LEIDSCH DAGBLAD - Eerste Blad Donderdag 5 April 1934 INGEZONDEN. RECHTZAKEN. TELEGRAMMEN. (Buiten verantwoordelijkheid der Red.) Copie van de al of niet geplaatste stukken wordt niet teruggegeven. X DE LEIDSCHE ONTEIGENINGEN. Met belangstelling heb ik kennis geno men van het sympathieke plan van den Verhuurdersbond om iets te doen ten behoeve van de meestal financieel niet krachtige eigenaren van de panden be trokken bij de saneering, dus de onteige ning, van de Bouwelouwesteegbuurt. Ik geloof intusschen in alle bescheiden heid, dat de Bond het doel voorbijschiet. De Bond wenscht de onteigeningsproce dure te doen vervangen door een soort arbitrage waarbij als arbiters zullen op treden drie taxateurs door den heer Kan tonrechter te benoemen. Deze zullen tot taxatie overgaan, mededeelen het bedrag waartoe zij gekomen zijn en klaar is Kees: de eigenaren nemen genoegen met deze som, de Gemeente betaalt haar. Theoretisch! is het misschien mogelijk, dat voor die huizen waarbij geen andere factoren voor de onteigening een rol spelen, met een taxatie van de waarde kan worden volstaan maar practisch is dit nimmer het geval. Zeker niet voor perceelen waarin een bedrijf is gevestigd, daar dan de bedrijfsschade, direct en indirect (stopzetting, niet slagen met een ander geschikt perceel, verbouwing van het nieuwe perceel, verlies van clientèle door andere geografische ligging van het verhuisde bedrijf enz. enz.) buiten de waarde van het te onteigenen pand moet worden vergoed; zeker niet voor eigena ren. die een gedeelte van het hun ter plaatse toebehoorende onteigend zien worden, omdat het hun verblijvende deel door de onteigening van het overige schade kan ondergaan. Doch ook voor die perceelen waarin de eigenaren wonen of welke zij als geldbelegging hebben, komen nog punten aan de orde, welke bij een eenvoudige taxatie van de waarde niét en bij een onteigening wél een rol spelen b.v. verhuiskosten, kosten wederbelegging, enz. enz. Nu denke men niet dit euvel te onder vangen door de taak der door den Kan tonrechter eventueel benoemde deskun digen uit te breiden, door hun ook een opdracht te geven om met al de ge noemde en eventueele andere factoren rekening te houden. Eerstens is de vraag of de te benoemen deskundigen dit kunnen doen en twee- óens wordt hun taak dan uitgebreid en toch kostbaar. Trouwens wie zal de des kundigen moeten wijzen op de schade- factoren? De eigenaren die dit óf gebrek kig óf ondeskundig zullen doen. of facto ren, welke hun niet oogenblikkelijk duide lijk zijn en welke zij eerst als het te laat is zullen bespreken, zullen vergeten? Fac toren bovendien, waarover tallooze juridi sche uitspraken zijn. nadat zij tot veel geschil aanleiding hebben gegeven, maar over wier toepasselijkheid vaak alleen de jurist kan oordeelen? Men zegge nu niet: daar komt de jurist om den hoek: hij kan zich niet met een eenvoudigen practischen gang van zaken tevreden stellen, hij móet de juristerij er bij halen. Dit is onjuist, niemand is liever practisch dan ik. Maar zij die zoo zouden spreken, zou den vergeten dat de onteigeningswet is geschreven ten gunste van hen wier eigendommen onteigend worden en wel om hen te omgeven met alle mogelijke waarborgen tegen overheidswillekeur. Denkt men dat de wetgever het systeem, in de wet neergelegd, zou hebben gevolgd als de veel eenvoudiger methode door den Verhuurdersbond voorgestaan, voldoende waarborg zou geven? Hoe is het systeem van de wet? De ont eigenende partij dagvaardt waarbij zij een bedrag aanbiedt. De eigenaar antwoordt dat het bedrag niet hoog genoeg is. De Rechtbank benoemt drie deskundigen. Een der rechters met de deskundigen en de partijen en dier advocaten gaan ter plaatse een en ander bekijken. De advo caten geven een toelichting waarbij zij wijzen op de schadefactoren en op de toepasselijkheid en de daaromtrent be staande uitspraken