fabel ons, dat ieé< een zich nuttig kan maken, zelfs al wij oud! TANTE JOB/ .(Nadruk yerboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 14