TOM DE NEGERJONGEN
LEIDSCH DAGBLAD - Derde Blad
Donderdag 5 April 1934
KUNST EN LETTEREN.
VISSCHERIJBERICHTEN.
BRIEVEN UIT BERLIJN.
WAT KUNNEN WIJ AAN DEN
HEMEL ZIEN?
vm.
RADIO-PROGRAMMA.
HUUB GERRETSEN.
In „De Ploeg".
Er ligt over 't schilderwerk van Huub
Gerretsen iets van een herlsllijke stem
ming, waarbij de kleuren, eigenlijk meer
de tinten, sterk in ééne sfeer van een iet
wat droómerige droefgeestigheid zijn op
genomen. Er is een beschaafde resignatie
in en verder een gevoeligheid in de toon-
waarden en hun vervloeiing, die op het
kantje af is van overgevoelig te worden.
Niettemin, het werk doet eerlijk en sym
pathiek aan, bezit in zijn fijnheid kwali
teiten, die voor ons zeer bekoorlijk zijn.
Het schijnt mij de uiting te zijn van een
zachten, bedeesden geest, die sterk inner
lijk leeft en die dus in onzen brutalen op
schelle effecten berekenden tijd zich
teruggedrongen gevoelt.
Er zijn enkele zeegezichten mooi van
kleur, rijk aan nuances, meer innig dan
grootsch, omdat de schilder er zijn eigen
peinzende zielsgesteldheid aan heeft geuit.
Er zijn enkele blonde duingezichten met
pen ernstig en verdienstelijk pogen, om
al de nuances van. het grijsgroen, geel en
rose tot hun recht te doen komen. Er zijn
een zevental schilderijen, die alle ver
schillende aspecten van hetzelfde in aan
bouw zijnde stadskwartier geven, waar
huizen worden gebouwd, waar wordt ge
graven, in regen en wind, onder de rook
pluimen der fabriekspijpen enz. en waar
van we No. 16 om zijn toon en stemming
nog het mooiste vinden. Van de geschil
derde kinderportretten bekoort ons dat
van de lachende baby het meest. De schil
der heeft getracht hiermee een stukje
Wanne lente-poëzie te vertolken.
Na al hetgeen wat we hebben gezegd
over het schilderwerk, merken we op, dat
het teekenwerk ons per slot toch sterker
lijkt. Er zijn eenige teekeningen van de
zee, waarin wijdheid en ruimte is uitge
drukt. Ook de teekening van het stads
gedeelte in aanbouw, dat we reeds bij de
schilderijen vonden, is vlot en levendig
gedaan. Toch geven we de voorkeur nog
aan de portretteekenlngen. No. 9, die van
een zittende vrouw en de teekening van
een pijprookenden man, zijn met flinke
contourlijnen opgezet en vast en gaaf uit
gevoerd. Ook de schetsteekening van den
lezenden jongen voldoet heel goed; minder
goed die van een zittenden jongen.
Doch zeer in 't bizonder vestigen we de
aandacht op'de litho's. De heer Gerretsen
moet een kindervriend zijn, die zich met
de grootste liefde er op toelegt, het ont
luikend psychisch wezen van het kind te
bestudeeren, die vooral door zijn teekening
van oogen en mond ons iets tracht te
geven van het raadsel dat het kind bezig
houdt.
Zijn litho, 26. meisje met tulpen, is een
allerliefst kinderkopje, waarvan vooral
het gevoelige mondje zoo zuiver is ge
troffen. Met de grootste zorg is hier de
pure gelaats-expressie weergegeven, van
het onwetende en de vraag, die op zoo
menig kindergezichtje staat geschreven.
En hoe fijn is hier het haar geteekend en
de achtergrond van tulpen.
No. 28 is een heel fijn Jongensportret.
Bij No. 27, „Meisje met krullen", treft
weer het verwonderde kijken van de groote
klnderoogen En eindelijk hebben we nog
een „luisterende Jongen". Het psychisch
moment van gespannen luisteren met
groote oogen en half open mond is hier
wel uitnemend getroffen. Al deze litho's
Bijn met gespannen aandacht geteekend.
dat de modellen niet alleen uiterlijk juist
eijn benaderd, doch dat ook hun nog
eenigszins onbepaald psychisch wezen ge
heel naar de werkelijkheid is vastgelegd.
