IJSFEEST IN DIERENLAND
SCHOLLETJE TRAPPEN.
IN DE KOU
door
p, E. DE LILLE HOGERWAARD.
IJsfeest was 't in Dierenland,
Prachtig glad de baan
En de Dieren reden schaats
Bij het licht der Maan.
Hektor en zijn vriendje Pluut
Zwierden. t Ging zoo best!
Sierlijk als dat tweetal reed!
Evenals de rest!
Poesje Wies van Zwartevel
Maakte mooie krullen.
Onderwijl zat Moeder Moor
Lekker room te smullen
,Ik heb een vrind van je gezien. Bob",
zei Loes, toen ze thuis kwam.
„Wie?"
„Guus".
„Guus? Dacht je, dat die 'n vrind van
me was? Bah, zoo'n akelig jong is dat",
beweerde Bob met overtuiging.
„Nou. ik vind hem wel geschikt", zei Let,
de andere zus, „ik begrijp niet, waarom jij
altijd zoo op Guus afgeeft".
„Nu, dat zal lk je dan eens zeggen: hij
scheldt me altijd uit voor „kale".
Loes begon hard te lachen. Let zei: „Je
hebt toch 'n kalen bol".
,Ja, tot mm spijt wel", bekende Bob,
„Maar dat hoeft die vervelende Guus niet
altijd te zeggen".
Bobs haar groeide wat vreemd met een
kruin vlak bij zijn voorhoofd, zoodat hij
z'n pruik onmogelijk lang kon laten
groeien.
„Zeg Bob, je moet je er niets van aan
trekken", troostte Let, „heusch je kale bol
staat je beter dan een pruikebos".
Bob bromde wat en begon met een vaart
aan zijn boterhammen toen allen gezeten
waren. Het was Woensdagmiddag en hij
had aan zijn vrienden beloofd met hen
scholletje te gaan trappen. De dooi was
veel te gauw naar aller zin weer ingeval
len en nu had 's morgens de jongen, die
naast 'm zat, verteld, dat het ijs in de
vaart los zat, omdat er een ijsbreker door
gegaan was.
Toen de jongens 's middags bij het water
kwamen zagen ze al direct, dat er stroom
In de vaart zat. De sluizen stonden open,
er werd gespuid. De ijsschollen dreven
langzaam voorbij. En nu was het de pret
om de schotsen met hun hak van den kant
weg te trappen, zoodat de stukken ijs over
elkaar schoven. Als één der jongens zoo'n
schol een fllnken duw had gegeven, sneed
liij er over op. Ze hadden pret voor zes en
begrepen niet, welk gevaarlijk spel ze
speelden. Want als er een uitgleed en in
het water viel. zou hij onder de schotsen
schieten en moeilijk te redden zijn.
Guus kwam ook eens kijken. Hij was wat
In een tentje aan den kant
Met een paar vriendinnen
En zij hoopte, dat de dooi
Nog niet zou beginnen!
Bruintje Beer en Broertje Ted
Konden ook mooi zwieren,
Kwamen heel uit Berenland
't IJsfeest medevieren.
Hazen leden om het hardst
En Miebet, het Varken,
Zei: Als het zoo doorvriest, man,
Rijden wij naar MarkenI
ouder en veel grooter dan de andere jon
gens.
Op eens riep hij:
„Zeg, daar mogen jullie wel eens mee
ophouden, zóó kiepert er een in".
„Hie, hie!" lachten de jongens.
„Opa zegt wat", spotte Bob.
Er ging een stoombootje door de vaart.
Nu kwam er pas echt beweging in de ijs-
schotsen. Ze schoven over elkaar en tegen
den berm op. Bob pakte een brok ijs en
sjorde 't naar den kant. De boot verdween,
het oppervlak werd kalmer. Bob wou een
reuze schots, die er aankwam, een zet ge
ven. Maar hij trapte mis. gleed met z'n
andere been uit op den berm. welke door
het ijswater glad gespoeld was, lag even
op het ijsbrok. maar schoof er over heen
en verdween tusschen het omringende ijs.
Hij gilde, de jongens aan den kant riepen
om het hardst: „help. help!"
Maar Guus sprong op de schots en greep
vliegensvlug Bobs hand, welke probeerde
de groote schol vast te grijpen. Een oogen-
blik was Guus ook in groot gevaar, want
de ijsschots zakte door de zwaarte van den
jongen naar beneden. Maar op het gegil
van de jongens kwam iemand met een
plank aanloopen en gooide die over de
schotsen. Guus stapte er op. trok Bob om
hoog en sleepte hem naar den kant. Alles
was in 'n oogenblik gebeurd. Bob proestte,
hoestte en rilde en Guus zei:
,Nu loopen we op een draf naar huis,
dan wordt je warm".
Alle jongens waren het er over eens. dat
Bob verdronken zou zijn, wanneer Guus
niet geholpen had. Bob begreep dat ook en
dacht er over na. toen hij droog en wel
met een warme kruik in bed lag.
Hij werd gelukkig niet ziek van zijn koud
bad. Guus kwam nog eens hooren, hoe het
met den patiënt ging. Hij werd een trouw
vriend van Bob en mocht hem zoo vaak
„kale" noemen, als hij wilde, zonder dat
Bob er kwaad om werd.
Maar scholletje trappen, dat zouden ze
niet meer doen. Guus had gelijk gehad, dat
't een gevaarlijk spel was.
J. H. BRINKGREVE—
ENTROP,
(Nadruk verboden).
Allen hadden dolveel pret,
Vos deed beentje-over,
Hadt je dat ooit meer gezien
Van dien kipjAnroover?
Eind'lijk ging de Maan naar bed
En dat was het teeken,
Dat de rijders één voor één
Op 't horloge keken.
Al zoo laatl Nu gauw naar liuis!
Of elk beenen maakte!
Niets was meer van 't feest te zien,
Toen de jeugd ontwaakte!
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Op een morgen vriest t geweldig,
't Lijkt een betje op de Pool!
Omaatje brengt kleine Elly
Naar de nieuwe kleuterschool.
Daar zijn heel wat jonge kind'ren
In de gang. Wat is 'ter koudl
Och, een dreumes staat te huilen,
't Jongetje is vier Jaar oud.
Omaatje heeft medelijden,
Zegt: Wat is er, kleine vent?
Kom, vertel mij maar eens even.
Waarom jij aan 't huilen bent.
Ben je soms gevallen. baasje7
Heb je pijn? Waar Is het dan:
In je hoofdje, aan je knietje?
Heb je "t koud, m"n kleine man?
En het kleumend, kleine baasje,
Het gezichtje rood van kou,
Antwoord snikkend: ik heb tranenl
Anders is er niets, Mevrouwt
iNadruk verboden) (Historisch)
SPREEKWOORD UIT T VORIGE
NUMMER.
Als het kalf verdronken is, dempt men
den put.
(Nadruk verboden).