Waarom Anneke niet naar 't gecostumeerde ijsfeest ging RECHT DOOR ZEE! door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 2) Toen de drie Vermeertjes thuis kwamen Paul wat later dan de zussen werd er natuurlijk druk gebabbeld over het ge costumeerde ijsfeest van Zaterdagavond. „Maar kinderen!" riep Moeder verschrikt uit. „Waar halen we zoo gauw de costuums vandaan?!" O. daaraan hadden ze heelemaal nog niet gedacht! 't Was maar precies twee dagen en t behoorde natuurlijk tot de onmogelijk heden dat Moeder in zóó korten tijd drie costuums in elkaar kon zetten. „Wat nu?" was de vraag, welke Moeder ln de oogen der jeugd las en zij ook zich- zelve voorlegde. Zij wilde haar kinderen graag een pleziertje doen maar tooveren kon zij nu eenmaal niet. En dan de kosten! „Vreeselijk flauw om 't zoo kort van te voren te zeggen!" mopperde Loek en haar gezicht stond niet bepaald vriendelijk. „Waarom geven ze dat gecostumeerde ijs- leest niet een week later?" .Domme meid!" lachte Paul. „Als ze 't pas de volgende week doen dooit het na tuurlijk weer!" Vader, die juist thuis kwam en onmid dellijk de opgewonden verhalen te hooren kreeg, merkte laconiek op: „Paul heeft gelijk; ze zeggen wel eens: Als er een ijsfeest uitgeschreven wordt, gaat 't. dooien!" „Vader!" riep Loek nu op zoo'n verwij tenden toon uit. dat Paul en zelfs Anneke er om moesjen lachen. „Je doet, alsof Vader het helpen kan!" zei de laatste, „Maarwie kan er nu zóó gauw drie ijs-costuums in elkaar tooveren?" gin** Loek voort, die plotseling alles van den donkeren kant beschouwde. Haar baro meter stond heusch niet meer op helder- vriezend weer maar kondigde dool en regen aan want het huilen stond haar nader dan het lachen. „Als je begint te huilen, valt alles vast ln 't water!" plaagde Paul. Hij en Loek zaten elkaar maar al te dik wijls in 't haar. Feitelijk hadden ze heel veel voor elkaar over maar er was toch maar een heel geringe aanleiding of geen aanleiding voor noodig om die .twee (laten we 't maar zacht uitdrukken) van meening te doen verschillen. „Nare jongen!" zei Loek dan ook en haar stem beefde verraderlijk. ..Laten we liever eens over de costuums nadenken", stelde Moeder voor om de aan dacht weer tot het ijsfeest te bepalen en vervuld van de gedachte, of er nog geen mogelijkheid was haar troepje dit genoe gen te verschaffen. Ï't Kan immers niet, Moeder!" zei An neke nu. ,,'t Zou wel leuk zijn er naar te gaan kijken ..Bah. nee!" riepen Paul en Loek plotse ling als uit één mond uit, duidelijk too- nend. dat zij het wei een enkelen keer M samen eens konden zijn. Meedoen of niet gaan!" besliste Paul. ,,'t Zal wel thuis blijven worden", mokte Loek weer. „Voor mijn part mag 't dooien ook!" Moeder, die vond. dat er nu al lang ge noeg gemopperd was, zei: „En nu eerst Je lessen leeren en Je huls- werk maken Jullie hebt nog een iüdf uur, vóór we gaan eten". Boeken en schriften werden nu te voor schijn gehaald en wie het ijverige drietal weldra gebogen zag over lastige sommen, die maar niet wilden uitkomen, moeilijke Fransche werkwoorden en akelige aard rijkskundige namen, welke allemaal op elkaar geleken, zou zeker niet gedacht hebben, dat de gemoederen even te voren nog zoo hevig bewogen waren geweest. Aan tafel kwamen de tongetjes echter weer los. En na tafel ging de jeugd opnieuw aan den arbeid. Terwijl Vader uitging om les te geven scheen Moeder in gedachten ver diept te zlin, nu en dan met een geheim zinnig gezicht op een blok papier, dat vóór haar lag. een aanteekening makend met een enkele lijn iets teekenend en tenslotte een rijtje cijfers optellend. De uitkomst der rekensom scheen haar te bevredigen; er kwam ten minste een glimlach op haar gezicht. En opnieuw ging zij aan 't werk, om haar plan nader nit te werken. Onder den arbeid door kon de jeugd niet nalaten eens naar Moeders gezicht te kijken. „Gaat 