Het teekenen van kinderen is heel moei
lijk. Men dient daartoe zelf veel in zich te
hebben van wat des kinds is, fantasie te
•bezitten, die zich in het kinderlijk wezen
weer kan verplaatsen. Men moet de droom
en de poëzie van het kinderlijk gemoed
kunnen aanvoelen. In zijn litho's geeft
Gerretsen blijk deze gelukkige eigenschap
te bezitten. Wij voor ons geven dan ook
aan de litho's van deze tentoonstelling de
voorkeur.
In verband met onze beschouwing over
het werk van Jan van Herwijnen in „De
Lakenhal" herinneren wij er nog eens uit
drukkelijk aan, dat zijn bekende serie
teekeningen van verpleegden uit een
krankzinnigengesticht, vervaardigd in 1921
en In eigendom toebehoorend aan de
firma Goudstikker, het werk waardoor
Van Herwijnen in ruimen kring de aan
dacht op zich wist te vestigen, hier niet
aanwezig is.
Men verzoekt mij de aandalcht er op
te vestigen, dat de hier wel tentoonge
stelde serie van zielige volksmenschjes,
Bimpelen en zonder eenigen twijfel naar
gelaatsuitdrukking en houding ten deele
«wakzinnigen dateert uit vroegeren tijd,
nl. uit 1918. Men kan deze serie, die hem
de eerste waardeering van zijn talenten
bezorgde, beschouwen als een aanloop tot
de beroemde serie uit 1921, waar hij zich
uitsluitend wijdt aan typen uit een ge
sticht en van deze zulke meesterlijke ziel
kundige uitbeeldingen geeft.
UMUIDEN, 5 April.
VISCHPRIJZEN.
Tarbot per K.G. f. 1.15—1, Griet per kist
van 50 K.G. f. 30—15, Tongen per KG.
f. 1.20—0.65, Middelschol per kist van 50
K G. f, 20—19. Zetschol f. 18.50—16. Kleine
Schol f.16—1.70. Bot f. 0.40, Schar f.5.20—
0.40, Tongschar f. 3522.50 Roggen per 20
stuks f. 157, Vleeten per stuk f2.45—0.75,
Pieterman en Poontjes per kist van 50
K.G. f. 11.50—7. Groote Schol f. 31. Middel
Schelvisch f.26—22.50, Kleinmiddel Schel-
visch f. 23.50—20. Kleine Schelvisch f.20—
5.80, Kabeljauw per kist van 125 K.G.
f. 5019. Gullen per kist van 50 K G.
f. 134.60, Lengen per stuk f. 20 33,
Heilbot per K.G. f. 1.30— 1.10. Wijting per
kist van 50 KG f.3.501.70 Koolvisch per
stuk f. 0.480.01, Makreel per kist van 50
K.G. f. 3.40—2.70.
9 kisten versche haring f. 1.50—0.95
per kist'.
Aangekomen 6 Stoomtrawlers: H.C 107
met. f.2037. IJM. 58 met f.3078. IJM 38
met f.3883, IJM 29 met f.1047, IJM 50
met f. 1042 IJM. 78 met f. 2720; de kotter:
E. Ill met f.501; de loggers: K.W. 114 met
f.13, K.W. 173 met f.494. K.W. 65 met
f.411. SHV 25 met f 681, SHV. 266 met
f.464, R.O. 1 met f.671.
KENTERING.
(Van onzen correspondent).
Berlijn, 1 April.
De lente heeft ln Berlijn haar intocht
gedaan. Paschen viel dit Jaar wat vroeg,
en ofschoon de zon, die dezen winter zoo
weinig van de Duitsche hoofdstad heeft
willen weten, thans haar uiterste best doet
om de schade eenigszins goed te maken,
kan zij toch niet op tegen een noord-wes
tenwind, die ons het verblijf in de scha
duw allesbehalve tot een genot maakt.
Berlijn is een koude stad, of slaat over
naar het andere uiterste. Men mag hier
nimmer vergeten, dat men op een zandige
hoogvlakte van enorme afmetingen woont
en dat men drie uur sporens in oostelijke
richting al in Polen ls, waar de oostelijke
winden vandaan komen, die de „Siberische
koude" plegen mee te brengen.
