Logger gestrand - Demonstratie met gasmaskers te Doetinchem VEILIGE HAVENS Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. 1*» HET TERTREK VAN DE ONDERZEEBOOT K. 18 VAN RE WERF WILTON TE SCHIEDAM NAAR DEN HELDER. EX-KEIZERIN ZITA EN MAARZOON OTTO TAN HABSBl RG op weg naar den rouwdienst voor Koning Albert te Steenockerzeel. „Waarom rookt u niet?" „Och, omdat ik liever geen asch op dit pak mors." „Hebt u nog tabak?" „Gisteren, toen ik naar huis ging, heb ik die vergeten te koopen." „Of deedt u dat omdat u zooveel voor mij moet uitgeven?" „Dat weet ik waarachtig niet, hoor." Met opoffering van al zijn vurige wen- schen zei Tom toch: ..Welnu, ik geloof dat dit mijn laatste leerjaar kan zijn. Daarna kan ik aan het werk." „En dus niet naar de hoogesohool?" vroeg Honeybun op verschrikten toon. „Maar, lieve hemel, jochie, wat zit je nou weer dwars?" „Wat me dwars zit, dat is dat u zoo hard voor mij moet werken." „Als dat mij zelf niet dwars zit, waar om zou het jou dan hinderen?" „Omdat het me nu eenmaal hindert. Ik heb al zooveel van u gekregen." „Wel, ik had het geld er immers voor, nietwaar?" „Maar ik begrijp niet waarom u het doet." „Een jonge jongen als jij behoeft dat ook niet te begrijpen. Toen ik zoo oud was als jij nu. waren er hoopen dingen, die ik niet begreep." „U schijnt niet bepaald" hij zocht naar betere woorden, maar tevergeefs „u schijnt niet bepaald van me te houden. „Ik ben nooit iemand geweest, die veel van menschen hield. Wel van honden. Ik heb altijd erg verlangd een hond te heb ben. Maar als je altijd zoo'n vrij leven ge had hebt als lk, moet Je er zoo'n dier niet op nahouden. Een hond zal je nooit ver laten." „Denkt u dan dat ik dat zal doen?" „Ik denk heelemaal niet, Jochie. Als da tijd is gekomen, dat je het zonder mij kan stellen „Die tijd zal nooit komen, na alles wat u voor me hebt gedaan." „Ik wil volstrekt met, dat je je daar door aan mij gebonden acht." „Neen, daardoor acht ik me ook niet aan u gebonden. Maar, wat drommel nog toe, onverschillig wat u wel of wat u niet voor mij voelt, ik houd van u." Honeybun bleef even onverstoorbaar als tevoren. „Wel, jochie, jij zou lang niet do eerste zijn, die dat deed." „Als ik dan toch nooit iets voor u kan zijn. of iets voor u kan doen...." „Jawel, één ding zou je kunnen doen." „En wat is dat dan? Zeg het maar, al is het nog zoo moeilijk." „Welnu, als je eens een beroemd rech ter of bankier of zoo iets bent, met een inkomen van vijftig dollar in de week, dan moet je je aandacht eens schenken aan die wet, die het bezit regelt. Hoe de vork eigenlijk in den steel zit, snap ik, eerlijk gezegd, niet. Daar heb je bijvoor beeld onze spaarduitjes,, de jouwe op de spaarbank in New York, en de mijne op de bank in Brooklijn. Die bewaren we tot dat jij naar de hoogeschool gaat Ik zou zoo zeggen, dat dat geld ons bezit is. Daar is toch niks tegen in te brengen. En als jij door dat geld aan de hoogeschool de noo- dige kennis hebt opgedaan, dan is die kennis toch ook weer bezit, waarvan je weer rente trekt (Wordt vervolgd). |lll,HO\STItATIE TAN HET GEBR11K VAN GASMASKERS te Doetinchem. ie luit. d. Spek uit Nijmegen bespreekt het geneeskundig gedeelte der maatregelen bij luchtgevaar. Op wacht. wel liefde, dan uitte die zich zeker niet door aanhaligheid. Honeybun had hem nooit eens gestreeld, zooals onderwijzers de jongens dikwijls doen. Hij had nooit zijn arm om zijn schouder geslagen, en hem nooit een ander troetelnaampje gege ven dan „jochie". Behalve zijn groote zorgzaamheid, waaraan niets ontging, gaf hij nooit blijk van teedeiheid, en vroeg er zelf trouwens niet om. Dat Tom hem eigenlijk heel wat schuldig was, liet hij zelfs in de verste verte niet blijken. „Plicht van den naasten bloedverwant," was de stereotiepe verklaring, waarmede hij alles dekte. „Maar u bent niet mijn naaste bloed verwant," bracht Tom die op school ge hoord had wat die woorden