De gebeurtenissen te Parijs - Minister Marchant voor de radio feuilleton. VEILIGE HAVENS fefc Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad door BASIL KING (Uit het Engelsch). oieeniiik .er<le Wj zich wat hij daar ien doen. H'i King langzamer der tSL voelde of de poeder, die zijn stil 2,0U doen, nog in zijn vestzak de bS^f het sUeP' teg het huLs hterdeuf11 2011 HU sloop naar de dtffllueht ^dPd bij het geopende raam lolt hebhLx. Dit middel zou hij _et' dat er ^"^h toepassen, ware het Bern viiftiJL een oom was overleden, die duizend dollar naliet." de °de fatsoenlijk van te leven," tit ziir iroi™,> „maar het was hem tuinder^ Praten' dat hij een P°lraan ver u worden, hij, die geen ""b kocht hif6e .BBboP kon derscheiden. alles ver overkop deze tuinen, i een slrwf a- gelegen, en maakte van 11 dan'bora„r bÜna niet anders meer 1 ik hebben ^asschen. Maar ook dat Wa-5 bliivir u agen' ais hij maar van Lh(t huweiHt °Bden, wat volgens zijn afgelegde beloften zijn Ucht w^d'iik ;tj[ maar "hoeder zal van u houden, 'dlang ik v-j.j5?1 de jongen hartelijk. a151 b®, zult u niet behoeven te huilen, omdat er niemand is, die van u houdt." De opgewekter blik, die in haar oogen was gekomen, vonnde een mengeling van ongeloovigheid en vreugde. „Mijn lieve jongen, dat moet je vooral niet zeggen, als je het niet meent. Je moet niet van me houden, alleen omdat ik mijn best doe een moeder voor je te zijn en om dat ik je kleeren onderhoud." „Maar moeder, ik wil van u houden en ik doe het ook!" Zij keken elkaar aan, zij met het snij- vormpje, en hij met het glas in de hand. Wat hij zag, was niet een zwakke, slon zige vrouw, maar iemand, die hem noodig had. Sinds den avond, waarop zijn moe ke" in zijn binnenste noemde hij haar nog altijd zoo door de bewaakster in de vrouwengevangenis, die hem als het Noodlot was verschenen, werd weggeleid, had nooit meer iemand hem noodig ge had. In de vijf tusschengelegen jaren had hij minder geleden door onvriendelijke be jegening dan door het feit, dat de harten der menschen voor hem gesloten waren gebleven. Hier was een hart dat hem noo dig had, evenals wederkeerig met hem zelf het geval was. Wat voor soort van hart dat was, deed er niet toe. Maar als er een soortverschil te maken was, dan zou het zijn, dat hij hier duidelijk een smeekbede van haar arme hart hoorde, aan hetwelk hij de schatten, die in zijn eigen boezem lagen, zou kunnen schenken. „Let u maar eens op, moeder! Ik zal water voor u aandragen, houtjes om het vuur aan te maken voor u hakken, 's mor gens voordat u op bent het vuur aanleg gen, de koe melken en nog allerlei andere dmgen voor u doen." Oprecht en flink keek hij haar aan met den rustigen blik uit zijn diepliggende oogen, waarboven zijn borstelige, rechte wenkbrauwen zich welfden. Zijn gelijk matig door de zon verbrande huid ver leende hem iets mannelijks. Zelfs de aarde aan zijn kleeren, de veeg op zijn voor hoofd, die daar gekomen was, toen hij met een vuile hand zijn krulhaar naar achte ren had gestreken, waren aanduidingen, dat hier iemand stond, die den levensstrijd aandurfde. Voor de hulpelooze vrouw, wier steun in het leven haar in den steek had gelaten, was deze jonge kracht, die haar zijn hulp bood, bijna een wonder. In den strijd tusschen tranen en lachen scheelde het niet veel of de zenuwen wa ren haar de baas geworden. „O, mijn lie veling van 'n jongen!" begon zij al. op hem toeloopende, om hem in haar armen te sluiten. Maar oude, heel oude herinnerin gen werden toen in zijn hart gewekt en toen werd hij bevreesd voor dien hevigen aanval van genegenheid. „Komt in orde, hoor moeder," zei hij, haar ontwijkende en met een lach de ka mer uitwippend. „Nu moet ik er heusch van door, anders zou vahij struikel de over het woord, omdat hij het nu zoo moeilijk vond. dat uit te spreken, „zou va der niet weten waar ik bleef." En toen hij buiten was, riep hij, om haar te troosten, maar toch zakelijk blijvend: „Heb maar geen zorg over Geraldine. Als ik van het werk kom, zal ik langs de wei loopen en haar naar stal drijven. Ik zal haar mel ken ook," „God zegene je, mijn lieve jongen!" Terwijl zij daar zoo in de deuropening