Maar als 't morgen ook nog zoo heerlijk
zonnig blijft, dan hebben de menschen, die
op Zon- en feestdagen aangewezen zijn,
tenminste hun deel gehad. En voor den
Berlijner in 't bijzonder is de „Ausflug ins
Jrüne" (de echte Berlijner kent geen g,
maar zegt daarvoor een dikke hartelijke j,
gelijk die in de „jutjebratene Jans" voor
komt) iets, dat hij in het leven om den
drommel niet missen kan. Bosch, water,
uitspanningen met „Weissbier", en des
avonds een „Eisbein mit Sauerkraut" moet
hij hebben. En als 't er even afkan een
paddel- of een motorbootje, en als bruin
het nog gladder trekken kan, een „Klein-
auto", waarmee hij tegenwoordig den ko
ning te rijk is. Adolf Hitler kende zijn
Pappenheimers, toen hij eenige weken ge
leden het bevel gaf, volksauto's te com-
strueeren. Gelijk, eveneens op zijn bevel,
reeds volks-radiotoestellen op de marlot
geworpen werden, die ln honderdduizen
den exemplaren afgezet zijn.
De echte Berlijner of de daarheen over
geplante, die met den echten geassimileerd
is, houdt van gemoedelijkheid, is een beetje
ruw-sentimenteel, kent geen grooter liefde
dan de natuur, die hij met den verzamel
naam „jejend" pleegt aan te duiden, geniet
van zijn slatuintje en daarbij behoorend
prieel, ls desnoods ook tevreden met zijn
balcon dat aan bijna geen Berlijnsche
woning pleegt te ontbreken mits er
plaats voor een batterij bloempotten ls.
Deze echte Berlijner leeft pas op met het
eerste groen. De winter is niets voor hem,
hoogstens voor de kinderen, de „Jören"
(ditmaal een werkelijke j en geen verbas
terde gHij, de volwassene, moet bloe
men en planten zien opkomen en zijn eigen
groente plukken. Hij moet in hemdsmou
wen met zijn gietertje rondloopen en des
kundige theorieën verkondigen, van die
zelfbewuste zinnetjes, waarin tallooze ma
len: „det jibst ntch" en „det kommt
Janicht in Frage" voorkomt.
Deze echte Berlijner houdt eigenlijk hee-
lemaal niet van politiek en denkt als ras
echte tevreden burger, als hij zich in de
politiek mengt, alleen maar aan het eigen
belangetje, aan 't inkomen, aan 't sparen,
aan een huisje „Int jrüne", aan een visch-
hengel en een roeiboot. Daarmee is tevens
gezegd, dat de typische Pruis ten slotte
van den typischen Franschman rondom
Parijs niet zoo heel veel verschilt. En men
kan honderdduizendmaal vernemen, dat
ze het aan het front ln den wereldoorlog
ten slotte volstrekt niet slecht met elkaar
[hebben kunnen vinden. En dat alleen die
vermaledijde politiek hen dwong, zulke
leelijke dingen jegens elkander te doen.
Neen, de echte Berlijner is geen politi
cus. Vroeger was hij uit familie-traditie
monarchist en oud-soldaat, om dan later,
na den oorlog, maar mee te doen met het
nieuwe, het roode, de vakbeweging, mis
schien wel in hoofdzaak omdat daar ook
zoo druk bij „vereenigd en vergaderd"
werd, omdat men daar bestuursbaantjes
kon krijgen en tegenover moeder-de-vrouw
die in alle stilte vaak den grooteren in
vloed in het Berlijnsche gezinsleven
pleegt te hebben, een zeker tegengewlcht
te bezitten. Men moet dit alles weten, om
te begrijpen, hoe verrassend snel het roode
Berlijn nazi-Berlijn geworden ls.
Want ook hier kenden Hitier en zijn
mannen hun Pappenheimers. De civiele
garde, die zich S S. en S.A. noemt, bracht
naast het „Arbeitsfront", den verplichten
en den vrijwilligen arbeidsdienst en de
„luchtverdediging" alles, wat de Duitsche,
de Berlijnsche „Spieser" (kleine Burger
man) verlangt: discipline, deel zijn van
een sterk geheel, uniform, onderscheidings
teekenen, stamtafels, rangverschil met de
mogelijkheid steeds hooger te klimmen
(een surrogaat voor de vroegere bestuurs
functies), veel feestgedoe, veel vaandel-
gezwaal en ten slotte, veel mogelijkheid
om het lieve eigenbelang te kittelen en
ln de hand te werken.
