De Koningin en de Prinses in Unterwasser - Waar d. Lubbe onthoofd is
HAAR AVONTURIER
74,te Jaargang
LEIDSCH DAGBLAD
Tweede Blad
Waar 0. d. Lubbe onthoofd is.
De Koningin en de Prinses in Zwitserland.
FEUILLETON.
GANDHI op een bijeenkomst te Madras,
na zijn vrijlating uit de gevangenis. Gandhi
luisterend naar de toespraak van. Srimathi Het gebouw van het Landesgericht te Leipzig, waarin do terecht-
Durga Bai. stelling van Marinus van der Lubbe plaats vond.
Foto genomen op den eersten dag van het verblijf der hooge gasten in Unterwasser (Toggen-
burg). Prinses Juliana heeft direct de ski's ondergebonden. Kaast haar de Koningin.
BIJ DE INSTALLATIE VAN HET PELIKAAN-OOMITé te Amsterdam. De Pelikaan-beman
ning luisterend naar de rede van generaal Snijders. V.r.n.l. Smirnoff, Soer, Grosveld en
van Beukering. Geheel links generaal Seyffardt.
DE TAALLEERARES TOKUD-A en
Japansche spionne, die bij den strijd
in Mandsjoerije als Chineesche boeren
vrouw verkleed, belangrijke berichten
aan het Japansche leger overbracht.
TOEN DE EERSTE KRANTEN MET HET BERICHT VAN DE ONTHOOF-
DING VAN VAN DER LUBBEin Berlijn verkocht werden. Op straat lezen
groepjes menschen het bericht van de terechtstelling.
Een episode uit den Dertigjarigen Oorlog.
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
48)
„Majesteit!" verklaarde Saxon, „ik zal
de werftrommels laten slaan en het zullen
weldra evenveel regimenten zijn. Mag ik
verder zelf mijn officieren benoemen even
als bij Wallenstein?"
„Toegestaan," luiddde het prompte ant
woord. „Ik zal u een aanwijzing geven op
mijn schatmeester."
„Sire, dat zal voorloopig niet noodig zn."
„Kerel, je neemt geen dienst bij mij, ik
beschouw je als mijn bondgenoot .Volg dan
ook voorloopig maar je eigen weg. Je hebt
mijn volle vertrouwen. Tot ziens."
Een flinke handruk, Saxon begreep
waarom Gustaaf Adolf zoo bemind was.
HOOFDSTUK XXV.
Reeds den volgenden morgen reed Saxon
met zijn ruiters naar Ziesar en Zerbst Hij
was den strijd met het keizerlijke leger
begonnen.
Melchior en een twintigtal ruiters, onder
wie wachtmeester Jörgen, voegden zich bij
hem. Hij werd de adjudant van den over
ste en Wolf werd uit de Oude Herberg ge
haald om zijn plaats als regimentshond te
hernemen.
Nu begon een leven van vechten en
avonturen op de landwegen en in de wou
den. Saxon liet de werftrommels slaan en
velen melden zich aan.
Zijn regiment werd een keurkorps. Allen
waren stoutmoedige ruiters, die voor niets
terugdeinsden. Overal vielen zij de keizer
lijke troepen aan en zij troffen een goeden
tijd. Bijna alle boerderijen in het sticht
waren verbrand en verwoest. Van alle zij
den moesten Tilly en Von Pappenheim
proviand laten aanvoeren. Onder de ver
overde veste werden nog steeds kostbaar
heden, goud en zilver opgegraven, waar
mee het voedsel betaald werd. Saxon's rui
ters maakten veel buit. Zij lichtten de
convooien op en veroverden paarden, vee
en graan. Onder Wallenstein had de
overste veel geleerd. Hij was een geslepen
graanhandelaar. Inkoopprijzen had hij
met te betalen, dat liet hij de opkoopers
van zijn vijanden doen.
En Saxon zelf? Hij vocht om te dooden,
v? °°oden de pijn in zijn hart, te vergeten
het beeld van Marion, dat hem steeds voor
oogen zweefde, de lieflijke gestalte, die
hem dag en nacht vervolgde, den teederen,
zachten blik, die hem deed ineenkrimpen
van verlangen.
Zijn daden werden steeds koener, zijn
buit en rijkdommen grooter. Hij was altijd
een der dappersten geweest, maar nu
grensde zijn onverschrokkenheid aan het
ongelooflijke. Zijn roem ging wijd uit ovet
Duitsche landen en de wonderbaar
lijkste daden werden van hem en de zijnen
verhaald. Hij werd vereerd als een held en
een redder.
Van alle zijden kwamen vrijwilligers bij
hoopen aanstroomen op het geroffel van
zijn werftrommels. Oudgedienden en jonge
kerels. Want al hadden de weifelende
keurvorsten nog geen besluit genomen,
aan welke zijde zij zich zouden scharen,
tal van moedige, ondernemende mannen,
diep getroffen door het lot der oude pro-
testantsche veste en bevreesd voor de uit-
roerlng van hun geloof, grepen naar de
wapens. En het waren wanhopige tijden.
De boeren hadden niets te zaaien, de
handwerklieden niets te vervaardigen, de
kooplieden niets te verhandelen. In geen
drie eeuwen was het zoo slecht geweest en
elke verandering kon slechts verbetering
brengen. Ellendiger zou de toestand nooit
kunnen worden in deze streken.