der rechtcolleges. De deskundigen brengen rapport uit aan de Rechtbank. De advocaten bespreken voor de Rechtbank dit rapport. De Rechtbank beslist. Vergelijken wij nu deze methode met die van den Verhuurdersbond dan zien wij twee verschilpunten; le. dat de deskun digen door advocaten worden voorgelicht en 2e. dat de deskundigen niet een be slissing maar een advies geven, een advies dat door de Rechtbank vaak wel, maar ook vaak niet ten deele wel wordt gevolgd. Wat het eerste punt betreft zou men in het systeem van den Verhuurdersbond ook advocaten in de gelegenheid kunnen en moeten stellen om de deskundigen op de schadefactoren te wijzen en dezen des kundigen de bevoegdheid moeten geven om naast de taxatie van de waarde der te onteigenen perceelen ook met deze factoren rekening te houden. Doet men dit dan zullen dus de deskundigen ook om willekeur hunnerzijds te voorkomen en om te maken dat zij zich van die factoren goed rekenschap geven een gemotiveerde beslissing moeten geven, welke practisch gelijk is aan het in het systeem van de wet bedoelde deskundigenrapport. Als eenig verschilpunt blijft dan over dat volgens de wet de Rechtbank volgens de methode van den Verhuurdersbond de deskundigen beslissen. Ik blijf aan het eerste de voorkeur geven. De Rechtbank is priori en zonder eenige reserve onpar tijdig, deskundigen of een of meer van hen kunnen partijdig zijn de Recht bank heeft een enorme ervaring op ont- elgeningsgebied. de deskundigen soms wel soms niet ervaring, maar in ieder ge val niet zooveel. De Rechtbank kan voor gelicht door de deskundigen de juistheid der besproken schadefactoren en hunne toepasselijkheid in het speciale geval juri disch beoordeelen. Dit laatste is alles waard: het is niet wenschelijk dat degene wien eigendommen ontnomen worden er aan te kort komt; het is evenmin wen schelijk van algemeen standpunt (zij het ook niet van dien enkeling of zijn advo caat bezien) dat hij er te veel aan over houdt en de gemeenschap veel te veel betaalt met het geld van de belastingbe talers. En hier kom ik weer op het eer ste punt terug: de partijen zijn partijdig, hunne raadsleden zijn partijdig, de des kundigen zullen trachten onpartijdig te zijn, maar het lukt niet altijd zij kun nen in het eene geval den eigenaren een te goed hart toedragen, in het andere ge val dier wederpartijen. DE ZAAK-ONNES VAN NIJENRODE. De 23ste zitting. De 23ste zitting van het Onnes proces begint met het verhoor van den rijksveld wachter, die verklaringen kan afleggen over de bewering van rechercheur van Cooten. dat op 3 Juni 1833 Johanknegt en juffrouw Nöggerath in het instructie gebouw met elkaar hebben gesproken. Johanknegt zou hl het instructiegebouw zijn flauw gevallen en van die gelegenheid zou juffrouw N. gebruik hebben gemaakt om met haar neef te spreken. De rijksveldwachter Kanne weet alleen, dat die twee verdachten in het Kabinet van den rechter-commissaris contact heb ben gehad. Deze getuige weet van het flauw vallen van Johanknegt niets af. Pres.: „Volgens van Cooten komt het vaak voor. dat verdachten contact met elkaar hebben in het instructiegebouw." Veldwachter: „We letten er altijd op, dat dit niet gebeurt, we zetten ze in wacht- cellen, die zoover mogelijk van elkaar af liggen. Ik zelf heb juffrouw N. en Johan knegt binnengeleid bij den rechtercom missaris, zij kwamen toen uit verschillen de cellen." Officier: „Waren van Cooten en Bleyen- berg er toen ook?" Getuige: „Ja, er waren twee Utrechtsche rechercheurs, die zaten bij den rijksveld- wacht." Rijksveldwachter Elzinga lost zijn col lega voor het hekje af. Ook hem is niets bekend van flauwval len of contact tusschen Johanknegt en juffrouw N. Pres.: „Maar is er door de rechercheurs, naar aanleiding van het contact, niet te gen u gezegd: „Komt dat hier wel meer voor?" Getuige herinnert zich wel zoo iets, maar die zin sloeg