Dat heet hier „het nut van 't algemeen
gaat boven het nut van den enkeling" En
dat ls eigenlijk een grappig geval.
En toch zegt men, dat het Duitsche volk
sinds eenige Jaren volkomen verpolitiekt
is? Ja, dat ls absoluut juist en ook heel
gemakkelijk te verklaren. Maar dat betee-
kent nog niet. dat dit alles van harte gaat
en dat vooral de Berlijner niet gelukkig
zou zijn, als men hem van morgen af nu
eens met rust liet met die eeuwige en alles
van hem opeischende politiek.
Kijk, als men met echte, geestdriftige
„Nazi's" spreekt of de Duitsche dagbladen
leest, dan krijgt men den Indruk, alsof
heel het Duitsche volk geen grooter genot
kent dan den staatsburger te spelen, „Heli
Hitler" te roepen, figurant voor volks
demonstraties te zijn, of met tranen in de
oogen aan den radio-luidspreker te zitten
als een der kopstukken van de regeering
een daverende rede loslaat, die begint met
„veertien jaren lang hebben de November-
rrüsdadigers Duitschland in den modder
gereden en ons daarna een afschuwelijke
ergernis nagelaten; veertien Jaren lang
hebben die schurken van Marxisten
Neen. lang niét alle Dultschers. lang niet
alle Berlijners hebben nog voldoende ge
duld om zooiets aan te hooren. Ze worden
ook al gemelijk, als ze in de radio altijd
weer militaire marschen vernemen, altijd
weer meneeren en juffrouwen moeten
aanhooren, die verzekeren, dat nu alles
goed is en eeuwen lang zoo blijven zal (van
de Sovjet-Russische zenders kan men al
jaren lang hetzelfde vernemen!), altijd
weer in de bladen lezen, dat ze de vlag
moeten uitsteken en op dit of dat plein
om zoo en zoo laat ter demonstratie aan
wezig moeten zijn. Nog onlangs viel mij
in een zeer druk bezet koffiehuis, dat on
afgebroken een krachtigen luidspreker op
zijn bezoekers pleegt los te laten, bijzon
der op, dat tijdens een groote rede van
Hitler, die ln Zuid-Duitschland gehouden
werd, letterlijk niemand luisterde, maar
integendeel alle gesprekken overluid ge
voerd werden om die toch wat opdringe
rige hooge politiek zoo mogelijk te over
stemmen. En dat groeten met „Heil
Hitier" en opgeheven arm wordt ook eer
der minder dan meer in Duitschland. Ja,
men kan in de bladen al ingezonden stuk
ken lezen van menschen, die vinden, dat
het toch 'n beetje onbeleefd is als kinde
ren en jonge menschen ouderen van dagen
en voor-1 vrouwen zoo onverschillig met
'n armgebaar groeten zonder het hoofd
deksel af te nemen. Waartegen dan na
tuurlijk weer anderen schrijven, dat een
groet, die in de eerste plaats als hulde
voor Hitier zelf bedoeld is, toch zeker goed
genoeg is voor leder van zijn geregeerde
landgenooten!
Een feit is, dat men reeds veel meer
„Heil!" dan „Heil Hitier!" hoort, wat wel
licht toe te schrijven ls aan de omstandig
heid, dat vele menschen, vooral de vroom-
godsdienstige, er innerlijk iets tegen heb
ben, ln een dagelijks honderden malen
herhaalden groet niet het opperwezen
(„Grüss Gott!" ln Zuld-Duitschland)
maar een minister te huldigen, geheel af
gezien van de vraag, of deze minister voor
zijn volk ook bijzonder verdienstelijke
dingen gedaan heeft. Wat ten slotte pas
een latere generatie naar waarde en met
de noodige objectiviteit beoordeelen kan.
Het is ten slotte ook teekenend voor de
stemming in breede kringen der bevolking,
dat, toen van hoogerhand aan de men
schen, die in het Ruhrgebied, in Saksen
en in Opper-Silezië dagelijks met den
mijnbouw te doen hebben, toegestaan
werd in plaats van „Heil Hitier!" het
eeuwenoude „Glück auf!" in eere te hou
den. van die mogelijkheid onmiddellijk in
al die gebieden een zoo ovemiim gebruik
gemaakt werd. dat de overheid de waar
schuwing moest laten volgen: alléén mijn
werkers asjeblieft!
