ANEKDOTEN. OPLOSSINGEN. 'T ZONNETJE VAN 'T HUIS. I In Knollenhoek was Moeke Haas Aan 't zorgen van belang. Het werd op eens zoo vrees'lijk koud. Dus moest zij aan den gang! Fluweeltje, Lepel, kleine Grijs, Die kregen kleertjes aan Van dikke wol, zoodat zij ook Naar 't ijsfeest konden gaan. I Je ziet ze op het plaatje hier 1 Met schaatsen in de hand. I De ijsbaan was niet ver van huis. Wat stond er aan den kant? Een luidspreker! Muziek klonk blij En VToolijk op de baan. 'k Geloof, dat heusch heel Knollenhoek Aan 't schaatsen was gegaan. Fluweeltje zwierde keurig-net Met Trilneusje, zijn nicht. Een ieder keek naar 't aardig span, 't Was toch zoo'n leuk gezicht! Een heel stel hazejongens reed Om 't.hardst. 'tGing vliegensvlug En Pieter Snelpoot won den prijs: Hij was het eerst terug. Maar toen het - te vroeg- donker werd, Moest ieder van de baan. Druk babb'lend is heel Knollenhoek Toen weer naar huis gegaan. Ze hopen, dat het ijs lang blijft. Wie houdt niet van die sport? Ik denk, 'tgaat ook in Knollenhoek: Het ijs duurt steeds te kort! [(Nadruk verboden)) Ingezonden door Marietje Laterveer. Kleine Jan: „Pa, wat is Oom eigenlijk (Van zijn beroep?" Pa: „Rechtsgeleerde, Jantje". Jantje: „Hè Pa, rechtsgeleerde, zijn er !öan ook linksgeleerden?" lusezonden door Marietje Laterveer. .Mama: „Slaap je Liesje?" Llesje (die geen zin heeft haar bittere hkje in te nemen)Ja Moesje ik slaap E..»* u aan dai ae dokter gezegd ,maak haar vooral niet wakker om haar drankje in tg nemen". OPLOSSINGEN DER RAADSELS DIT HET VORIGE NUMMER: 1. Een schoorsteen op het dak. 2. Aster, akoniet, anjelier, eglantier, gera nium, iris. meidoorn, theeroos, violier, zonnebloem. 3. Autobus. ■L Stoet, toets. 5. Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht. 6. Nooit, want brieven zijn nooit rond, worden dus ook nooit rond gebracht. 7. Haast recht Haastrecht. 8. Koffer, doffer. I. 't Was een heerlijke zomerdag. De zon scheen stralend over de bloemen en plan ten in den tuin van de familie Martens. Voor de open ramen van de huiskamer stond mevrouw Martens, en keek naar al die zomerpracht. Naast haar, met het hoofd tegen haai* aangeleund, stond Nelly, haar vierjarig dochtertje. 'tWas een lief en vriendelijk ding, die kleine Nelly. Of 'tnu daardoor kwam of omdat ze de jongste was, dat weet ik niet, maar wel weet ik, dat de grootere kinderen, Annie, Rie en Karei, allen evenveel van haar hielden. En vader en moeder natuurlijk niet minder. „Ze is 't zonnetje van ons huis," zei moeder dikwijls, als ze in die lieve, stra lende oogen van Nelleke keek. Maar nu stonden die oogen niet stra lend! Integendeel, ze stonden dof en lus teloos, en moe leunde het kind met haar hoofdje tegen moeder aan. Moeder had al bezorgd naar haar meisje gekeken en geprobeerd haar wat od te vroolijken. ..Kom Nelleke." had ze gezegd, „wat scheelt er aan? Zou ie eens een poosje in den tuin gaan spelen?" „Nee moes," had Nelly geantwoord, „ik wil liever bij u blijven. 'kHeb geen zin in spelen." Ja, dat merkte moeder ook wel. „Kom dan maar," zei ze tegen Nelly, „ga dan maar aan je eigen tafeltje zitten in je kleine stoeltje, dan zal ik je wat prentenboeken geven. Als dan straks Rie en Annie uit school komen, wil je met hen misschien wel wat stielen. Nelly liet gewichtig alles met zich doen, en weldra zat ze in haar stoeltje, met de prentenboeken voor zich. Moeder haastte zich nu even de kamer uit, om met Mina in de keuken het werk van dien dag te bespreken. „We kunnen vandaag de huiskamer geen goede beurt geven. Mien," zei moe der. „Nelly is niet erg lekker, dus zal ik een beetje bij haar moeten blijven en kan je dus niet helpen."' „Zal ik dan maar een naar slaapkamers doen, mevrouw?" vroeg M'na. „Die had ik toch anders morgen gedaan." „Ja Mien, dat is goed." antwoordde me vrouw Martens. ..Misschien kunnen we dan morgen de huiskamer doen." Nadat mevrouw ook nog alles voor het eten met het meisje geregeld had ging ze weer naar de huiskamer terug. Toen moeder binnenkwam, zat Nelly nog luste loos in haar stoel. De prentenboeken had ze zelfs niet aangeraakt. „Wat scheelt er toch aan. vrouwtie?" vroeg moeder terwijl ze bij Nelly neer knielde en haar handje greep. Hoe schrok moeder. Die kleine hand was gloeiend heet. Bezorgd keek ze naar Nelly. 't Kind had bepaald koorts. „Zal moeder je maar naar bed brengen Nelleke?" vroeg ze toen. Lusteloos knikte het kind van ja. Moeder nam haar in de armen en droeg haar de trap od. Boven gekomen kleedde ze het meisje vlug uit en stonte haar toen in bed. Omdat moeder er niet gerust op was, nam ze ook nog de temoeratuur op. Ze was niet verwonderd toen de ther mometer 39 wees. Zie je wel. 't kind had flink koorts, juist zooals ze gedacht had. Nelly woelde onrustig door haai* ledi kant je. Moeder legde haar nog eens goed en ging toen bij het bedie z'tten Misschien dat Nelly dan wat rustiger werd. Tegen twaalf uur viel het meisje in een onrustigen slaap. Zachtjes, om haar niet te storen, verliet moeder nu de slaapkamer en ging naar beneden Tn de huiskamer begon ze voor de koffietafel te zorgen Niet lang daarna kwamen vader en de andere kinderen thuis. Annie en Rie wilden terstond naar boven gaan. toen moeder vertelde, dat Ncllv ziek was. Maar moeder hield hen legen. „Nee meisjes, nu niet. Nelleke is net even in slaap gevallen. Laten we nu maai eerst gaan eten, dan mag je straks mis schien wel even naar haar toe." Juist toen de maaltijd geëindigd was, schrokken allen opeens op. Er klonk een luid geschrei van boven! Haastig snelde moeder de trap op, od den voet gevolgd door vader. Toen ze de slaankamer bin nenkwamen, stond Nelly recht overeind in haar bed. „M'n hoofd," riep ze, „o, o, wat doet m'n hoofdje toch pijn." Moeder liep op het bedje toe. en wilde met zachte, sussende woordjes Nelly weer neerleggen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 13