heel ergens anders op. De rechercheurs hadden de opmerking gemaakt, dat zij, terwijl zij als getuigen waren opgeroepen, als verdachten werden behandeld. Zij hadden toen gevraagd: „Komt dat wel meer voor?" Direct windt hij zich op, als de Presi dent hem vertelt, dat de Rijksveldwach ters zich niets herinneren van het contact, noch van het flauwvallen. Pres.: „U hebt zelfs gezegd, dat ze el kaar een briefje toestopten". Getuige (opgewonden schreeuwend en op het hekje slaande)„Van een briefje heb ik nooit gesproken, 't is een schan daal Pres.: „Uw optreden is een schandaal". Get.: „Verexcuseer als ik me niet juist uit, ik kan 't nu niet anders. Het contact is er geweest. Ik sta onder eede, president, ik lieg niet. Ik weet nog precies hoe 't ge beurde. Johanknegt viel flauw en juffrouw Nöggerath kwam op hem af. sloeg haar armen om z'n hals en steunde hem De veldwachters hebben nog gezegd: „Dat gebeurt om de haverklap". Meineed? Officier (maakt een beweging naar den griffier, om hem te verzoeken alles over deze kwestie te notuleeren). „Meneer de President, ik wensch. dat deze kwestie pre cies wordt uitgezocht, ik vraag acte van deze verklaring, om eventueel een vervol ging wegens meineed in te stellen'". Van Cooten: „Als ik wegens meineed word vervolgd, wensch ik over deze kwes tie geen verklaring meer af te leggen". Verdachte Onnes: „Waarom wordt Ko ning niet vervolgd wegens meineed?" President: „Houdt Uw mond". En het voordeel van de methode van den Verhuurdersbond? Niet tijdwinst: een onteigeningsprocedure is een kwestie van maanden En de kosten? De voornaamste kosten bij een niet te groote onteigenings procedure worden gevormd doorhet honorarium van de deskundigen. En als men ook in het systeem van den Ver huurdersbond verlangt een gemotiveerde beslissing en deze moet men verlangen om oppervlakkigheid te voorkomen. welke rekening houdt met de schadefac toren, blijven de kosten der deskundigen ongeveer dezelfde. Men vermijdt de overige rechtbank- kosten, griffie en procureur, dat is waar: eerstens echter bedragen deze meestal niet de helft van de kosten der deskundi gen maar men mist daardoor ook de on partijdige, juridische en deskundige mee ning van de Rechtbank. Men kent het verhaal van den molenaar van Sans-Soucis. Frederik de Groote wilde een molen weg hebben en de molenaar wilde niet ingaan op de voorstellen van den vorst. Deze dreigde toen den molen te zullen wegnemen. Maar de molenaar zei: er zijn nog rechters in Berlijn! Dat is buiten de groote kennis om der rechter, de groote waarde van de recht spraak. De burger kan vertrouwen hebben in hare uitspraken, wie de tegenpartij ook is en al is deze de Staat der Nederlanden zelve. Natuurlijk ook de rechtspraak ver gist zich wel eens. Maar de Nederland- sche Rechter geeft zijn uitspraak zonder aanziens des persoons, zonder iemand naar de oogen te zien, naar wat hij meent dat goed en billijk en rechtvaardig is. Zou dat van deskundigen ook zoo posi tief gezegd kunnen worden? Zeker de kans bestaat, is zelfs groot, maar is men lOOVo zeker, zooals bij den Rechter? Daarom blijf ik zeer sterk de voorkeur geven aan het systeem van de onteige ningswet, boven dat van den Verhuurders bond. Intusschen kome de Gemeente met redelijke voorstellen tot de eigenaren, voorstellen welke de eigenaren inderdaad schadeloosstellen en ten aanzien van de waarde van het te onteigenen goed en van alle andere door hen te lijden schade. Dan zullen noch onteigeningsprocedures noch taxaties van deskundigen noodig zijn! NORD THOMSON. Leiden, 4 April 1934. EEN VERZOEK. Lelden, 5 April 1934. Mijnheer de Redacteur. Mag ik zoo vrij zijn U eenige plaats ruimte te vragen voor een verzoek? Men schenke in 't vervolg geen aan dacht meer aan pennevruchten van P. C. Labrijn. Dit alleen kan een waardig ant woord zijn op zijn onwaardig geschrijf. J, C. TJALSMA—VOS. Van Cooten