zijn moeder deeg te rollen op een tafel. Zij deed het op een loome manier, zooals zij alles even loom deed. Zij hield het hoofd kwijnend een beetje op zij en haar ge- laatsttrekken verraadden dat eigenaar dige, trillende protest tegen het leven, dat door een enkel woord zich in een vloed van tranen zou kunnen uiten. Hij was dolblij toen hij haar zag en zijn zenuwen ontspanden zich. Om het huis heen sluipend, ging hij naar de voordeur, om die binnen te gaan .Zij lichtte juist een deksel van het fornuis, zoodat ze hem niet hoorde naderen, en voordat zij het wist, had hij zijn arm om haar heen ge slagen en gaf haar een stevigen zoen, die klonk als een klok. Zij draaide zich lang zaam om, met het deksel in haar hand. Het was, alsof een nieuw leven haar door trilde, waardoor zij opgewekter keek en de bleeke kleur uit haar gezicht verdween. „Ondeugende jongen, die je bent! Wat kom je hier don?" „Water drinken," antwoordde hij. En dit was de waarheid, want het was zijn bedoe ling dit te doen, zoodra hij de poeder in den theepot had gedaan. „Ik dacht dat u een dutje deed." „Ik ben op bed gaan liggen, maar er was iets dat me deed opstaan." Nieuwsgierig vroeg hij„Iets? Wat dan?" „Wel, ik kon den slaap niet vatten. En toen schoot me te binnen, dat het al zoo lang geleden is. dat ik die zilver-koekjes voor hem maakte, waarop hij zoo dol is." Dat vond hij een prachtigen naam. „Bakt u die nu?" „Ja," en naar de tafel teruggaande, vervolgde zij„Je krijgt er 'n stuk of wat bij je avondeten, alsals je moeder tegen me zegt." „Maar dat doe Ik immers!" „Ja," antwoordde zij met een verlegen glimlachje, „als ik het je vraag. Maar ik wou dat je het altijd deedt, en dat het je makkelijk afging." „In orde, hoor! Ik zal het doen,... moeder." Terwijl hij stond te drinken twee gla zen water achter elkaar begon zij do hiaar zoo dierbare herinneringen op te halen, waarin nog maar weinige menschen belang stelden. Zij was in Wilmington, in den staat Delaware, geboren, en Martin ook. Zijn vader werkte in die stad in een buskruitfabriek. Door een ontploffing was Martin, toen hij nog een jongen was, ge deeltelijk verlamd. Niet dat hij daarbij lichamelijk letsel kreeg, neen, alleen maar een zenuwschok. Hij was heel teer en had als kind last van toevallen. Ik vind dat zijn scheef getrokken gezicht hem iets ge distingeerds geeft. Jij ook niet?" Toen de jongen zei, dat hij dat niet wist, vervolgde zij op klagelijken toon, ter wijl zij het deeg in hartvormige koekjes sneed, haar verhaal. Ik was toen een heel mooi meisje, en zoo'n nuf, dat ik mijn moeder in het huis houden bijna met niets hielp, en zelfs niet met het kleinste pakje over straat wou gaan En toen Martin en ik getrouwd wa ren liet hij mij de eerste twee jaren een dienstbode houden, die al het werk deed. Het eenige, dat hij van me verlangde, was, dat ik er goed zou blijven uitzien en me netjes en naar de mode kleeden, en nu..'' „(Wordt vervolgd). VROUIV ESTHER DE ROER-VAN RIJK Ï6 per extra vliegtuig met haar ensemble Rotterdam naar Antwerpen vertrokken. Mevr. de Boer-van Rijk en haar dochter jn het vliegtuig. 01» SCHIPHOL - arriveerden in eenzelfde vliegtuig uit Dene marken de Deensche ontdekkingsreiziger Peter Freuchen (links) en zijn vrouw en de Ned. schaatsenrijders Koops, Heyden. Langendijk en v. d. Stoep (v.l.n.r.) VOORBEREIDINGEN VOOR D»E R.A.I. TE AMSTERDAM. Voor de GENERAAL HISHIKAR1 eerste maal wordt op deze auto-tentoonstelling een vliegtuig geëxposeerd. Het monteeren van het Amerikaansche Waco-vliegtuig. MINISTER MARC1I.VNT hield gisteravond voor de Avro-microfoon een redo over Onderwijs en politiek". De minister voor de microfoon in zijn woning te Scheveningen. de commandaut van het Kwantoeng-garaizoen, bij een bezoek aan Henry Pu Yi, den president van Mandsjoekwo, die in Maart tot keizer uitgeroepen zal wordlen. I GEBEURTENISSEN TE PARIJS. De afgezette prefect van politie Chiappe wordt bij het verlaten van de prefectuur te Parijs door velen hartelijk toegejuicht. EEN BARBIERSTER JUBILEERT. Griet Lueske, die vijftig jaar de Enkhuizers bij den neus genomen heeft.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5