beteekenden, vrijmoedig in het midden. „Bloedverwant is het zelfde als familie, en we zijn heele maal geen familie van elkaar." Honeybun bleef onbewogen en objec tief. „Denk je soms, dat ik dat niet weet? Jij werd me nagelaten. Ik kreeg je om je groot te brengen, en dat zal lk doen ook, al zou ik er door ten onder gaan." Het was een benauwde Zondagavond in September, de laatste dag van de zomer- vacantie. Den volgenden dag zou hij op school in een hoogere klasse komen. Ter eere daarvan had hij nieuwe schoenen en kleeren gekregen. Het was de eerste maal. dat hij over zoo'n geschenk tobde. Toen de avond viel, zaten zij buiten op de stoep van het huis in de Grove Street om v/at fnssche lucht te happen, maar in de Grove Street kon, evenals in alle dicht- bewolkte straten, de lucht van eten, van huisofval en van kinderen alleen verdre ven worden als het hard woel, en het had al een week lang niet hard gewaaid. Maar zij waren aan die luchtjes gewend en sloegen er geen acht meer op. Ook letten zij niet op het krijschende gepraat of het ruwe lachen, dat uit alle deuren der hui zen opklonk, even min op het geschreeuw van kinderen, die op straat speelden. Er gens om een hoek zong een troepje Heil soldaten, begeleid door een schetterende comet-a-pistons. Zij sloegen er geen acht op, dat juf frouw Danker, hun kostjufrouw, die in donker in de gang aohter hen zat, met haar krakerige stem meezong; ook niet dat juffrouw Gribbens, een stevige, oude vrouw, die den kost verdiende met het van binnen schoonmaken van spoorwegrijtui gen, met juffrouw Danker meezong. Hier en daar riepen moeders in het Jiddisch haar kinderen toe, die in door merg en been gaand Yankeesch dialect antwoord den. Al die door elkaar warrelende gelui den klonken Honeybun en Tom heel ge meenzaam in de ooren, en zij zouden ze gemist hebben, wanneer zij er niet waren geweest. Ieder van hen was zoo verdiept in eigen gedachten, dat niets, dat van bulten kwam, indruk op hen maakte. Honeybun zou een Opvoeding geven, en Tom zou die krijgen. Dat de jongen die dit geschenk ontving, dit zeer waardeerde, was niet meer dan natuurlijk, maar dat de man, die het gaf, zooveel zelfverloochening voor den jongen aan den dag legde, neen, daartoe scheen niet de minste aanleiding te bestaan. Tom keek eens naar de gespierde, rechte gestalte naast hem. die als een steenen Pharao aan den Nijl zijn handen op zijn knieën hield. CROSS-COl NTRY VüOlt NIEl KLINGEN te Ede van de Kbn. Militaire Sportvereeni. ging. Majoor Rijkens op „Mentor" over een' sloot springend. DE LOGGER KATWIJK 124 is te Wijk aan Zee tengevolge yan den mist gestrand. IfilNS EN PRINSES YUSOUPOFF. Prinses Yusoupoff heeft een aanklacht inge- tend tegen de Metro Goldwyn in verband met de vertooning van de film ,,Raspoetin". GENERA AL-MAJOOR M. RIDPER DE HEER P. PRÜMERH TAN RAPPARD die benoemd is tot burgemeester van 's-Graven- polder, heeft ontslag ge- luit.-generaal en aan wien ontslag uit nomen Hij is de oudste bur. den dienst verleend is. gemeester van ons land. door BASIL KING (Uit het Engelsch). ■erk» was nu oud genoeg om te dat hetgeen hij aan goeds had grootendeels moest worden aan genegenheid, die alle met wie hij in aanraking kwam Zelden had hij een on- die hem niet prees. De bij wie hij op Zater- zijn vacanties enkele dollars hem altijd har- was hij altijd getapt ge- de jongens ontdekten, dat H of oom, of zoo iets, stuwadoors wed, waarna zij geen notitie meer namen. Meisjes keken met een "jandige belangstelling naar hem, tl) mets voor haar voelde. Hij kon J!® straat loopen en nauwelijks mer- een meisje liep, en toch Heten hem niet met rust. Zij verveel- met toeschietelijke praatjes, niet inging, wierpen hun hoofd m, °f scholden hem uit. Maar hoe v, over het algemeen hield men Honeybun was hem een raadsel. ®as blijkbaar niet de drijfveer van hy voor hem deed. En fas het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5