HAAR AVONTURIER 74*te Jaargang LEIDSCH DAGBLAD Tweede Blad FEUILLETON. DE LAATSTE MINUTEN VOOR HET VERTREK VAN DEN PANDER POSTJAGER LIT GROTTAGLIE. van Santen. Reohts Italiaansche yliegofficieren..- Geheel links overste NU KERSTMIS EN OUDEJAAR WEER ACHTER DEN RUG ZIJN kaü men zoo hier en daar een achteloos weggeworpen kalen kerstboom vinden op, straat. De gemeente-reiniging te Amsterdam zorgt er ycor, dat zo niet te lang blijven liggen. Een episode uit den Dertigjarigen Oorlog. Oorspronkelijke schets van G. P. BAKKER. 41) Marion lachte, nog altijd blozend. „Ik zal de kemenade voor u gereed laten maken. U zult daar aangenaam wonen." „Doet u niet te veel moeite," weerde Marion af. „Mevrouw, antwoordde de slotvoogd. „Mijn meester zou het mij zeer kwalijk nemen, als een der verwanten van den overste niet met de grootste onderschei ding zou worden behandeld. Zij rijn zeer oude vrienden. En," vervolgde hij, „mijn meester zou er trotsch op zijn u alles, wat hij bezit, ter beschikking te stellen." „Maar nu gaan we slapen, Bernhard," brak Saxon het verhaal af. Eerst tegen het noenmaal waren de gasten weer op de been, behalve de vreem deling. die in zijn bed was gebleven. „U kunt hier rustig eenige dagen blij ven." zeide Melchior, „de overste heeft ge zegd, dat u niet mocht vertrekken vóór u geheel hersteld bent. Elke wensch van den overste wordt hier stipt vervuld. U Is hier volkomen veilig." „Een paar dagen zullen voldoende zijn," antwoordde de vreemdeling. „De wonde is gelukkig van weinig beteekenis. Kijk, ik kan mijn hand zelfs gemakkelijk bewegdn. Ik weet iets van de heelkunde af. Maar, weet je, Melchior, zoo mag ik je toch zeker wel noemen, vriend?" „Zeker, graag," stemde deze toe. „Ik heb de laatste paar dagen geen slaap gehad." „Waarom niet, of is mijn vraag onbe scheiden?" vroeg Melchior. „Neen. Ik was bang, dat de Pappenhei mers de prinses zouden oplichten," ver klaarde de vreemdeling. „Daar heeft de overste goed voor ge zorgd," antwoordde de wachtmeester fier. De vreemdeling knikte, zweeg en dom melde weer in. In den namiddag brachten Marion en Saxon een bezoek aan hun vriend, den vreemdeling. Hij zat in een diepen leu ningstoel voor het venster, dat een prach tig uitricht gaf op de omringende wouden. Saxon drukte hem de linkerhand en zeide: „Wij beiden danken u van harte voor uw tussschenkomst en wij zouden graag den grooten dienst vergelden. Als een rustig leven eenige bekoring voor u heeft, een kalm bestaan kunnen wij u wel verzekeren. „Ja zeker!" voegde Marion er aan toe. „De groote schat. Saxon keek Marion verwonderd aan, maar hij zweeg. „Overste," antwoordde de vreemdeling, „geld heb ik niet noodlg. Als u mij een gunst zoudt willen bewijzen, dan zou het moeten zijn, dat ik later aan uw zijde tegen de Pappenheimers zou mogen vechten." „Als het zoover komt, graag," luidde het antwoord van den overste. „Maar is het onbescheiden te vragen, wie onze vriend eigenlijk is?" „Ik ben een heelmeester. Namen doen weinig terzake. Ik heb u gezegd, dat ik geen heksenmeester of duivelskunste naar ben. Er heerschte een oogenbllk stilte. ,Maar u weet toch blijkbaar meer dan andere menschen." „Misschien lijkt u dat zoo, maar dikwijls zijn de verklaringen van de vreemdste verschijnselen zeer eenvoudig." „Kijk," zei hij en hij haalde uit zijn zak met de linkerhand twee ijzeren ringen, toonde hen in elke hand één. „Hier zijn twee ringen." Hij liet zijn rechterelleboog rusten op de leuning van zijn stoel. „Nu smeed ik ze aan elkander"; hij wierp Saxon de beide ringen toe. Ze waren ineengeklonken Saxon en Marlon beschouwden de rin gen nanwkeurig van alle zijden, maar zij konden ze niet uiteen krijgen. Zij zaten vast aan elkander gesmeed als schakels van een ketting. „Mag ik ze nu even terug?" Met de lin kerhand nam hij de ringen van Ma rion aan. „En nu," vervolgde de vreemdeling, „heb ik in elke