Paschen
RAADSELS.
schreien, durfde niet meer vragen, wat
moeder met .nooit meer" bedoelde. Hij
ging ook dadelijk met Mia op weg.
Op het erf van boer Paken gekomen,
moesten ze langs het kippenhok. Door het
openstaande luikje van het leghok kon
Sjeng juist de nesten zien. waarin eenige
pas gelegde eieren lagen. Maar terwijl hij
even kijkende, voor het luikje stilstond,
kwam haastig de boerin op hem toeloopen
en vroeg boos:
„Wat moeten jullie hier bij mijn hoen
derhok? Komen jullie hier mijn eieren
stelen, zooals je moeder het eten stal van
mijn hond? Vooruit, gauw mijn erf af,
dieventuig!"
Sidderend van angst, greep ae arme,
blinde Mia Sjengs hand nog steviger vast.
„Kom mee!" huilde zij.
„Ja. zus, maar ik moet eerst moeders
doek vragen," sprak de jongen En daarna
tot de boerin: „We zijn geen dieventuig.
We komen geen eieren stelen. We komen
alléén moeders doek halen, dien zij ver
gat.
..Laat je moeder zelf haar doek komen
halen!" snauwde de vrouw. „En nu vlug
het erf af, begrepen?"
De ruwe woorden der vrouw, waarmee
zij de kinderen van het erf verjoeg, maak
ten de arme, blinde Mia zóó van streek,
dat zij van angst begon te schreeuwen,
zoodat Sjeng, die zich flink hield, haar
bijna niet tot bedaren kon brengen. Het
steeds angstig snikkende kind voorttrek
kende, stonden ze weldra op het gras. dat
de hoeve van Paken scheidde van den
landweg. Daar, tusschen het gras, vond
toen Sjeng een ei.
„Nu zal Mia toch haar Paaschei vin
den," dacht hij, het ei voorzichtig tusschen
zijn blouse stoppende. „Ze moet dan maar
denken, dat de klokken het hebben mee
gebracht. Niets vertelde hij van zijn vondst
aan zijn zusje», dat nog steeds liep te snik
ken en thuiskomende weer opnieuw begon
te huilen, en wel zóó hevig, dat vrouw
Krijns haar naar bed bracht. Nauwelijks
sliep Mia, of Sjeng liet moeder het ei zien.
„Gevonden in het gras, vlak bij het hek
van Paken." vertelde hij opgetogen. „Nu
krijgt Mia tóch haar Paaschei!"
Doch vrouw Krijns sprak: „Luister eens,
jongen ook al kunnen de klokken ons
deze Paschen niets brengen, tóch mogen
we dit ei niet houden, 't Is natuurlijk
door een der hennen van vrouw Paken
gelegd, dus moeten we het naar de hoeve
terugbrengen Ik zal dit zelf straks doen,
als ik mijn doek ga halen. En zegt de
boerin, dat ik het houden mag, dan is het
voor Mia."
Sjeng keek wat sip, toen moeder dit had
gezegd. En vrouw Krijns, die de teleur
stelling in zijn oogen zag, vroeg:
„Je wilt toch niet iets oneerlijks doen,
jongen? Je wilt toch niet iets nemen, wat
een ander toebehoort?"
„Neen, moeder," was Sjengs bijna fluis
terend antwoord. Want hij dacht aan het
woord „dieventuig", dat vrouw Paken tot
hem en Mia had gezegd, toen hij alléén
naar de nesten in het hok keek. „Brengt
u het maar zoo gauw mogelijk naar Pa-
kens hoeve terug."
Doch toen een poosje later moeder met
het ei heenging, keek Sjeng haar met
droeve oogen na. Hij besloot dan ook, om
zijn droefheid voor moeder te verbergen,
op zijn stroozak te gaan liggen, en met de
gedachte, dat Mia geen Paaschei zou krij
gen, sliep hij weldra in.
'tWas al donker, toen vrouw Krijns met
haar doek en twee bruin gekleurde eieren
terugkwam. Ze had het gevonden ei aan
de boerin teruggegeven. Bedankt had de
ruwe vrouw haar zelfs niet; ze had alleen
den doek gebracht en daarbij vrouw Krijns
héél wantrouwend nagekeken, toen deze
heen ging. Doch er was een andere vrouw,
véél minder rijk dan vrouw Paken, en die
had haar de bruine eieren gegeven en
daarbij gezegd:
„Je kinderen moeten toch deze Paschen
hun Paascheitje hebben, ook al kunnen
de klokken dit nu niet brengen
„Ja, er zijn nog brave menschen in de
wereld", mompelde de arme vrouw.
Dat er nog meer brave menschen wa
ren. bemerkte zij ook den volgenden mor
gen, toen Mia Sjeng bij zijn hand greep,
om buiten hun Paascheitje te gaan
zoeken.
„De klokken luiden al zoo lang, broer",
zei ze, „Kom, laten we ons Paaschei gaan
zoeken. Hoe bedroefd Sjeng keek, kon
gelukkig het blinde kind niet zien. Doch
wél voelde ze een traan op haar handje
vallen. „O, 't begint te regenen!" riep ze.
,,'k Ga gauw mijn Paaschei zoeken!"
Vlug trok ze haar handje uit Sjengs
hand en liep, al tastende, naar het plek
je, waar zij iedere Paschen haar Paasch
ei had gevonden, 't Was daar in het op
gehoopte mergelpoeder, dat weldra haar
beide handjes grabbelden. En terwijl
't Wordt Paschen! In 't groote bosch
Heeft 't hazen volk je 't druk.