tracht zich te beheerschen. HIJ vertelt het verhaal over het contact tusschen den detective en zijn assistente weer tot in bijzonderheden. Met den ver dediger Mr. Muller Massis demonstreert hij, hoe Juffrouw Nöggerath en Johan knegt liepen. Er wordt gelachen in de zaal. Van Cooten windt zich weer op: „Lacht U toch niet, 't is een ernstige zaak hier!" Getuige vertelt dan, dat Juffrouw N. en Johanknegt samen naar het fonteintje zijn gegaan. Veldwachter Elzing wordt weer voorge roepen. Hij handhaaft zijn verklaring. Mr. Muller Massis: „U gaat hier vervol gen wegens meineed op grond van één ge tuigenverklaring". Maar we hebben in dit proces een getuige Koning die ver klaringen heeft afgelegd in strijd met ver klaringen van twee getuigen. Meneer de Officier heeft tegen hem geen vervolging ingesteld." Officier: „Ik overweeg hetl" Mr. Kappeyne: „Ik ken meneer de Offi cier er wel voor, dat hij zooiets snel doet!" Mr. Muller Massis: „Over Koning gaan de vreemdste geruchten. Er wordt gezegd, dat hem de hand boven het hoofd wordt gehouden, omdat hij te veel weet". De president lacht. Mr. Muller Massis: „Ja U lacht, maar men moet toch rekening houden met de openbare meening". Officier: „Geruchten!" Mr. Muller Massis: „Ik weet wel, dat de rechterlijke macht hooger staat". Verdachte Onnes windt zich zichtbaar op. Hij zegt: Mag ik wat zeggen?" President: „U hebt Uw mond te houden" Onnes: „Dat wordt me nu toch te gek, dan kunt U me de zaal wel uitzetten. Mijn leven wordt hier verwoest en ik zou niets mogen zeggen? Is er geen rechtvaardig heid meer". Mr. Kappeyne: „Ten aanzien van Ko ning De president valt hem haastig in de rede: „Het onderwerp Koning is afgeloo- pen!" De verdediging (uit een mond): „Afge- loopen Verdachte (verontwaardigd): „Neen maar!" Verdedigers: „Wij protesteeren!" De stemming is weer uiterst rumoerig, ieder spreekt door elkaar. De verwarring is onbeschrijfelijk. President: "De debatten over 't al of niet vervolgen van Koning zijn afgeloopen hier! Daarover moet de Officier oordeelen". Mr. Kappeyne: „Dan zullen we ons tot den Minister wenden". Het verhoor van Van Cooten wordt voortgezet. De president laat Johanknegt binnenroepen. De verdediging maakt er aanmerking op, dat Johanknegt gisteren in het gebouw met juffrouw Nöggerath heeft staan praten. Een der advocaten mr. Th. Eskens heeft het ook gezien". Mr. Muller Massis: „We roepen mr. Es kens als getuige op". Officier: „Tk zal 't onderzoeken, 't is tegen de instructies". Van Cooten krijgt dap eindelijk gelegen heid zijn verhaal voort te zetten. We zijn genaderd tot den dag, waarop de comedie bij de Hollandsche Rading is opgevoerd. Johanknecht was per auto in gezelschap van juffrouw N te Utrecht gekomen. In de woning van Van Cooten kwam het ge zelschap bijeen: Van Cooten Bieyenberg, Johanknegt en juffrouw Nöggerath. Johan knegt vertelde aan van Cooten dat ze naar de Hollandsche Rading moesten (tusschen Maartensdijk en Hilversum). Eindelijk is het gezelschap in de Hol landsche Rading aangeland. Getuige vertelt zijn ondevindingen tot in de kleinste bijzonderheden. Johanknegt had precies verteld, waar de buit gevonden kon worden: bij de Hollandsche Rading tusschen telegraaf paal 16 en 17. "Van Cooten had aanvankelijk gedacht, dat hij in de maling werd genomen. Later had hij gedacht, dat Johanknegt het pak er zelf had neergelegd. Na eenig zoeken werd een groot bruin pakket gevonden, 't vertoonde geen en kel spoor, dat het er lang gelegen had. Getuige had het pakket in de auto ge dragen en het papier losgemaakt „om te zien. of er misschien niet iets onsmake lijks in zat, inplaats van de kostbaarhe den van Nijenrode". Van Cooten had een der miniaturen uit het pak gehaald, dit was op dezelfde wijze verpakt als de kost baarheden van de éérste partij. Dat was me direct opgevallen, maar ik heb er niets van tegen juffr. N. en Johan knegt