Ja, het is eenigszins anders, dan die
goede, gehoorzame pers van heden het den
medemenschen wil wijsmaken. Dat is mis
schien, politiek gezien, niet erg belangrijk.
Maar het kan belangrijk worden.
ROLAND.
223. „Hoort dat zoo?" vroeg hij Tom,
„dat je daar zoo bij heen en weer zwaait".
„Stil nou", antwoordde Tom, die toch al
moeite genoeg had om zijn kwast te han-
teeren, en er nu heelemaal niets aan kon
doen, dat dat moois lnplaats an om Piji's
mond er nu en dan in terecht kwam. Maar
Pijl vond, dat Tom geen eerste klas kapper
was, en was erg ontevreden, dat die kwast
hem telkens tusschen de tanden zat, en
dat zei hij ook aan Tom niet zoo vrien
delijk.
224. Tom probeerde den boozen Pijl een
beetje te sussen. „Je mond mag best van
'binnen ook een beurtje hebben", vond lilj,
maar pas had hij dit gezegd, of daar trok
de leeuw zijn staart uit de oneerbiedige
handen van den kwajongen en zwiepte er
mee heen en weer, zoodat Pijl er links en
rechts mee om de ooren kreeg. Nu zagen
allen plotseling, dat het de staart van den
leeuw wa§, waarmee Tom aan het kap
pertje spelen was.
HET ZOD1AKAALLICHT.
Het zal den meesten lezers van dit blad
wel bekend zijn, dat een reeks van twaalf
sterrenbeelden den naam Dierenriem of
Zodiak draagt. De eerste naam staat er
mede in verband, dat twaalf sterrebeelden
uit deze reeks den naam van een dier dra
gen, te weten: Ram, Stier, Kreeft, Leeuw,
Schorpioen, Steenbok en Vlsschen. Deze
twaalf sterrebeelden liggen langs een
grooten cirkel, dien men denkbeeldig langs
den hemel getrokken kan denken. Het
denkbeeldige platte vlak, dat men door
dezen cirkel gelegd kan denken, is het
vlak van de ecliptica en dit vlak maakt
met den horizon van een bepaalde plaats
een hoek, waarvan de grootte volgens be
paalde kosmografische regels varieert
tusschen 15 en 61 graden. Alle planeten,
de zon en de maan bewegen zich ln hun
schijnbare beweging aan het hemelgewelf
door deze cirkel doch ln een strook van
ongeveer acht booggraden breedte ter
weerszijden van den eigenlijken cirkel,
die de snijlijn van het vlak der ecliptica
met het hemelgewelf vormt.
Het ls niet het. doel hier verder op deze
sterrekundlge aangelegenheid in te gaan,
maar deze korte uiteenzetting was noodlg
tot recht begrip van hetgeen hier volgt.
Nu bestaat er een lichtverschijnsel aan
den helderen hemel, dat den naam Die-
renrlems- of Zodiakaallicht draagt, omdat
het waargenomen kan worden aan een ge
deelte van den hemel, waarin de sterre
beelden van den Dierenriem liggen. Het is
dit verschijnsel, hetwelk in dezen tijd van
het Jaar zeer goed zichtbaar ls, dat thans
aan de beurt van behandeling ls.
Er zullen wel heel weinig menschen zijn,
die het verschijnsel door eigen aanschou
wing kennen. De stadsbewoner, die zich
zelden kan onttrekken aan den voor de
waarneming zoo hinderlijken Invloed van
kunstlicht, kent het verschijnsel zeker
niet, terwijl de plattelandsbewoner ruim
schoots de gelegenheid krijgt om het te
zien en het dus wel zal kennen en er, in
dien hij het niet kent, naar zal uitzien als
hij met belangstelling het onderstaande
heeft gelezen.
