Sportvliegtuig verongelukt - Bouw van de Rijnbrug bij Arnhem
VEILIGE HAVENS
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
De Maasverbeteringswerken te Lithoyen.
De bouw van de Rijnbrug te Arnhem.
FEUILLETON.
Jaargang
BENNEBROEK VLOOG EEN PANDER-SPORTYLIEGTUIG tegen een. boom en kwam op een
bollenveld terecht. De beide inzittenden bleven ongedeerd. Het toestel werd ernstig beschadigd.
SLUIS IV IN HET J l LIANAKANAAL BIJ LI MM EL NADERT HAAR VOLTOOIING. Een der dubbele
heftorens van de tweelingsluis bij Li-mmel, die vrijwel gereed is.
DE ZOMER IN AANTOCHT. De zonneschermen
worden voor den dag gehaald een der eerste tec-
kenen van het naderen van het voorjaar.
De sluis welke bij Lithoyen gemaakt is.
DE NIEUWE LETLANDSCHE GEZANT. Z. Ex. VERTREK VAN ENGELSCUE TROEPEN VOOR
Edgars Kreewinsch (links) is gisteren door de EGYPTE UIT SOUTHAMPTON. Het afscheid
Koningin ten paleize ontvangen. van een der soldaten.
De jongen voelde zich nu geroepen tot
spreken. „Ik zou niet willen, al gaven ze
me heel Boston cadeau."
Hij legde die verklaring met zoo'n be
slistheid af. dat zij klonk als een ultima
tum. Al was zij eigenlijk een herhaling
van hetgeen hij eenige dagen te voren had
gezegd, nu zette hij er meer kracht ach
ter. Ook zei hij het beteekenisvoller,
stelde een voorwaarde, die elke discussie
uitsloot.
Na een lang stilzwijgen sprak Honey-
bun op eenlgszins pelnzenden toon: „Wel,
ik geloof niet, dat dat tegen je pleit.
U hebt toch wel degelijk uw eigen op
vattingen."
Ja, daarover zou ik lang kunnen pra
ten. In de eerste plaats heb ik jou."
„O, als dat het eenige is
„Jawel, maar voor mij, als je naaste
bloedverwant, ben je niet alleen het
eenige, maar alles. Als Ik voor je opvoe
ding zal zorgen, dan moet je sterk zijn. Je
hebt nog geen eigen denkbeelden; daar
voor ben je nog te jong, dus dat is heel
begrijpelijk. Ik was twintig jaar, en bijna
een volleerd gasfitter, toen ik pas zelf
standig begon te denken. Wat je van plan
bent te doen als Je eenmaal volwassen
bent, gaat mij niet aan. Maar voordat je
zoo ver bent
Tom had wel eens hooren vertellen van
drijfzand, en dikwijls gedroomd, dat hij
er door verzwolgen werd. Dit gevoel had
hij nu. De omstandigheden hadden hem in
een omgeving gebracht, waarin hij uit
eigen beweging zich nooit zou hebben be
geven en nu was die gevaarlijke om
geving, als ware zij drijfzand, bezig hem
te verzwelgen. Hij kon er niets aan doen,
dat hij van Honeybun hield, omdat hij
altijd van alle mensohen had gehouden,
die goed voor hem waren geweest: hij was
blij gezelschap aan hem te hebben in
deze nachten, waarin hij zich anders zoo
eenzaam zou hebben gevoeld. Maar toch
voelde hij een groot verschil tusschen
deze dankbaarheid en een levenslang
compagnonschap. Er waren tal van rede
nen, waarom hij zioh niet voorgoed wilde
binden aan dezen pleegvader, die hem als
een sprookje was verschenen, maar er
waren ook zooveel redenen, waarom hij
hem dat voor geen geld ter wereld zou
kunnen zeggen.
Den volgenden dag, een Zondag, bleven
zij tot laat in den morgen in bed. 's Mid
dags had Honeybun een nieuw plannetje.
Zonder te zeggen wat het was, nam hij
den jongen mee op een wandeling door de
Veertiende Straat, totdat zij de Vijfde
Avenue hadden bereikt. Hier namen zij
plaats boven op een electrische omnibus,
die in noordelijke richting reed. Tom zag
weer wat nieuws, want behalve dat hij
hier in den heel vroegen ochtend, als het
nog niet heelemaal licht was, op een last-
auto naar de markt was gereden, was die
vroolijke hoofdstraat hem onbekend.