Velen, die door eigen schuld of die van
anderen naar den zelfkant van het leven
waren afgegleden, boeren en burgers, wer
den soldaat, zochten brood en vergetel
heid.
Maar Saxon nam alleen de allerbesten
en weldra was het een groote eer onder
hem te mogen dienen.
Als Saxon 's avonds in zijn kwartier te
ruggekeerd was en met zijn officieren de
gebeurtenissen der laatste dagen besprak
of de mogelijkheden voor een nieuwe on
derneming overlegde, kwam voor een kor
ten tijd zijn oude vroolijkheld terug. Dan
ging de jongste vaandrig ijverig rond om
de roemers te vullen, dan glansden de
oogen, dan doorleefden zij opnieuw de dik
wijls al te stoutmoedige avonturen.
„Het geluk is bijna altijd onze krijgs-
kameraad," beweerde Von Holm. „Veroor-
olof mij, overste, drie malen af te klop
pen," en hij sloeg drie keer met den knop
van zijn zwaard op de tafel om de booze
geesten de gelegenheid te ontnemen mis
bruik te maken van zijn onvoorzichtige
verklaring. „Schijnbaar toevallige omstan
digheden wijzen ons dikwijls den juisten
weg. Toen we gisteren dat groote transport
hebben buit gemaakt en naar het kamp
terugreden, meer gelijkende op veehouders
dan op Saxon's ruiters, passeerde ik de
plaats, waar 's morgens in het bosch een
boer stond te graven. Hij had ons de in
lichtingen verschaft, die ons de Pappen
heimers deed ontmoeten. Ik sprong van
het paard. Geen enkele reden was er te
bespeuren, waarom die vriend daar 's mor
gens stond te graven."
„Zoo gaat het altijd," antwoordde een
der andere Zweedsche officieren. „Als ik
een boer, een koopman of een zwerver
tegenkom, denk ik reeds: „Zeker een
vriend, die mij de een of andere waarde
volle aanwijzing kan geven" en bijna altijd
komt het uit."
„Wij hebben beslist talrijke vrienden."
stemde Melchior toe. „Gisteren ontmoetten
we een zwerver, die vroolijk fluitend langs
den weg liep. Ik reed op hem af en vroeg:
„Vriend, heb je ook misschien iets gezien
van de Pappenheimers?"
„Kapitein," luidde het antwoord, „ge
lukkig niet, ik ben een vreedzame reiziger.
Maar in de herberg heb ik gehoord, dat er
uit Halle een groot graantransport onder
weg moet zijn. Als u bij Dessau den rivier
ovesteekt, zou u achter Quellendorf kans
hebben ze te ontmoeten. Het escorte is
echter zeer sterk."
„Hoe groot?" vroeg ik.
„Hoe zou ik dat weten," klonk zijn be
scheid. „Zeker over de honderd ruiters."
,Dank u zeer, mijn onwetende vriend,"
antwoordde ik.
Hij lachte en zei: .Kapitein Melchior.
Ga met God, maar rijd vlug. U hebt nog
eenige uren voor den boeg. Het is een ge
vaarlijk waagstuk, maar met uw tachtig
ruiters van Saxon zult u het kunnen klaar
spelen. Als u echter iemand mocht ont
moeten, die u doet denken aan mageren
Hein, rijdt dan als de weerlicht naar Des
sau terug. U weet heeren, dat die overval
schitterend is gelukt."
„Zeker," antwoordde Saxon. „Von Pap
penheim zorgde altijd voor een uitstekend
spionnagestelsel, maar onze vrienden
schijnen van alles op de hoogteSa
xon wilde niemand in zijn vertrouwen
nemen, doch hijzelf had sinds het begin
van zijn strooptochten begrepen, dat zijn
oude vriend, de vreemdeling, hem en zijn
onderbevelhebbers volledig op de hoogte
hield van alle bewegingen der keizerlijke
troepen."
„En nu, heeren, den laatsten roemer."
Het was laat, toen de officieren afscheid
namen.
Toen Saxon zijn tent binnentrad was
alle opgewektheid geweken. Een groote
eenzaamheid viel op hem neer. Hij zette
zich ln een grooten leunstoel, schonk zich
een hoogen beker wijn in en zijn gedach
ten keerden terug naar Marion.
Wat beteekende oorlogsgeluk, wat over
winningen? Zijn leven zou verder eenzaam
zijn en het alleen zijn, bittere smart.
Als hij aan het koele afscheid terug dacht,
voelde hij dat er in zijn hart geen reden
kon zijn voor de minste hoop. Zij zou nu
zeker reeds de vrouw zijn van een ander.
En toch, ze had hem gezoend en liefste ge
noemd. Weer schonk hij den beker vol,
maar ook de wijn braoht geen vergetelheid.
Hij greep de luit van de wand; de liedjes,
die hij voor haar had gezongen, kwamen
hem weer voor den geest en hij hoorde
weer haar spottende woorden voor het
onweer.
Niemand op de geheele wereld zou hem
kunnen helpen, zelfs niet zijn vriend de
vreemdeling.
Het leven had voor hem geen waarde
meer. Roekeloos zocht hij den dood, maar
geen zwaardslag trof, geen kogel raakte
hem.
Onbewust vonden zijn vingers de snaren
en zachtjes begon hij dc luit te tokkelen.
De eenvoudige melodie klonk zeer droevig.
Zijn oogen sloten zich dan. De luit gleed
van zijn knieën. De slaap breidde zijn,
vleugels over hem uit.
(Slot volgt), i