Vertrek Japanschen gezant - Verongelukte Italiaansche vliegers
VEILIGE HAVENS
74,le Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
FEUILLETON.
-DE ITALIAANSCHE VLIEGERS Lombardi en Nazzotti, die een tocht van Rome naar
Buenos Aires maakten, zijn bij Fort Aloagar (Brazilië) neergestort. Het vliegtuig werd
vernield. De bemanning v.l.n.r. de radio-telegrafist Giulini, de piloten Lombardi en
Nazzotti en de mecanicien Gattaglia, die ongedeerd bleven.
TER HERDENKING VAN ANNA PAVLOVA, Nina Kirsanova, die le
danseres in het ballet van Anna Pavlova was, zal morgenavond in den Haag
op den Anna Pavlova-herdenkingsavond eenige dansen uitvoeren.
i''E 36-JA KI GE ZOON VAN DEN AMERL-
KAANSCHEN BANKIER BREMER dio
door bandieten ontvoerd en over wiens lob
men in onzekerheid verkeert.
door BASIL KING.
(Uit het Engelsch).
„Weer gmg het tuinhek open, en hij zag
tiiïi van omstreeks zijn eigen ieef-
krnirï1 e®n veel kleiner jongetje, dat op
„J-Ff1!. liep. Al zdjn bewegingen waren
en Potsierlijk. Zijn hoofd was
n iusschen zijn schouders,
rrWhU geen hals had. Aan zijn voeten
droeg hij metalen beugels. Zijn
trev-iül 5,a<l die eigenaardige ouwelijke
Zonrif?' v het Bevolg waren van lijden,
hliw m feitelijk te ondersteunen,
opzii F^kje hena op moederlijke wijze
aaMi™ Z'J was, om zoo te zien, een
haar met glanzend, strooblond
sproókiaïL os op haar ruB hing. «et een
was rf,I0apnnses uit een prentenboek. Tom
in haaÏÏ verliefd op haar. Hij wist zeker
ZtwfL vriendinnetje te zullen vinden,
sternal hinnen was. riep zij met een
der s,ï: heel muzikaal vond: „Moe-
Hij' w™, een stoute jongen geweest,
frouw Smaiïïl00' Vogeltje" niet voor juf-
Ti hem ^Ubones gingen. Ik zei hem, dat
U ook g°u straffen, en dat zult
°ok wel do®, is het Moeder!"
Toen het antwoord hierop uitbleef, gin
gen de beide kinderen naar de huiskamer
deur en wierpen een blik naar binnen. Zij
keken strak naar den vreemdeling, en de
vreemdeling keek strak naar hen, met die
eigenaardige onbeschaamde oprechtheid
van jonge dieren. Toen zij uitgekeken wa
ren, gingen de zoon en dochter des huizes
naar de keuken, om te vragen hoe het met
het eten stond.
Voor Tom was dat middagmaal weer een
nieuwe ondervinding. Voor de eerste maal
in zijn leven nam hij deel aan hetgeen
men een gezinsmaaltijd noemt. Wel had
den soms vrouwen, die in hetzelfde huis
als hij en zijn moeder woonden, en die het
goed met hem meenden, getracht hem bij
haar aan tafel te nooden. maar zijn moe
der had zich daartegen altijd verzet. Nu
zat hij aan tafel met kinderen van zijn
leeftijd, werd evenals zij bediend, en tot
zekere hoogte op voet van gelijkheid met
hen behandeld. De eer vond hij zoo groot,
dat hij nauwelijks kon slikken. Een tweede
portie eten was iets, dat boven zijn be
grip ging.
In den namiddag had hij weer niets te
doen, „Vanaf aanstaanden Maandag ga je
naar school," had mevrouw Tollivant hem
gezegd. Maar tot dan had hij niets uit te
voeren. Het was een heele rek. Hij was aan
zichzelf overgelaten. Daar hem was toege
staan op het erf te komen, stond hij daar
met aandacht naar de kippen te kijken.
Plotseling hoorde hij een lichten stap ach
ter zich, en voordat hij nog den tijd had
om om te kijken, hoorde hij een meisjes
stem, die scherp en aanmatigend klonki
„Je schijnt naar onze kippen te kijken."
De sprookjesprinses kwam niet naar
hem toe; op een paar meter afstand bleef
zij staan. De uitdrukking van haar gezicht
was zoo hooghartig, dat het hem kweste.
Die blik van haar kwetste hem meer dan
van wien ook, wegens zijn bewondering
voor haar. Smeekend keek hij haar aan,
niet om de vergunning om naar de kippen
te kijken, maar om een klein beetje toe
geeflijkheid. Maar tevergeefs. De uitdruk
king van het scherpe gezicht was net zoo
koud als de ijskegels, die aan het dak hin
gen. Bedroefd draaide hij zich om, ten
einde door de achterdeur weer naar bin
nen te gaan.
Halverwege hoorde hij de heldere stem
roepen: „Wie is er een oplichter?"