gezegd. Onderweg naar Utrecht had getuige geïnformeerd bij een veld wachter of de vindplaats onder het ar- rondissements Utrecht of Amsterdam hoort. De goederen werden naar het hoofdbu reau van politie te Utrecht gebracht. In het bijzijn van verschillende andere re chercheurs en inspecteurs zijn de kost baarheden bekeken. We hadden het gevoel, aldus getuige van Cooten, dat we op de hak waren ge nomen. Johanknegt was er aanvankelijk niet toe te bewegen een verklaring af te leg gen, hij wilde eerst gaan borrelen. Ein delijk wist Van Cooten hem dan over te halen een korte verklaring af te leggen. Daarna zijn juffr. Nögerath en de detec tive met Van Cooten naar huis gegaan om te eten. De getuige windt zich weer hevig op, als hij ziet dat de Officier lacht. „Ik zou een hevige uitbrander krijgen als ik lachte, als de Officier sprak." Na het eten was het gezelschap mét de buit per auto naar Breukelen ge gaan om daar den burgemeester nader op de hoogte te stellen van het terugvinden. Johanknegt heeft in de auto het een en ander over Koning en over Mees Gerrit sen verteld en tevens had Johanknegt toen gezegd, dat de inbraak een comedie was geweest. Als de pres. get. de volgende vraag stelt en deze het een strikvraag noemt, zegt de pres. het ongepast te vinden, dat de get. hem zoo iets verwijt. Get. persisteert dan bij zijn verklaring het ongepast te vinden, d3t de president dergelijke vragen stelt. Pres.: „Ik vraag U of het goed daar is neergelegd". Get.: „Als iets ergens wordt gevonden, is het er eerst neergelegd". Pres.: „Ja maar hebt U gezien, dat het werd neergelegd." Get.: „Ik ontken dit pertinent" Pres.: „Hebt u, toen u zooveel kwaad over Koning hoorde, niets tegen hem ondernomen?" Get.: „Neen niets". De president komt dan op de vlsch- kwestle en getuige zegt: „Ik ben een spe cialist in het bot vangen en dat doe ik op het oogenblik hier; op het kasteel heb ik nooit gevischt". De Pres. informeert of get. wel eens oes ters en champagne heeft genoten ten huize van Johanknegt. Get.: „Ik heb bij mijn weten nooit een druppel champagne bij Johanknegt ge dronken. Ik heb het nog nooit gezien. En oestersja, ik heb et wel eens kalfs oesters gegeten. Misschien wordt dat be doeld. Bij dit feestelijk eten was ook de burgemeester van Breukelen aanwezig, niet dat ik me achter dezen eminenten burgemeester verschuil", voegt get. er aan toe. Pres.: „Was U een deel der belooning beloofd?" Get.: „Bij mijn weten niet". Mr. Muller Massis: „Wanneer vertelde Johanknegt dat de Inbraak gefingeerd was' Get.: „Op 26 Februari 1933". De officier maakt er den get. opmerk zaam op, dat zijn verklaringen later uit voeriger werden en op enkele punten af weken. De get. beheerscht zich niet langer, slaat met beide vuisten op het hekje, roept verwarde brokstukken van zinnen en be sluit met „Dank u". De officier maant hem aan kalm te zijn. (Wordt vervolgd). WEGENS MISHANDELING VEROORDEELD. Heden wees het Amsterdamsche Hof arrest in de zaak tegen de gebroeders V„ die op 16 September den burgemeester van Assendelft molesteerden, toen deze hun meedeelde, dat hij niet gerechtigd was hun de tot toen genoten ondersteuning uit te keeren. De Haarlemsche rechtbank ver oordeelde de gebroeders tot 8 maanden gevangenisstraf elk, het Hof veroordeelde hen tot 6 maanden. HAAGSCHE RECHTBANK. De 53-jartge autohandelaar H. L. van B. uit Zwammerdam, heeft zich te ver antwoorden gehad wegens het veroorza ken van dood door schuld. Verdachte heeft in den avond van 6 Febr. jJ. met een door hem bestuurde auto op den Rijksweg te Bodegraven een voor hem uitrijdenden wielrijder zoodanig aangereden, dat deze met ernstige ver wondingen naar het Ziekenhuis te Woer den moest worden vervoerd alwaar hij spoedig aan de gevolgen is overleden. Uit het getuigenverhoor bleek, dat de verdachte direct na de aanrijding naar de politie te Bodegraven is gereden om