hand weer één ring. Zij zijn los, uiteen gevallen zonder vuur, zonder smeedkunst!" „Onmogelijk," zei Marion. „En toch een heel eenvoudig spelletje. De verklaring? Ik zal u die geven. Ziet u, ik heb drie ringen, één los en twee aaneen- geklonken. Heel eenvoudig een klein beetje vlugheid met de vingers, boerenbedrog. Zoo bestaat er heel veel in de wereld dat onbegrijpelijk schijnt en in wezen zeer eenvoudig is en om zulke grappen zijn menschen verbrand. Ik zou u voorbeelden kunnen aanhalen, waarvan u versteld zoudt staan." „Maar," meende Saxon. „Er zijn toch menschen, die in de toekomst kunnen lezen." „Inderdaad," hernam de heelmeester. „Maar met toovernarij heeft dat niets te maken. Door alle eeuwen heen heeft men daar een oplossing voor gezocht, doch de wetenschap heeft er nog geen gevonden, evenmin als men de bereiding van goud weet, waarnaar men ook nog eeuwen zal zoeken. Er zijn menschen, die een gebeur tenis vooruitzien, anderen, die op een on gelooflijk verren afstand kunnen zien wat er gebeurt, weer anderen, die een of ander dramatische daad jaren later voor oogen krijgen voor oogen krijgen, is misschien verkeerd uitgedrukt. Zij zien het voor hun geest. Maar er is veel bedrog bij." „En u is zulk een ziener?" vroeg Marion. „Soms, prinses!" klonk het antwoord van den heelmeester. „Mag ik weten, hernam Saxon, „waarom u mij telkens heeft geholpen?" „Omdat u de prinses uit de handen dier beulen heeft gered. Ik kwam helaas te laat. Mijn eenige dochter ia het droevige slacht offer geworden. Ik heb wraak gezworen. Gisteren zijn er weer tien gevallen. Eerst werkte ik alleen, nu heb ik talrijke, trouwe vrienden gekregen, die aan mij verknocht zijn. Vóór het jaar ten einde is, zullen ér van de beulen van Maagdenburg slechts weinigen meer in leven zijn. De val van deze stad zal geheel andere gevolgen heb ben dan Tilly en Von Pappenhelm ver onderstellen." „Dat is ook mijn meening," antwoordde Saxon verwonderd. „Maar," sprak Marion, „u, die zooveel weet, zoudt u ons ook kunnen inlichten, hoe wij het veiligst het kamp van den ko ning van Zweden kunnen bereiken?" „Vermomd als arme zwervers. Het zal een lange weg zijn, maar een betrekkelijk veilige. Zij, die niets bezitten, boezemen gewoonlijk weinig belangstelling in. Zwer vers langs de wegen zijn er zooveel tegen woordig. Wie gisteren onmetelijk rijk was, is heden misschien arm en soms strekt armoede tot zegen." „Ligt er een verborgen bedoeling in die woorden?" vroeg Saxon. „Verborgen bedoeling? Ik zei: armoede kan iemand tot zegen strekken. Ofschoon de prinses door Von Pappenheim ais on metelijk rijk beschouwd wordt, hetgeen rij inderdaad was, bestaat er een mogelijk heid dat de veldmaarschalk zich vergist. Van het prachtige paleis in Maagdenburg is niets overgebleven. De schat - waar over u zooeven sprak is in vreemde han den gevallen; de boodschapper, die de prinses heeft uitgezonden, is overrompeld. .(Wordt vervolgd), DE FÉIJEAAN-BfiNANMNfi bracht gisteren op het hoofdkantoor der K.L.M. in den Haag rapport uit over de vlucht. Zittend v.l n.r. de heeren Soer. Plesman (directeur K.L.M.) en Smirnoff. Staand v.l.n.r. Grosveld, Beukering en Martin (alg. seeeretaris K.I.M.) DE NIEUWE MOTOR VAX DEN „POSTJAGER" wordt in Grottaglie gemonteerd V.l.n.r. de monteur Besemer, de marconist van Straten en de bekende Italiaansche monteur Papi. NIEUWJAARSRECEPTIE BIJ RIJKSPRESIDENT VON HINDENBURG. -- Rijksprosident von Hindenburg rechts bij het voorlezen van de Nieuw, jaarsboodschap aan de Rijksrsgeering. Geheel links Hitier. SIR JOHN SIMON de Engelsche minister van buitenlandsche zaken, bracht een korte va cantia door op het eiland Capri, alvorens naar Rome 'door te reizen. Sir Simon en zijn echtge, noote kijken naar een dans van de „Bella Carmelina een danseres van het eiland Capri.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1934 | | pagina 5