't toch, Mpes?" kon Loek niet na laten te vragen met een glunder gezicht bij het heerlijke vooruitzicht: toch naar het gecostumeerde ijsfeest te gaan. „Eerst werken! Dat doe ik ook!" was al les. wat Moeder zei, terwijl zij zich op nieuw over haar papier boog. Aangewakkerd door het goede èn veelbelovende! voorbeeld, verdiepte ook Loek zich opnieuw in haar werk. Zij zag zlchzelve in gedachten al op het ijsfeest en dit aanlokkende visioen maakte het zwaar ste huiswerk licht. Moes," zei Paul plotseling, terwijl zijn guitige oogen verrieden, dat hij iets ondeu gends ln zijn schild voerde, „Moes mag 'k 's effe bij u afkijken?" „Op afkijken staat een strenge straf!" zei Moeder. „En nu verzoek ik jullie in je eigen belang mij niet meer te storen". Wat knnden de drie Vermeertjes dus an ders doen dan werken hard werken? Zij gunden zich nauwelijks den tijd hun kopje thee uit te drinken. Toen Vader dien avond van zijn les thuiskwam, zag hij onder de huiskamerlamp vier voldane gezichten Moeder, Anneke en Loek waren juist klaar met hun werk, terwijl Paul aankondigde, dat hij de rest er morsen- ochtend vóór schooltijd wel in zou stam pen. Vader kreeg gauw een warmen kop thee. „Vriest het nog. Paps?" vroeg Anneke. „En óf!" luidde het verblijdende ant woord. „En nu zal ik jullie mijn plan ontvou wen", begon Moeder gewichtig: het gold immers een zeer gewichtige kwestie! Vier paar oogen hingen aan Moeders lip pen, want ook Vader was benieuwd naar hetgeen er komen zou. •a (Wordt vervolgd). (Nadruk verboden). „En Piet?" vraagt Vader aan rijn oudste zoontje, dat na schooltijd met zijn kleine broertje Tom in de hulskamer speelt. „Wat zei meneer, dat je Je schrift vergeten had en daardoor je huiswerk niet maken kon?" Plet krijgt een kleur. Hij had gehoopt, dat Vader er niet over beginnen zou, maarnu moet hij natuurlijk ant woorden. HU probeert dit ln vage termen te doen door te zeggen: „Niet veelikIk Vader, die zich niet met een kluitje in 't riet laat sturen, vraagt nu op strengen toon: „Piet, wat zei meneer?" Ikik heb niet gezegd, dat ik 't schrift vergeten had, Vader. Ik zei alleen maar, dat ik geen tijd meer gehad had." „Dat ellendige gejok!" zegt Vader dan boos. „Waarom kom je toch niet voor de waarheid uit? Denk er goed aan, dat Je vanmiddag aan meneer zegt, wat er aan de hand was. Een flinke jongen gaat recht door zee en jokt niet zooals jij!" Piet heeft nu zelf ook spijt van zijn leugen en hoewel hij het heel moeilijk vindt, dien middag zijn schuld aan meneer te bekennen, doet hij het toch. Gelukkig komt hij er nogal goed af. Den volgenden morgen aan het ontbijt is er een brief van Oom Jan, die weldra uit Indië in Holland zal komen. „Maakt hij de reis heelemaal over zee?" vraagt Moeder. En Vader antwoordt: „Nee; in Genua gaat hij aan land. om dan met den trein de reis te vervolgen Ernstig kijkt Tom Vader aan. Zijn oogen schijnen iets te vragen. Eindelijk steekt hij van wal: „Gaat Oom Jan dan niet recht door zee. Paps?" Vader, die weer in den brief uit IndiS verdiept is en maar hall luistert naai den kleinen baas, antwoordt; „Nee. niet verder dan Genua Dat is nog een eindje hier vandaan." Heel verbaasd is hij. als kleine Tom ver ontwaardigd uitroept: .Stoute Oom Jan!" „Waarom is Oom Jan stout, Tom?" vraagt Moeder, die ook niet begrijpt, waar om haar jongste dit zegt. Vader en Moeder bijten zich echter op de lippen, om niet in lachen uit te bar sten, als Tom antwoordt: „Als Oom Jan niet recht door zee gaat, heeft hij gejokt!" Zij herinneren zich plotseling het voor val van den vorigen dag en trachteD hun jongste aan het verstand te Drengen, dat Oom Jan zoo waarheidlievend is, als 't maar zijn kan. Begrijpen doet Tom het niet heelemaal, maar als Vader en Moeder het zeggen, zal 't wel zoo rijn!" CARLA HOOG, (Nadruk verboden.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 11