Het zodiakaallicht vertoont zich als een
zeer zwakken lichtschijn des avonds aan
het gedeelte van den hemel waar de zon
is ondergegaan en des morgens vóór
zonsopgang aan die zijde van den hemel,
waar de dagvorstin zal verschijnen. De
gedaante van het verschijnsel ls die van
een spitsen driehoek, waarvan de punt
naar boven wijst en de basis op den hori
zon rust. De breedte van deze basis is kort
na zonsondergang ongeveer dertig boog
graden. De lichtkegel loopt met de zon mee
wij zullen straks zien waarom en
daalt dus naarmate de zon onder den ho
rizon zinkt om tenslotte geheel daarachter
te verdwijnen. Daaruit volgt, dat het ver
schijnsel slechts gedurende een beperkten
tijd zichtbaar zal zijn en in de praktijk
komt dit daarop neer. dat men ln 't zodia
kaallicht slechts gedurende zeer korten
tijd na zonsondergang kan waarnemen:
hoe lang dat ls, hangt af van verschillende
omstandigheden, die variabel zijn. Laten
wij zeggen, dat men het verschijnsel ge
durende een half tot een heel uur duide
lijk genoeg kan waarnemen. Daar de licht
kegel echter meer en meer onder den ho
rizon wegzinkt, verdwijnt de breede basis
het eerst en wordt het boven den horizon
uitstekende deel steeds smaller. Men zal
hem dus het best kunnen waarnemen kort
na zonsondergang.
Voordat het verschijnsel voor ons zicht
baar kan worden moet de schemering af-
geloopen zijn. Zooals men weet blijft nog
lang nadat de zon onder den horizon ls
verdwenen de hemel ln het Westen na
gloeien. Men ziet nog gedurende eenigen
tijd het zoogenaamde schemeringssegment
en zoolang dit niet geheel of bijna geheel
ls uitgedoofd heeft men weinig kans het
zodiakaallicht te zien.
De beste tijd voor de waarneming is dus
aangebroken wanneer de eerste sterren
aan den hemel verschijnen. Bij goed hel
der weer ziet men dan ook al lang spoe
dig het zodiakaallicht verschijnen, eerst
natuurlijk nog uiterst flauw, langzamer
hand sterker worden naarmate de duis
ternis dieper wordt. De lichtkegel ls dan
nog zoo groot mogelijk. Als het verschijnsel
in verband met groote doorschijnendheid
van de lucht eens bijzonder helder ls ziet
men het als een zachten, fijnen, doorzlch-
tigen lichtschijn, waarvan door de ge
heimzinnigheid groote bekoring uitgaat.
Men zal bij nauwkeurige waarneming zien,
dat de licht-intensiteit niet aldoor even
groot is. Of dit aan wisselende doorschij
nendheid van de atmosfeer toe te schrij
ven is weet ik niet maar het is wel waar
schijnlijk.
Welk Jaargetijde ls nu het beste voor het
waarnemen van het Zodiakaallicht? Dit
jaargetijde is het tijdperk van ongeveer
begin Februari tot half April. Waarom dit
zoo is zal uit hpt volgende blijken.
De as van de lichtkegel valt ten naasten
bij samen met dé ecliptica. Zij maakt der
halve met den horizon een hoek. die ge
lijk is aan de helling van de ecliptica. Deze
hoek wisselt in den loop van het jaar tus
schen 15 graden en 61 graden welke uiter
sten bereikt worden omstreeks 15 Juli en
het begin van Maart. Hoe kleiner nu de
helling van de ecliptica ten opzichte van
den horizon is, hoe meer de lichtkegel van
het Zodiakaallicht in het schemerings
segment ligt, terwijl, hoe steiler de as staat
hoe duidelijker het Zodiakaallicht zich aan
ons vertoont. Hieruit volgt, dat de gun-
sigste tijd voor de waarneming omstreeks
begin Maart is. Vanaf dit tijdstip wordt de
helllngshoek van de lichtkegel weer kleiner
en de gelegenheid om het verschijnsel te
zien slechter.
Er is echter nog een andere reden waai -
om deze tijd van het jaar gunstig is voor
de waarneming. In dezen tijd namelijk
treden vaak Noordelijke winden op, die
zeer droog zijn, en daar zij van over zee
tot ons komen, weinig atmosferische stof
bevatten, zoodat de lucht grootere door
schijnendheid bezit dan in de vorige jaar
getijden. Wie het Zodiakaallicht wil zien
moet dan ook in dezen tijd van het jaar
des avonds naar buiten gaan tegen den
tijd, dat de sterren zichtbaar worden, en
een observatiepost opzoeken waar kunst
licht zoo weinig mogelijk stoort. Hij heeft
dan alle kans het verschijnsel heel mooi
te zien.
De vraag doet zich natuurlijk voor: wat
Is de oorzaak van het Zodiakaallicht? Het
is in de eerste plaats een kosmisch ver
schijnsel. dat dus niets te maken heelt
VOOR VRIJDAG 6 APRIL.
