De aardbeving in Britsch-Indië - Vertrek Indischen vlootvoogd VEILIGE HAVENS "ie Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. De aardbeving in Britsch-Indië. De grcote verwoesting in Mongbyr. Geen huis bleef onbeschadigd. DE KUNSTMATIGE LONG. Dr. Draeger uit Lübeck vond een apparaat uit, waarmee het mogelijk is veilig uit een gezonken duik-i boot te ontsnappen. Het verlaten der boot. VERTREK VAN DEN NIEUWEN INDISCHEN VLOOTVOOGD schout bij nacht p H. v. Duim uit de residentie. V.l.n.r. kapt. ter zee Vos, schout bij nacht de Graeff, mevr. v. Duim, schout bij nacht van Duim en luit. ter zee Post Uiterweer. DE K.L.M. heeft drie kleine Koolhoven-toestellen gekocht. „Juffertje'", „Krekel" en „Ljbel", die o.a. gebruikt worden voor de opleiding van verkeersvliegers. De leerlingen bij het „Juffertje". DE NIEUWSTE DAMESMODE. De bekende schoolküeeding van de Bluecoat Boysschool als nieuwste mode voor dames. VERTREK VAN NEDERLANDSCIIE ZWEM STERS naar Denemarken waar zij op uitnoodi- ging van den Deenschen zwembond aan eenige wed strijden zullen deelnemen. Het vertrek uit A'dam. GENERAAL SIR HAMILTON te Berlijn, om de trommels van zijn vroeger regiment, de Gordon Hooglanders, in ont-< vangst te nemen. door BASIL KING (Uit het Engelsch). i17) I gin" miS.zie' won m geheime overtui- Idaarin iLeil ?w veld> dat 1161 zaad, dat van Tjï ,ultSestroold, zich bewust was men. r£ v<™ogen om te ontkie- I zijn „„„„"i^te jongens en meisjes uit "oor vtoIvh^6 °n beoordeelen, niet ave vsn^hsbeid, maar door zijn ereld tot iï. ie' ZÜ zouden het in de ek niet vJj£? 200 Ter brengen: maar l-'11 Zn wat zij zelt ook wel wis- 'iminerman kantdorklerk, loodgieter, liaar, leveri^?™^261"62' schoenhande- i een klein stta^ler ?f iets anders, waartoe I ?et stadieii?.g'e'e8enheid bood, worden, koever zii ga' de grenzen aan, tot ""Mie zich »,„zoudri brengen. Maar hij padat de vri??1 geen grenzen gebonden, wist d?t Sr®. van het leven, waarin aren m Z1,ch 2011 ontplooien, zoo hii 'e blijven koesteren, cederend. ACSi?'-? v0?r z'ch Cergeten, r>/-| iii oi til W1 bILli lAlli Cl*n> ook iW ïat hij verlanêde. wa5: °PgewPirt f?' die 21Jn wrok eens had- gei6Maar hij zou nog een heel ;1 was bereikt aüeSgen, voordat dit HOOFDSTUK XI. Hij begon den weg naar dat ver afge legen doel te betreden in de zomervacan- tie van het jaar, waarin werd ondersteld, dat hij twaalf jaar werd, het jaar waarin hij voor het eerst geld ging verdienen, al was het dan ook niet de bedoeling, dat hij in zijn nieuwe baantje langer dan enkele weken zou blijven. Mijnheer Quidmore, een tuinder uit Bere in Connecticut, zeven of acht mijl oostelijk in de richting van de Sound, was mijnheer Tollivant komen vragen zien eenige uren te wijden aan het uitschrijven van zijn rekeningen. Het uitschrijven van rekeningen voor menschen, die niet meer dan amateurs waren op het gebied van boekhouding, was een der middelen, waar door mijnheer Tollivant zijn alles behalve ruime inkomsten vermeerderde. Het was een Zondagmiddag in Juni. Allen waren op het erf om naar de kip pen in haar ren te kijken. Dat wil zeggen: mijnheer Quidmore keek naar de kippen, maar Tom keek naar mijnheer Quidmore. Mijnheer en mevrouw Tollivant lichtten hun gast in omtrent de wijze, waarop zij kippen fokten, en de eieren op de markt verkochten. Dat was een zaak, waarbij het heele gezin was betrokken. Mevrouw maakte het voer klaar; Cecilia gaf het de dieren, Arthur raapte de eieren; Bertie en Tom verpakten ze. „Ik wou," zei Quidmore, „dat ik zoo'n flinken jongen als uw Arthur had om mij te helpen bij den aardbelenpluk. 