DE AANVAARDING N HET REGENTSCHAP Een woord van Afscheid Van Duitsch Prinses tot Nederlandsch Vorstin. LEIDSCH DAGBLAD reenigde Vergadering der Staten-Generaal 'n Zeldzame foto uit de eerste huwelijksjaren van H. M. Koningin Emma in gezelschap van Haar Koninklijken gemaal Willem III en Prinses Wilhelmina EEN HULDEBLIJK AAN H.M. DE KONINGIN-MOEDER HET AFTREDEN ALS KONINGIN-REGENTES. tócourant Tan 22 November 1890 ie volgende proclamatie van den November betreffende de aanvaar- het regentschap tijdens de ziekte H Willem UI door Mare Majesteit i Emma: ja van Zijne Majesteit Willem m, natie Gods, Koning der Nederlan ds van Oranje, Groot-Hertog van arg enz., enz. Emma, Koningin der Nederlanden, van het Koninkrijk, ernstige dagen, waarin 's Konlngs i ons allen met droefheid vervult, üj op als Regentes van het Ko- t revoel al het gewicht der taak, die 1 maar uit liefde tot het ndsche Volk aarzel Ik niet haar te den, nu de Staten-Generaal met een, vertrouwen wekkenden aan- MiJ daartoe riepen. kracht en wijsheid zoek Ik bij achtigen en Alwijzen God. Ik op den trouwen steun van het ge- Nederlandsche Volk, die Mij door blijken van liefde en verknocht- -r altijd aan zich verbond. Koning, Mijn geliefde en geëerbie- Gemaal, gaf Mij altoos een hoog ld van de vorstelijke plichtsbe- g en de werkzaamheid in het be- Land en Volk, die het Huis van steeds onderscheidden. Ik acht jn plicht dat voorbeeld na te e God het lijden van Onzen verzachten en Nederland nemen Zijne heilige hoede! n en bevelen, dat deze Procla- in het „Staatsblad" zal worden ge- n te 's-Gravenhage op heden den November 1890. EMMA." MAANDAG 9 DECEMBER 1890 DE EEDSAFLEGGING DOOR M. DE KONINGIN-REGENTES. eer Van Naamen van Eemnes, die rzitterstoel bekleedt, opent, nadat en zich ln de vergaderzaal van de e Kamer der Staten Generaal ver- hebben, te halféén de vergadering Lt door den griffier van de Eerste een Koninklijk Besluit voorlezen December 1890 betreffende de ver- t vergadering, waarin de Koningin- e de bij de art. 43 en 34 der Grond schreven eeden als Regentes van nlnkrljk en als Voogdes van Hare lt Wilhelmina, Koningin der Ne- 'en, zal afleggen. den voorzitter worden tot leden "Issie voor ontvangst en uitgelei- md de heeren Beelaerts v. Blok- ssé, Van Swlnderen, Van Royen, sr Kaay, Reekers, Donnet, T. .Werthelm, De Bruyn, Gildemees- olkman, Roozeboom, Goekoop en -'sters, hoofden van Ministerieele iementen en de Kanselier der Or- ereenlgen zich met de leden van "d van State te één uur in de ver- al. Majesteit de Koningin-Regentes, "ma in het gebouw der Tweede aangekomen, wordt ln de verga- binnengeleid en neemt plaats, voorzitter zegt het volgende: -Mevrouw! t diepen weemoed heet ik Uwe Ma- opnleuw welkom. Nauwelijks toch re Majesteit uit deze vergadering Aeerd aan het ziekbed van Uwen of de treurmare weerklonk: Zijne eit Koning Willem III ls de eeuwi- 1 ingegaan. hl thans niet herhalen wat onze keurde Koning voor Nederland ge it wat ons Nederland in Hem ver heeft. Liever wil lk wijzen op den ten schat, dien Zijne Majesteit aan ™d heeft nagelaten in onze be minde Koningin Wilhelmina met Owe Majesteit als Leidsvrouw. „Het Nederlandsche Volk ziet ln Zijne Jeugdige Koningin het beeld eener schoo- ne toekomst, omdat het overtuigd ls, dat Hare vorming en opvoeding bij Uwe Ma jesteit als Regentes en Voogdes volkomen veilig en ln beste handen zijn. „De Volksvertegenwoordiging deelt ten volle die overtuiging, welke zij reeds vroe ger in wettelijken vorm heeft uitgespro ken. Als haar Voorzitter neem lk de vrij heid Uwe