Elk kind, dat veel van eitjes houdt,
Vindt dat een groot geluk.
Want haasjes leggen in den nacht
In tuin of vóór de deur
Een massa lekk're eitjes neer
Van d'allermooiste kleur!
En als de kindertjes dan straks
Ze zoeken overal,
Dan is er vast geen enkel kind,
Dat niet heel blij zijn zal.
De haasjes doen kabouterwerk,
Ze hooren bij de jeugd
En daarom geven zij zoo graag
Aan 't jonge volkje vreugd.
Die lieve haasjes maken steeds
Veel kindertjes weer blij.
Wie zou niet in zijn nopjes zijn
Met 't mooi gekleurde ei?
't Wordt Paschen! En de kleutertjes,
Die loopen hand aan hand
Te zoeken naar de eiertjes.
Ze leggen z' in een mand.
Luid zingend gaan zij weer naar huis:
O, Paaschfeest, heerlijk feest!
Wat zijn de haasjes in den nacht
Voor ons weer goed geweest!
(Nadruk verboden).
Sjeng toekeek en dacht, hoe groot de te
leurstelling van het blinde zusje zou zijn,
riep het kind vroolijk „O, Sjeng, wat
vind ik vandaag veel eieren! O, kom toch
eens gauw!"
Natuurlijk er niet aan denkende, dat
het werkelijk Paascheieren waren, liep
Sjeng langzaam naar haar toe. Juist greep
weer Mia's handje naar een blauw ge
kleurd ei. En hij zelf zag een rood ei tus
schen de losse mergel schemeren, en daar
na vond hij een bruin en een groen! Acht
Paascheieren hadden ze gevonden, toen
moeder buiten kwam.
„Moeder, kijk toch eens, hoeveel eieren
de klokken voor ons hebben meege
bracht!" juichte Mia, moeders stem hoo-
rende.
„Zouden toch de klokken....?" vroeg
Sjeng fluisterend.
„Dat moet wel zoo zijn, Sjeng" was het
antwoord. „Als ze nog gevangen zaten,
zouden ze toch niet zoo mooi luiden, hè?"
Maar zij zelf dacht bij dit antwoord
aan de brave menschen, den meester en
zijn vrouw, die haar kinderen zulk een
heerlijke Paaschverrassing hadden be
zorgd. Want zij had gezien, hoe meester
zelf naar ,,'t Avergat" (4) was gekomen
en de eieren onder de zachte mergel had
verstopt, en meester keek zóó blij, als al
leen menschen kunnen kijken, die iets
goeds willen doen of reeds deden.
En hoe was het met de klokken gesteld?
Wel, toen de dorpslieden hun plechtig ge
beier op Paaschmorgen hoorden, keken
allen naar den toren en zagengeen
stellingen meer!
„Onze klokken zijn tooverklokken!"
juichten toen, bij het vinden van hun
Paascheieren, de kinderen. „In één nacht
hebben zij voor ons de eieren uit Rome
gehaald!"
,,'t Zijn tooverklokken", zei ook Mia,
„want nog nooit hebben ze Sjeng en mij
zooveel eieren gebracht!"
„Tooverklokken zijn het", stemde ook
Sjeng lachende in en hij gaf twee van
zijn vier eieren aan moeder.
1) In deze streek brengen de klokken
de Paascheieren. Men kent er geen Paasch
haas.
2) Deze vindt men in het land der
mergelgroeven veel.
3) Et was in die streek toen nog geen
schoolwet.
4) De buurt der arme dorpslieden, die
in de rotswoningen een goedkoop verblijf
vinden.
TANTE JOH.
(Nadruk verboden).
RAADSELS VOOR ALLEN OM UIT
KIEZEN, DE GROOTEREN 4,
DE KLEINEREN 3.
I.
Ingezonden door Wim Malgo
Een groote handelsstad in ons land
9 letters, 3 lettergrepen.
1, 7, 8, 9 is een jongensnaam.
3, 4, 5, 6 kan men 's avonds aan
hemel zien.
3, 1, 1, 6 een meisjesnaam.
4, 8, 8, 6, 4 een tractatie.
2 hetzelfde als 9.
n.
Ingezonden door Carolientje Verbies
Ik heb 2 oogen, door ieder oog moet
een vinger steken als je mij wilt gebrui
om het kleine van het groote af te nera
III.
Ingezonden door Geertruida Blóte.
Waarmee begint altijd de dag en ein<
altijd de avond?
IV.
Ingezonden door Annie Rückert.
Mijn geheel is een riviertje van 1 kt
greep, 5 letters, in het Noorden van
land.
1, 2, 3 is een mooi zacht dier.
4, 5 zegt men als men stilte wil gebie<
V.
Ingezonden door Annie van' der Val
Een woord van 3 lettergrepen, het geh
is iemand, naar wien velen Zondags gi
luisteren. De le en 2e lettergreep zijn
namen van 2 muzieknoten, de 3e led
greep is een ontkenning.
VI.
Ingezonden door Nelly de Leeuw.^
Een plaats in Zuid-Holland van 2 let*
grepen, 10 letters.
1, 2, 3, 4 is een vlug dier.
6. 7, 8, 9, 10 is niet krom.
5 is een t.
vn.
Ingezonden door Krijn Haasnoot.
Wat voor woord van 3 lettergrepen sl
hier:
e, e. e, e, r, r, t, t, I, g, p.
VIII.
Ingezonden door Marinus Lagas.
Welk spreekwoord staat hier.
Z a s h.t k kj t.u.st
i t h.t n r e s.