Hilversum, 301 M. 8.00: VARA. 12 00:
AVRO. 4.00: VARA. 8.00: VPRO 11.00—
12.00: VARA. 8.00: Gr.pl. 10.00: Mor
genwijding VPRO 10.15: Declamatie
Hetty Beck 10.30: Orgelspel J. Jong
11.00: Onze keuken, door P. J. Kers
11.30: Gr.pl. 12.00: Ludwig Rüth en
zijn orkest en Gr.pl. 2.30: Kook- en
bakpraatje door Mevr. R. Lotgering-Hille-
brand 3.00: Viool-recital J. Felderhof.
A. d. vleugel: E. Veen 3.30: Gr.pl.
4.00: Dlta 4.30: Voor de kinderen
5.00: Klein VARA-Ensemble o.l.v. F. Ba-
kels 5.45: De Flierefluiters o.l.v. J. v.
d. Horst 6.30: De Notenkrakers o.l.v. D.
Wins 7.00: Muzikale causerie P. Tiggers
7.30: E. Boekman: Het Neo-Soclalisme
7.50: Orgelspel C. Steyn 8.00: Cau
serie door Ds. W. J. v. Nieuwenhuyzen
8.30: Concert door de Zangver. „Poly
hymnia" en V. Schoonderbeek (orgel1
9.00: Prof. Dr. J. Lindeboom: Het Vrijzin
nig Protestantisme ln ons volk 9.30:
Vervolg concert 10.00: Vrijz. Godsd.
Persbureau 10.05: Vaz Dlas 10.15:
Causerie door Mej. Dr. N. A. Brulning
10.45: Gr.pl. 11.00: Muzikaal allerlei
11.30—12.00: Gr.pl.
Huizen, 1875 M. Algemeen Program
ma, verzorgd door den KRO. 8.00—9.15
en 10.00: Gr.pl. 11.30: Voor zieken en
ouden van dagen 12.15: Orkestconcert
en Gr.pl. 3.00: Zang- en viool-recital
4.15: Gr.pl. 5.15: Causerie 5.35:
Schlagermuzlek en Gr.pl. 7.15: Cause
rie 7.35: Orkestconcert 8.10: Vaz
Dias 8.15: Opera-concert 9.15: Le
zing 9.35: Orkestconcert 10.00: Po
pulair concert 10.30: Vaz Dias Gr.pl.
11.15—12.00: Populair concert (slot).
Daventrv, 1500 M. 10.35: Morgenwij
ding 10.50: Tijdsein, Berichten 11.05
11.20: Lezinge 1220: Orgelconcert
door Dom Gregory Murray 12 50: BBC
Dansorkest o.l.v. Hall 1.35: Northern
Btudlo-orkest o.l.v. J. Bridge 2.20: Con
cert door M. Peck (sopraan), J. Bonner
(cello) en N. Reed (piano) 3.20: Gr.pl.
3.50: Ch. Manning en zijn orkest
4.50: E. Colombo en zijn orkest 5.35:
Kinderuur 6.20: Berichten 6.50: Piano
recital H. Perkin 7.30 en 7.50: Lezin
gen 8.20: BBC-orkest o.l.v. St. Chappie
9.20: Berichten 9.40: „The Lilac Do-
mine operette met muziek van Cuvillier
10.55: Voordracht 11.10—12.20: Dans
muziek door Harry Roy en zijn Band.
Parijs „Radio-Paris", 1648 M. 7.20 en
8.20: Gr.pl. 12 20: Joodsch concert
12.50: Krettly-orkest 7.40: Gr.pl.
9 05: „Fallstaff", opera van Verdi o.l.v. E.
Bigot.
Kalundborg, 1261 M. 11.20—1.20: Con
cert uit Hotel d'Angleterre 2.20—4.20:
Omroeporkest o.l.v. Reesen 7.05: Om
roeporkest o.l.v. Gröndahl 7.50: Radio-
tooneel 9.35: Gevarieerd Liefdadigheids
programma m.m.v. solisten en dans-or-
Langenberg, 456 M. 5.25; 6.20 en
10.50: Gr.pl. 11.20: Werag-Kamer-or-
kest 1.20: Gr.pl. 3.20: Orkestconcert
o.I.v. Kloss 4.35: Concert 6.20: We-
ragkleln-orkest o.l.v. Eysoldt 7.35:„Vom
Ringen des deutschen Handwerks", spel
van Wenzel en Kühn, muziek van Wirth.