Majesteit eerbiedig te verzoe ken, den ln de Grondwet voorgeschreven eed als Koningin-Regentes gedurende do minderjarigheid van Koningin Wilhel mina ln mijne handen te willen afleg gen". Hare Majesteit de Koningin-Regentes rijst op van Haren zetel en legt eerst vol gens art. 43 der Grondwet, den eed af bij het aanvaarden van het Regentschap: „Ik zweer trouw aan de Koningin; Ik zweer dat Ik in de waarneming van het Koninklijk Gezag, zoolang de Koningin minderjarig ls, de Grondwet zal onder houden en handhaven. „Ik zweer, dat Ik de onafhankelijkheid en het grondgebied des Rijks met al Mijn vermogen zal verdedigen en bewaren, dat Ik de algemeene en bijzondere vrijheid, en de rechten van alle Koninklijke on derdanen en van elk hunner zal bescher men en tot Instandhouding en bevorde ring van de algemeene en bijzondere wel vaart, alle middelen aanwenden, welke de wetten te Mijner beschikking stellen ge lijk een goed en getrouw Regent schuldig is te doen. „Zoo waarlijk helpe Mij God almachtig!" Daarna verzoekt de Voorzitter Hare Majesteit in zijne handen te willen afleg gen den eed volgens art. 34 der Grond wet, voor de aanvaarding van de voogdij en luidende aldus: „Ik zweer trouw aan de Koningin; Ik zweer al de plichten, welke de voogdij Mij oplegt, heilig te vervullen, en er Mij bijzonder op te zullen toeleggen om de Koningin gehechtheid aan de Grondwet en liefde voor Haar Volk in te boezemen. „Zoo waarlijk helpe Mij God almachtig!" De Voorzitter zeide toen het volgende: „Moge de Almachtige God Uwe Maje steit gezondheid, kracht en wijsheid geven om de dankbare maar moeilijke taak van Regentes en Voogdes te vervullen tot ge luk van Onze beminde Koningin Wilhel mina, en tot heil van ons dierbaar Va derland." Hare Majesteit was ln diepen rouw; over het rouwgewaad met sleep, viel de lange zwarte sluier van den hoed neder, terwijl Zij het formulier van den eed op wit papier in de rechterhand droeg. Nadat Zij plaats had genomen op den zetel ter zijde van den troon en de bege leidende dames zich achter Haar hadden geplaatst, schoof- Zij den dichten sluier weg en kwam de witte rand van het we- duwenkapje zichtbaar. Toen de Voorzitter, mr. Van Naamen, H. M. verzocht het eedsformulier uit te spreken, rees H. M. van Haren zetel en sprak kalm en waardig op eenigszlns be dekten toon de woorden van het formu lier uit, terwijl Zij daarin het woord „Koning" door „Koningin" veranderde. H. M. legde de eeden af, de ontbloote rechterhand ten hemel heffende bij de sacramenteele bevestiging. Ook nu was het ietwat Dultsch accent merkbaar, maar toch klonk de stem zacht en melodieus, vooral toen H. M. nadruk legde op de „Liefde" ,die Zij der jonge Koningin voor het Volk zou Inboezemen. Na de slotwoorden van den president verhief de Koningin-Regentes Zich tot vertrek. De dames van Haar gevolg lie ten den sluier over Haar gelaat vallen er, met eene welwillende buiging voor de ver zamelde Kamerleden en den president verliet Hare Majesteit op eene statige wijze de zaal, begeleid door de commissie. De plechtigheid duurde zeer kort, maar maakte op alle aanwezigen een weemoe digen indruk. (Overdruk uit het Leldsch Dag blad van Dinsdag 9 December 1890). Bare Majesteit Koningin-Regentes <fer Nederlanden bij Hr. Ms. Aftre- September 1898. toeft geen marmerbeeld, oog Uws Volks te prijken. t staat Gij gegrift, "tonner uit te wijken. ®CI1 Hollands naam ooit noemt a8 haar baan doet wapp'ren, Urouw en reine zin °"s toe in 't vroolijk klapp'ren. aan Hollands kust Eolven om doet drijven, DBschende muziek "•n van Emma blijven. ""'Matisch gebergte rijst, uit vulkanen spelen; f'{8len in den wind, tostrend oor te streelen; Uw verheven Moedernaam, Wat Gij waart voor Wilhelmine, Hoe Uw zorg ons allen gold, Ruischt tot lof van d' Ongeziene. 