'n Aar dig duitje aan te verdienen! Drie dollar per week, en vrije kost en inwoning, zoo lang de pluk duurt". Tom zag mevrouw 'Tollivant, achter den rug van Quidmore, haar hoofd schud den tegen haar man, wat wilde zeggen, dat zij er niets voor voelde. Zij had geen bezwaar tegen het werk, maar wel tegen den werkgever. Arthur werkte in de va- cantie al op een melkerij voor een dollar minder dan Quidmore bood, en dan nog zonder den kost. Het was dus bepaald Quidmore, dien zij wantrouwde. En toch was Tom door mijnheer Quid more bekoord. Hij had nog nooit iemand gezien, wiens ledematen net zoo los aan zijn romp zaten als van zoo'n speelgoed poppetje, dat door een touwtje in bewe ging wordt gebracht. Bovendien was hij zoo schraal, dat men zoo goed als niet den indruk kreeg van een lichaam onder zijn flabberende kleeren. Zenuwachtig en on rustig, liep hij met een schuifelenden gang, waarvan "het eenige doel scheen te zijn te zorgen dat zijn schoenen niet van zijn voeten zouden afglijden. Als hij sprak of lachte, werd de eene kant van zijn lange, magere gezicht naar boven getrokken, alsof hij vroeger daar een verwonding of verlamming had gehad. De rechter helft van zijn lippen konden glimlachen, terwijl de linker helft in een grijnslach trilde. Daardoor werd zijn spraak langzamer en lijziger dan Tom gewend was te hooren. Maar zijn stem was van nature zacht, met iets dat onwillekeurig aan room deed denken. Het was speciaal zijn stem, die Tom zoo aantrekkelijk vond. Als antwoord op het voorstel betreffen de Arthur, zei mijnheer Tollivant, als Iemand die alleen een goed bedoeld, zake lijk aanbod besprak: „We zouden niets liever willen, Broeder Quidmore. maar Arthur heeft de heele vacantie al werk." En met een handgebaar in de richting van Tom, vroeg hij„Maar wat denkt u van dezen jongen?" Toen Tom dit prachtige voorstel hoorde, begon zijn hart angstig te kloppen. Hij vond zich zelf niet zoo'n flinke jongen als Arthur Tollivant was. De kans van drie dollar per week te verdienen, gezwegen nog van vrijen kost en inwoning, leek te veel op het zich openen van de deuren van Alladdin's paleis, dan dat het iets anders zou kunnen zijn dan een zinsbegoocheling. Het behoorde tot zijn dagelljksche verne dering om nooit zelfs maar één cent zijn eigendom te kunnen noemen. Vadertje Staat betaalde zijn kost, inwoning en op voeding, maar verschafte hem geen zak geld. Drie dollar klinkende munt per week in zijn zak krijgen! Dat zou hem niet alleen uit zijn machtelooze afhankelijk heid halen, maar bovendien een man van hem maken. Terwijl mijnheer Quidmore om hem heen liep en hem bekeek, alsof hij een hond of een varken of een klein dier was, dat te koop werd aangeboden, bleef hij flink rechtop en waardig staan, Als hij dan te koop was, dan zou hij ten minste zijn best doen den prijs op te brengen, die hij waard was. Mijnheer Quidmore knikte tegen mijn heer Tollivant. „Pupil van den Staat, nietwaar?." Mijnheer Tollivant antwoordde bevesti gend. „De jongen, wiens moe Vriendelijk viel mevrouw Tollivant hem hier in de rede. „Dat behoeft u geen on rust te baren. Hij is nu vijf jaren bij ons, en ik meen te mogen zeggen, dat elk spoor van zijn verleden verdwenen is. We kunnen eerlijk verklaren, dat hij een goed karakter heeft." Tom was dankbaar. Weer bekeek Quid more hem en op hem toeschuifelend, legde hij een arm over zijn schouder en trok hem naar zich toe. ..En hoe denk je er zelf over, baasje? Heb Je er lust in?" Geheel gewonnen door deze uiting van vriendelijkheid, keek hij glimlachend op naar het vertrokken gezicht. „Ja, mijnheer." „Dan is de zaak beklonken. Pak je rom meltje maar bij elkaar, dan gaan we." En tegen mijnheer Tollivant: „Ik onderstel, dat u hem wel met mij mee mag laten gaan, en dat u morgen de vergunning daartoe van den Voogdijraad zult kunnen krijgen." Mijnheer Tollivant antwoordde, dat hij, na vijf Jaren voor hem te hebben gezorgd, dit wel durfde wagen. Daarna vertrok hij met mijnheer Quidmore in diens rammel kast van een auto naar Bere, waar me vrouw Quidmore hen aan de deur tege moet kwam Haar man riep haar toe: .Ziezoo! Ik heb een nieuwen helper bij den aardbelenpluk gevonden." .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5