van de aanrijding kennis te geven en hulp te gaan halen. Volgens de verklaringen aan een poli- tie-beambte was de flets van het slacht offer van een ondeugdelijken reflector voorzien. Een getuige uit Bodegraven verklaarde dat op den bewusten avond in de nabij heid van zijn woning een auto stilstond Verdachte liep er om heen en toen hij den getuige zag, noodigde hij dezen uil om mede te rijden, omdat hij naar hij zeide iemand had aangereden. Volgens getuige rook de man naar sterken drank. Getuige reed niet mede, doch begaf zich te voet herwaarts. HU zag toen een rijwiel op den weg liggen, alsook een net. en een pijp. Langs den berm lag een man in bewusteloozen toestand. Verdachte zelde dat hij met een vaart van 40 a 50 KM. heeft gereden en dat hij ruim 1 M van het rijwielpad was. Hij reed met duplo-licht toen hij een schok voelde, waarna hij tot de ontdekking kwam. dat hij iemand aangereden had. Volgens zijn verklaringen was verdachte dien middag te Utrecht met een paar vrienden uit geweest en had eenige bor rels gebruikt, zoowel vóór als na het eten. Van den wielrijder heeft hij totaal niets gezien. Wel had hij even te voren een auto voor zich uit zien rijden, welke een rood achter licht had. Deze auto reed op grooten af stand voor hem uit. Verdachte zeide voorts, dat hij met ge dimd licht reed, omdat even te voren een andere auto hem tegemoet gereden was. Het O. M„ waargenomen door jhr. mr. Van Asch van Wijck, zeide, dat uit de ge tuigenverklaringen is gebleken, dat de wielrijder H. met een lichtgevende lan taarn heeft gereden. Verdachte's niet begrijpen van 't geval sluit evenwel zijn schuld niet uit. Uit het onderzoek is gebleken, dat de wielrijder op den rijweg heeft gereden en dat de reflec tor ondeugdelijk was. Daarin kan even wel geen voldoende verontschuldiging voor den verdachte liggen. Deze heeft óf te snel gereden óf hij heeft niet opgelet, waardoor hij den wielrijder niet tijdig op merkte. Wat de strafmaat betreft, wilde spreker rekening houden met schuldverlichtende omstandigheden, zooals het rijden buiten het fietspad en den ondeugdelijke reflec tor. Ook staat de verdachte bekend als een kalm en bezadigd rijder. Evenwel meende spr. in dit geval een vrijheidsstraf te moeten vorderen en eischte hij tenslotte 1 maand hechtenis. Vonnis 19 April a.s. De Rechtbank veroordeelde heden J. Ph. v. d. R„ bankwerker, ged. wegens diefstal van een rijwiel, dat onbeheerd voor een perceel aan de Garenmarkt te Lelden stond, welk rijwiel R. te Voorschoten voor een ander verwisselde tot 3 maanden ge vangenisstraf. Fr. U., timmerman te Nijmegen, thans ged.. werd veroordeeld wegens diefstal van een jas ten nadeele van een Leidsch stu dent, tot 6 maanden gevangenisstraf. In een zaak tegen den metselaar F G., te Leiden, die terecht stond wegens dief stal van een barometer gepleegd op 3 Nov. j.I. in een perceel aan den Hoogewoerd, aldaar, concludeerde het O.M. nadat de psychiater dr. J. Scholtens was gehoord, tot plaatsing van G in een krankzinnigen gesticht voor den tijd van een jaar.1 WOELIG SPANJE. MADRID, 4 April (Reuter). In de ver gadering van de Cortes hebben een aan tal incidenten plaats gehad. De rechtsche partijen kwamen ernstig in botsing met de linksche. Ondanks de vinnige oppositie van de so cialisten. besloot de vergadering met 294 tegen 65 stemmen de besprekingen over het wetsontwerp tot opnemen van een credlet ten bate van de landelijke geeste lijkheid te besluiten. Het wetsontwerp zelf werd vervolgens met 281 tegen 8 stemmen aangenomen. MALAGA, 4 April. (Reuter). In een op slagplaats van chili-salpeter is brand uit gebroken. Eenige duizenden tonnen salpeter gin gen verloren. Een brandweer-comnjandant werd ge wond. Naar de oorzaak van den brand is een onderzoek ingesteld. MADRID, 5 April (Reuter) In Sara- gossa hebben de syndicalisten tezamen met de sociaal-democraten een algemeene staking uitgevaardigd De regeerings- president heeft de staking onwettig ver klaard en politie en militairen te hulp geroepen om de belangrijkste openbare diensten te doen functioneeren. Te Malaga ztin een aantal aanslagen gepleegd, waarbij een Politieman om het leven is gekomen. MADRID. 