't Heerlijk groen der klaverwei Moog' om Waal. en Maasstroom bloeien.. Emma! Uwer deugden groen Dort niet bij het herfstwlndbloelen. „Liefste Moeder!" zegt Uw kind, Vóór Zij 't vorstlljk kleed zal plooien Tranen, vol van liefde en dank, Zie 'k Haar meer dan paarlen tooien. Koninginne-Regentes Zie die tranen! Hoor die klankenI Uit ons hart treedt Gij nooit af.... Hollands hart blijft Emma danken. ".J. D. MULLER MASSIS. (Uit het „Leid..ch. Dagblad" van 1 Sep tember 1898, overgenomen uit „Het Nederlandsche Dagblad"). In ons blad van Woensdag 8 Januari 1879 schreven wij: „Ook het afgeloopen Jaar leverde weer menig bewijs voor de treurige waarheid, dat wij nog verre zijn verwijderd van het door de dichters bezongen tijdperk van den wereldvrede. Kanongebulder en wapenge kletter, oproerkreten en vorstenmoord ze waren aan de orde van d endag en de tijdingen, die melding maakten van zoo veel wee ze weerklonken ook binnen onze landspalen, maar toch, gelukkig, ze vonden er geen weerklank. „Op het grondgebied van het kleine Nederland bleef het kalm en rustig temid den van al die stormen daarginds en. ver nam men er ook al een enkele maal het ge bulder van het geschut, het strekte alleen om ons behaaglijk gevoel van veiligheid te verhoogen, want dan gold het vreugde schoten, afgevuurd om het den volke te verkondigen, dat er weder een blijde ge beurtenis had plaats gegrepen in het Huls van den Vorst, aan wiens dynastie zich dan de ingezetenen des lands weer nauwer nog verbonden gevoelden dan ooit, gelijk dat op zoo treffende wijze weder bleek bij het huwelijk van 's Konlngs welbeminden broeder. „Weder een blijde gebeurtenis! Maar ze waren zoo zeldzaam in den laatsten tijd en ze konden ternauwernood opwegen tegen het zoo smartelijk verlies der zoo hoog vereerde Koningin Sophia. De mare van dat plotseling afsterven vond weerklank in het hart van al wie aanspraak kon maken op den naam van Nederlander. Maar ook, toen de eerste rouw was geleden, bleef er een gevoel van onvoldaanheid heerschen in den boezem van gansch het volk; geheel de natie besefte het, dat aan Nederland's krone een schitterende parel was ontvallen en al verheelde men het zich niet, dat. zij moeilijk, zoo ooit, door een andere zou zijn te vervangen, telkens en telkens weder dwaalde het oog terug naar de ledige plaats. Zij, de edele vorstin, voor wie een ieder het zich een eere rekende het hoofd te mogen ontblooten Neerland's vorstin was niet meer. Dat was het gemis, dat elk Nederlander gevoelde. „Daar weerklonk opeens de mare' De- Koning heeft Zich opnieuw een levensge zellin gekozen! Wie zou het zijn zoo vroeg men zich niet zonder aarzeling af op wie Z, M. doelde, toen Hij aan fret feestmaal, ten paleize ter eere Zijns pas gehuwden broeders gegeven, volgens inge wijden deze merkwaardig woorden sprak: „Vous aurez bientöt une reine". Zou het zijn een vorstin in leeftijd der overleden Koninginne nabijkomende? Maar dat ware te betreuren geweest; immers, dat zou geweest zijn een bekleeden, niet een vervullen der ledige plaats. Of zou het zulk eene niet hebben gemangeld aan tijd en neiging om zich te vereenzelvigen met de Haar vreemde natie, voor wie het altijd een behoefte is geweest één te zijn met Haar vorstenhuis? „Daarom driewerf gelukkig wij weten het allen dat 's Konlngs keuze zich vestigde