Zelfs op een Zondagmiddag in den
zomer, waarop de winkels en groote hee
renhulzen gesloten waren en er betrekke
lijk weinig menschen wandelden, nam
Tom een nieuwen indruk in zijn geest op:
een indruk van pracht. Deze te zeer ver
sierde gebouwen, die schilderijen, juwee-
len, bloemen, stoffen en fournitures in de
etalages troffen niet alleen zijn oog, maar
dat alles maakte iets in hem wakker, dat
tot nu toe had gesluimerd. Was het Iets
atavistisch? Ergens, misschien in een
leven voordat hij was geboren, hadden
kostbare en mooie voorwerpen hem om
ringd, dingen, die hij gewoon was om zich
heen te zien. Daarom was al het moois,
dat hij nu zag, geen bepaalde verrassing
voor hem: het kwam als iets vanzelfspre
kends tot hem. Die dingen waren niet zoo
zeer een ontdekking voor hem, als wel een
soort herinnering aan hetgeen hij gewend
was. Terwijl hij daarover peinsde, was het
hem alsof hij inwendig iets voelde, dat
den spot dreef met zijn gedachten. Toen
kwam Honeybun terug op zijn onderwerp
van den vorigen avond.
,.De reden, waarom ik Boston noemde,
was omdat daar een beroemde hoogeschool
is. Als ik voor je opvoeding zal zorgen, dan
moet je naar een hoogeschool."
Dit liet aan duidelijkheid niets te wen-
schen over.
„Maar Honey, u hoeft heelemaal niet
voor mijn opvoeding te zorgen."
„Hoe kan ik nou je naaste bloedverwant
zijn, zonder te zorgen voor de opvoeding
van een jongen als jij! Denk nou eens
goed door. Je hebt te kiezen tusschen mij
en den staat, en dan geloof ik toch dat ik
van die twee verreweg de beste ben. De
staat zou het geen oogenblik in zijn hoofd
krijgen je naar een hoogeschool te zen
den; bedenk dat wei."
Neen, dit was niet te betwisten. Als pupil
van den staat zou hij geen student worden,
en het was juist de hoogeschool, waarheen
zijn verlangen uitging. Kon daaraan niet
op de eene manier worden voldaan, dan
moest het maar op een andere, en nu
Honey blijkbaar een middel daartoe wist,
kon het wel eens gebeuren, dat hij van
hem afhankelijk moest blijven.
Terwijl de omnibus voortrolde en slin
gerde langs den hellenden weg aan den
rand van het Park, stond Honeybun, zich
aan de rugleuning vasthoudend, op,
en zei:
„Op den volgenden hoek stappen we uit."
Toen zij weer op straat stonden, staken
zij die over. terwijl Honeybun met aan
dacht naar de huizen aan den overkant
keek.
„Daar is het!" riep hij met onderdrukte
opgewondenheid, toen tüj het huls gevon
den had, waarnaar hij zocht. „Die breede,
bruine gevel, met de hooge stoep en die
mooie, rond uitspringende vensters. Daar
woonde eens de baby van White law."
Van aangezicht tot aangezicht met het
huis zelf, voelde Tom Iets, dat op belang
stelling geleek. Met aandacht, luisterde
hij, terwijl Honeybun vertelde hoe de kin
derwagen door twee huisknechts voor de
laatste maal de stoep was afgedragen, en
hoe de kinderjuffrouw er toen mee weg
gereden was.
„Ze heette Nash. Ik heb haar eens uit
het huis zien komen, terwijl ©oodsir en ik
hier stonden. Ze leek me een knap meisje,
een Engelsche, net als ik. Ja. Goodsir en
ik braken ons het hoofd hoe we een draad
te pakken konden krijgen, die ons, zij het
ook maar naar een gedeelte van den uit
geloofden prijs zou leiden. We spelden
toen de kranten uit. maar wat we daarin
over den baby van Whiteiaw lazen, wisten
we al lang. En als je nou lang genoeg naar
het huls hebt gekeken, jochie, dan zal ik
je nog wat anders laten zien."
.(Wordt vervolgd Ij
Een der opritten voor de nieuwe brug.
®™eeuwde Ik ook, toen ze me de
w« of drie keeren te pakken kre-
Ssan zou je toch moeten, als ze
I. ^hden. Daarom dacht ik als
v-as uitsluitend in den staat New
van den Staat. Was Je daar
dan zijn er allerlei wetten,
te SS °eletten om je weer daarin
at Toen ik eens in New Jer-
"ns had gedaan, en daarna naar
uitkneep wel, wel, wat een
de politie te weten
mij te doen had en toen
me weer aan den overkant
te krijgen. Maar ze hebben
-jï.jW-'vken gekregen. Voordat ze
Men «i die op mij van toepas-
aJn, hadden uitgeplozen, was
ne:
uer, iongen den tijd cun hierover
,W;nalTorens zijn voorstel nader
'm nou eens samen smeer-
^deren staat, dan zouden
"W bemerken dan dat we vei-
waren. Als we eens
zeg! Boston is een
er een tijd gewerkt,
heette.
door BASIL KING
(Dit het Eng^lsch).