Toen hij dezen verraderlijken steek in
den rug voelde, draaide hij zich plotseling
om, met woede in zijn donker blauwe
oogen. Maar de sprookjesprinses was ge
wend aan woede in donke rblauwe oogen
en wist precies hoe daartegen op te tre
den. Door het puntje van haar tong uit te
steken, stapelde zij een onbeschaamdheid
op een beleediglng. Hij draaide zich weer
om en ging, in heel zijn wezen gewond, het
huis binnen.
Dicht bij de achterdeur was een aan de
zonzijde liggende kamer, waarin Bertie, in
elkaar gezakt, in een rolstoel zat. Bertle
noodigde hem uit binnen te komen.
„Ik heb een boek."
„Ik heb ook een boek," antwoordde hij
op dezelfde manier als Bertie.
„Laat me jouw boek eens zien, dan mag
je het mjjne ook zien,"
Het was een eerlijk voorstel, zoodat hij
dadelijk zijn „Geschiedenis van het
Menschdom" ging halen. Binnen een paar
minuten zat hij op den vloer naast Ber
tie's rolstoel, druk pratend over de boeken.
Hij hield van Bertie, had een voorgevoel
dat Bertie ook van hem zou gaan houden.
Na het minachtend optreden van de
sprookjesprinses en de trotschheid van
den oudsten zoon, deed dit hem goed. Bo
vendien kon hij Bertie's vriendelijkheid
beantwoorden door allerlei dingen voor
hem te doen, waarvoor niemand anders
tijd had. Hij duwde zijn rolstoel, deed ver
schillende boodschapjes voor hem. haalde
dit en haalde dat, en deed het met
plezier.
„Ik heb kinderverlamming."
„En ik een gomelastieken bal."
„Ik heb een trein."
„En ik een leuk poppetje, dat kan
dansen."
Toen Cilly in huis kwam, trof zij hen
als de beste maatjes aan. Zonder de ka
mer. waar zij zaten, binnen te gaan, zei
ze ijskoud door de deur: „Bertie, ik geloof
nooit dat moeder dat goed vindt. Ik zal
het haar gaan vragen."
Mevrouw Tollivant liep, terwijl ze een
pan schoonmaakte, gauw uit de keuken,
om naar de jongens te gaan zien. Toen ze
zag. dat er niets verkeerds gebeurde, ging
ze weer weg. Maar, alsof zij de zaak nog
niet heelemaal vertrouwde, kwam ze tel
kens eens kijken. Bertie amuseerde zich
best met dien uit de goot opgeraapte jon
gen, Dat de jongen uit de goot was opge
raapt, kon haar niet schelen, maar wel
dat Bertie van zijn gezelschap genoot.
Verstandig genoeg om te zorgen, dat Ber
tie zich geen verkeerde voorstelling van
de zaak zou maken, nam zij echter in den
loop van den dag haar pleegkind, toen zij
haar kans schoon zag, even apart.
„Ik zag je met Bertie spelen. Daar heb
ik niets tegenalleen moet ik je even aan
je belofte herinneren, weet je nog wel? Je
zoudt hem geen slechte dingen leeren, heb
je beloofd."
„Neen, mevrouw", antwoordde de Jon
gen onderdanig, als iemand, die over een
uitgebreide keuze beschikte van slechte
dingen, die hij anderen kon leeren.
HOOFDSTUK IX.
Hij had al verlangend uitgezien naar
den komenden Maandag, waarop hij naar
school zou gaan. Een verblijf van vier
dagen bU de Tollivants had zijn verlangen
daarnaar doen groeien. Behalve Cilly. die
hem van tijd tot tijd, en dan altijd heime
lijk, hoonde, was men niet onvriendelijk
jegens hem. Maar wel behandelde_ men
hem als een uitgestootene, dien zij ge
noodzaakt waren te ondersteunen, omdat
niemand anders dit wilde doen. Voedsel
en drank waren dezelfde als van de an
deren zijn kamer was voldoende. Dus over
zijn materieele leven had hij niet te klagen
Maar alleen door dat wantrouwen in hem,
smaakte zijn dagelijksch brood hem niet;
het maakte zijn bed hard om op te liggen.
Zij namen hem niet in het gezin op. Hij
bleef er buiten als een vreemde, een in-i
drlager, .(Wordt vervolgd).
DE DIRECTIE VAN DB WlERIN GERM EER heeft een groote hoeveelheid Spaansche
kali aangekocht. De boeren strooien den kunstmest over het land uit.
EEN. DIE OP GROOTEN VOET
LEEFT. De 16-jarige Amerikaan'
Robert Wadion, die niet minder
dan 2 meter -10 lang is.
HET VERTREK VAN DEN JAPANSCHEN GEZANT - Z. Ex. Saito uit
den Haag naar Washington, waar hij als gezant benoemd' is. Links de ver
trekkende gezant met vrouw en kinderen. Rechts de vice-president van den
Raad van State, jhr. Beelaerts van Blokland. Naast hem de Engelsche gezant
TE VEGHEL stortte een muur van een graanpak-
huis in. Van de twee arbeiders die op de zolderetage
werkten werd een door het wegvloeiend graan meege
voerd en er onder bedolven. De ander wist zich'
ternauwernood te redden.