5 April (Reuter) Bij de wet tot ondersteuning van de geestelijken in Spanje, welke gisteren werd aangeno men, ontvangen de lagere geestelijken, die een jaarlijksch inkomen beneden 7000 pe seta hebben 2?3 van hun vroeger inkomen als ondersteuning. VALENCIA, 5 April (Reuter) - De gou verneur van de provincie Valencia is af getreden tengevolge van een perscam pagne tegen hem, in verband met de so ciale conflicten. De politie heeft in een trein II bommen gevonden. SARAGOSSA, 5 April (Reuter). - De civiele gouverneur van Saragossa heeft verklaard, dat indien heden het werk niet wordt hervat, de werklieden als ontslagen zullen worden beschouwd en nieuw perso neel zal worden aangenomen. TEGEN DE FRANSCHE LOONSVERLAGING. PARIJS, 4 April, (Reuter). De bond van post-personeel heeft besloten zich met alle middelen tegen de bezuinigings-maat- regelen van de regeering te verzetten. De bond noemt de verordeningen anti sociaal. Het Fransche vakverbond heeft den be ambten onvoorwaardelijken steun voor den strijd tegen de regeerings-maatregelen toegezegd. Het bestuur kreeg opdracht maatregelen voor te bereiden en zorg te dragen voor een snelle toepassing. PARIJS, 5 April. (Reuter) Tegelijk met de postbeambten hielden ook andere beambten-vereenigingen bespi| kingen over de bezuinigingsmaatregelen van de re geering. Ook de beambten van de Indirecte be lastingen willen protesteeren. Men rekent er op, dat de oppositie nog grooter zal worden en dat de regeering voor ernstige beslissingen geplaatst zal worden. De Parijsche pers ls over het algemeen goed te spreken over de bezuinigings maatregelen. Eenige bladen, waaronder de „Echo de Paris", herinneren er aan dat hier slechts sprake is van de eerste tranche van de bezuinigingen welke in totaal 4 milliard bedragen. Men zal er niet aan kunnen ontkomen ook offers te vragen van de oud-strijders. INSULL. ISTAMBOEL, 4 April. (Reuter) Men is hier verbaasd, dat uit de Vereenigde Staten geen nieuws meer komt in ver band met de uitlevering van Insull. De autoriteiten weten niet of het pro test van Insull tegen het besluit van de Turksche regeering voor den rechter moet komen of niet. Daarom zal de raad worden ingewon nen van den Turkschen ambassadeur te Washington, die een deskundige is op het gebied van internationaal recht. LINDBERGH WIL HELPEN. MOSKOU, 5 April (V.D.). - Kolonel Lindbergh heeft den Russischen ambassa deur te Washington medegedeeld, dat hij bereid is deel te nemen aan de reddings actie voor de bemanning van de „Tsjel- joeskin". De Sovjet-regeering heeft Lindbergh doen weten, dat zij het zou toejuichen wanneer hij met zijn vliegtuig bij het reddingswerk wilde helpen. Tot nog toe nemen reeds 16 Russische vliegtuigen aan de bergingspogingen deel. HET STAVISKY-SCHANDAAL. PARIJS, 5 April. (Reuter) De rechter heeft Dubarry langen tijd verhoord in zake den brief, welke Dalimier hem 23 September 1932 heeft gezonden. Dubarry verklaarde, dat hij den indruk had, dat de minister noch de Bayonne- affaire, noch Stavisky kende. Verder verklaarde Dubarry, dat niemand hem gewaarschuwd heeft tegen den op lichter en dat Chautemps nieuwe midde len uit geheime bronnen te zijner be schikking stelde. Alleen Ohiappe heeft Dubarry gewaar schuwd tegen Stavisky. GASHOUDER ONTPLOFT. HAKODATE, 5 April (Reuter). Aan de promenade langs de kust is een gashouder ontploft, waardoor twee personen werden gedood en vier gewond. De ontploffing veroorzaakte grooten schrik onder de menigte. 70 huizen wer den door de ontploffing vernield. 2—J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 2