Dirigent: E. Prade 8.35: Sketches
9.35: Concert 11.05—11.50: Kamercon--
cert.
Rome, 421 M. 8.05: Concert m.m.v.
orkest en piano 9.00: Radlo-tooneel
9.35: Vervolg concert.
Brussel. 322 en 484 M. 322 M.: 12.20:
Gr.pl. 1.30: Omroepklelnorkest 5.20:
Dansmuziek 7.05: Gr.pl. 8.20: Dito
8.35: Max Alexy's orkest 10.30
1120: Dito 484 M.: 12.20: Omroepkleln
orkest 1.30: Gr.pl. 5.20: Symphonie-
concert ol.v. Kumps 6.35: Gr.pl.
6.50: Omroepklelnorkest 7.05: Piano
recital 8.20: Symphonieconcert oJ.v.
Kumps 10.30—11.20: Gr.pl.
Deutschlandsender, 1571 M. 7.35: Zie
Langenberg 8.35: Plano-recital door
H. Beltz 9.20: Weer- en Nieuwsberich
ten 9.35: Uitreiking v. d.; Adolf-Hitler-
Prijs v. h. Duitsche volkslied 10.05:
Weerbericht 10.20—11.20: Concert uit
Könlgsberg o.l.v. W. Brückner.
GEM. RADIO-DISTRIBUTIEBEDRIJF EN
DE R. O. V. RADIO-CENTRALE.
Voor Vrijdag 6 April.
lste Programma: Hilversum van 8-24 u.
2de Programma: Hulzen van 824 uur.
3de Programma: 8.05afl.: Luxemburg
9.2012 20: Langenberg 12.20—14.20:
Brussel (VI.) 14.20—15.20: Kalundborg
15.20—17.20: Langenberg 17.20—
19.35: Brussel (VI.) 19.35—22.20: War
schau 22.20—afl.: Langenberg.
4de Programma: 11.2014.20: Kalund
borg 14.20—17.35: Daventry 17.35—
20.00: Londen Reg. 20.0023.00: Locale
uitzending, waaraan medewerken: I. The
Roto Colour Players, o.I. v. d. heer I. Cos-
ter( amusementsmuziek). II. Dubb. man-
nenkwartet „Inter Nos" o.I. v. d. heer D.
Kok ni. Gebrs. Galj aard accordeonmu-
zlek). 23.00afl.: Daventry.
De uitzending der R.O.V. geldt niet
voor het locale Leidsche programma; in
de plaats hiervan omvat programma S
der R.O.V. den geheelen dag Daventry.
Wijzigingen voorbehouden.
met onzen dampkring. Was het daaren
tegen een verschijnsel, dat zich ln de
dampkring afspeelt, dan zouden waarne
mers op verschillende, ver van elkaar lig
gende plaatsen, het verschijnsel tegen een
verschillenden achtergrond aan den hemel
afgeteekend zien, maar dat ls niet het ge
val. Zij zien het allemaal ln dezelfde ster
rebeelden. staat dus op zoo'n grooten af
stand van de aarde, dat men dezen als on
eindig groot ten opzichte van den afstand
tusschen twee waarnemers kan be
schouwen.
Hoewel het ontstaan van het Zodiakaal
licht dikwijls verklaard wordt uit de te
rugkaatsing van het zonlicht op uiterst
fijne vaste deeltjes, die in een ringvor
mige baan om de zon loopen, waarvan het
vlak samenvalt, of ongeveer samenvalt met
het vlak der ecliptica, schijnt het, dat deze
verklaring nog niet algemeen wordt aan
genomen. Wij moeten ons voorloopig te
vreden stellen met deze onzekerheid, die
misschien wel eenmaal doorde wetenschap
in zekerheid zal kunnen worden veran
derd. Maar het aanschouwen van een
grootsch natuurverschllnsel kan ons ook
zonder, dat wij het kunnen verklaren,
vreugde brengen en ons. al ls het slechts
voor eenige oogenblikken onttrekken aan
de gewone zorgen van ons aardsche be
staan en daarom beveel Ik dit merkwaar
dige natuurverschijnsel in de belangstel
ling der lezers aan.
(Nadruk verboden.) C. N.
8-8