op een jeugdige vorstin, H. D. H. prinses Emma van Waldeck en Pyrmont. Zij, de telg uit een oud-adelijk Duitsch stamhuis, verwant met dat der Nassau's, vereenigt ln zich al de eigenschappen, die haar eenmaal de genegenheid van het Nederlandsche volk kunnen doen verwer ven. Bekoorlijkhèid wie zal ze der door luchtige prinses ontzeggen? Maar meer dan deze is voor ons, Nederlanders, de lieftalligheid en minzaamheid, die der vorstin toegeschreven. „Vooral echter de deugd der weldadig heid. die zij volgens getuigenis van allen, die haar kennen, steeds gewoon was in nederigheid des gemoeds te oefenen bin nen het wel beperkte, maaar door de natuur rijk gezegende gebied, van het vorstendom, waar zij werd geboren en op gevoed, deugd, om welke bij uitnemend heid wij steeds de vorstinnen uit het Huls van Oranje eerden en liefhadden, verze kert Haar reeds vooraf een plaats ln de harten Harer onderdanen. „Harer onderdanen want thans reeds hebben in het schoone Arolsen de vreug deschoten weerklonken, die het luide den volke verkondigden, dat Z. M. Willem III door den band des huwelijks werd ver- eenigd met de jeugdige, lieftallige prin ses Zijner keuze. „Het schoone dus vereenigd met het goede. Gelukkig voorteeken! Want wij, zonen van Nederland, zijn niet vergeten, waarom onze vaderlandsche dichter Hof dijk eenmaal den derden Willem in een poëtische ontboezeming met den eere naam van Willem den Goede toesprak. De Vorst, die dezen dag ten tweeden male het vaderland een vorstin schonk Hij is Dezelfde, Die, toen de door storm en ijs gang ontketende baren alles voor zich uit zweepten, de lijken van mensch en dier in haar toomelooze vaart medesleurende en have en goed vernielende, naar de meest bedreigde punten snelde, om met eigen hand hulp en redding aan te bren gen en door woord en daad hen, die mochten versagen, aan te moedigen; Die een in waarheid Koninklijke gift schonk van een tonne gouds om de rampen te le nigen der slachtoffers van den vreeselij- ken watersnood. „Die Vorst Hij ls ons lief geworden reeds om die daden alleen, en de door luchtige prinses, die Hij Zich heden tot levensgezellin heeft gekozen, de Koningin der Nederlanden, wij zullen Haar eeren en liefhebben om Zijnentwil en ook om Haar eigen deugden. Daarom zweve aan den avond van den dag, waarop door den band des huwelijks het Hooge Echtpaar werd vereenigd, op de lippen van elk rechtgeaard Nederlander een heilbede voor den KONING en de KONINGINl AANGEBODEN TER GELEGENHEID VAN HAAR AFSCHEID ALS KONINGIN- REGENTES. Het Oranje-Nassau Oord. Op 4 September 1898 werd te 's Qra- venhage aan Hare Majesteit de Koningin- Moeder aangeboden een huldeblijk van 't Nederlandsche volk. Deze aanbieding geschiedde door het hoofdcomité, waarvan voorzitter was mr. 8. A Venlng Melnesz. Amsterdam en secretaris de heer L. E. Uyttenhooven, te Den Bosch, terwijl de leden verder geko zen waren uit alle deelen van ons land. De heer Venlngh Meinesz vertolkte in zijn toespraak den dank der natie voor de groote zorgen, door H.M. aan de opvoeding der Koningin besteed, HIJ deelde voorts mede dat een bedrag van ongeveer f. 300.000 was bijeengebracht. Bij het geschenk was gevoegd een album bevattende de namen van de leden der commissies, die zich hadden gevormd om het geschenk bijeen te brengen. Dit album was versierd met gezichten uit Nederland, door verschillende artlsten daarvoor afgestaan. H.M. de Koningin-Moeder dankte voor de aanbieding in de volgende bewoor dingen: „Ik ben zeer getroffen door uw woorden: het geschenk, Mij aangeboden door het Nederlandsche volk bij het nederleggen van het Regentschap, stel Ik op jioouen prijs. ,,MUn dank daarvoor uit te drukken, zooals Ik dien gevoel, is Mij op dit oogen- bllk niet mogelijk. Slechts dit wil Ik U zeggen, mijne Heeren dat Ik bij het einde van Mijn taak in de liefde en den dank van het Nederlandsche volk, waarvan dit geschenk getuigt, de grootste, de schoonste voldoening vind voor wat Ik gepoogd heb te doen ln het belang van Land en Volk. „Ik hoop aan het geschenk een waar dige bestemming te geven en Ik meen dit niet beter te kunnen doen dan door het te bestemmen voor een liefdadig doel. „Sedert lang was het Mijn wensch een stichting ln het leven te roepen, waaraan Ik geloof, dat groote behoefte bestaat: Ik bedoel een sanatorium voor longlijders, ln de eerste plaats ten bate van hen, die de middelen missen ln het buitenland hulp te zoeken tegen de vreeselijke kwaal, die, helaas! ln ons vaderland zoo veelvuldig voorkomt en zulke ernstige gevolgen na zich sleept". Ik hoop eerlang de vrije beschikking te krijgen over het landgoed Oranie-Nassau Oord, bij Renkum en dit af te staan voor het doel, dat Mij lief is. Door deskundigen voorgelicht, stel Ik mij voor op dat land goed het eerste Nederlandsche Sanatorium te stichten. Dat het geschenk van het volk dat Ik liefheb, MU daartoe in staat stelt, maakt MIJ oprecht gelukkig en stemt Mij tot groote dankbaarheid. Moge op deze wijze het huldeblijk, Mij heden aangeboden een zegen worden voor velen tot in lengte van dagen. Nog hoop Ik ook in onze Indische bezittingen een herinnering achter te laten aan de hulde Mij heden gebracht." „Oprecht en innig ben Ik dankbaar voor het Mij aangeboden geschenk". Bij de audiëntie vergezelde H.M. de Koningin H. M. de Koningin-Moeder. (Uit het Leidsch Dagblad van 5 Septem ber 1898). PROCLAMATIE. Van Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes. In naam van Hare Majesteit Wilhelmina, bij de gratie Gods. Koningin der Neder landen. Prinses van Oranje-Nassau, enz enz WIJ Emma, Koningin-Weduwe, regentes van het Koninkrijk, LANDGENOOTEN! De taak, die MIJ in 1890 werd toever trouwd, ls weldra geëindigd. MIJ valt het onwaardeerbaar voorrecht ten deel, Mijne beminde Dochter den leeftijd te zien be reiken, waarop Zij naar het voorschrift der Grondwet tot de regeering wordt ge roepen. In dagen van smart en rouw trad Ik op als Regentes van het Koninkrijk, thans schaart zich het geheele Volk in vreugde om den troon zijner Jonge Konin gin. God heeft Mij in deze jaren gesteund, Mijn dierbaarste wensch is vervuld. Aan allen, die Mij met raad en daad hebben ter zijde gestaan en die Mij ge steund hebben door hunne liefde en ge hechtheid, breng ik Mijnen dank Moge het ons Land met zijne Bezittingen en Koloniën onder de regeering van Konin gin Wilhelmina welgaan! Het zU groot ln alle3, waarin ook een klein volk groot kan zijn. Ik treed af van de hooge plaats, die Ik in ons Staatswezen heb bekleed met den dlepgevoelden wensch. dat op Koningin en Volk tezamen, door de nauwste banden vereenigd, Gods zegen blijve rusten. Gedaan te 's Gravenhage, op heden den 30sten Augustus 1898. EMMA. De Minister van Bultenlandsche Zaken W. H. DE BEAUFORT. De Minister van Justitie, CORT. v. d. LINDEN. De Minister van Btnnenlandsche Zaken, H. GOEMAN BORGESIUS De Minister van Marine, ROELL, De Minister van Financiën, PIERSON. De Minister van Oorlog, ELAND, De Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid, C LELY. De Minister van Koloniën, CREMER. 3—

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 3